Dit weekeinde staat Europa stil bij de Russische invasie in Oekraïne, ‘twee jaar geleden’. De datum 24 februari 2022 staat bij velen in het Westen in het geheugen gegrift. Die dag staken tienduizenden Russische troepen illegaal de grens met Oekraïne over, als opmaat naar een van de grootste menselijke slachtingen op het continent sinds de Tweede Wereldoorlog.
Dat media, politiek en burgers stilstaan bij die datum is begrijpelijk, maar tegelijkertijd zegt die geagendeerde aandacht alles over de manier waarop Europa aankijkt tegen de Russische agressie. Of, nauwkeuriger geformuleerd: wegkijkt. Want de Russische invasie in Oekraïne begon tien jaar geleden al, met een grondoorlog in de Donbas en de bezetting van de Krim. Over drie weken ‘herdenkt’ Kyiv dat het Oekraïense schiereiland al een decennium lang illegaal is geannexeerd.
Hoewel de westerse bondgenoten van Oekraïne het belegerde land twee jaar geleden wél militair te hulp schoten, zij het schoorvoetend, begint het de Europese regeringsleiders feitelijk nu pas te dagen hoe diep zij zich in de nesten hebben gewerkt met hun aarzelende, angstige reactie op de Russische agressie. Het is precies waarop Vladimir Poetin had gehoopt toen hij honderdduizenden mannen de oorlog in dreef: een langdurige strijd zou leiden tot weerstand, besluiteloosheid en ten slotte verdeeldheid onder de bondgenoten van Oekraïne, waardoor de steun uiteindelijk zou afnemen.
Poetins strategie van ‘niet verliezen’ dreigt zich in klinkende munt uit te betalen: het Russische leger is letterlijk op alle fronten in de aanval en de Oekraïense strijdkrachten kampen met een schreeuwend tekort aan mankracht, materieel en vooral munitie. Terwijl de kans op nieuwe Russische doorbraken deze winter reëel lijkt, is de hoop op een succesvol Oekraïens tegenoffensief al maanden geleden vervlogen.
Dat de kansen van Moskou op succes in de oorlog in Oekraïne zijn gestegen ligt niet aan de Russische economie die, in omvang zo groot als die van de Benelux, niet in de schaduw kan staan van de gezamenlijke westerse economieën. De oorzaak daarvan ligt bij de westerse bondgenoten van Oekraïne. In Washington dat – lamgelegd door een handvol Republikeinse Trump-aanhangers – geen nieuwe militaire steun meer kan leveren. Maar ook in Europa, waar maandenlang een schrikbarend gebrek aan urgentie heerste over de ernst van de Russische bedreiging. ‘Wij staan achter Oekraïne, zolang als dat nodig is’, klonk het vanaf dag één in Parijs, Berlijn en Londen. Maar terwijl Poetins oorlogseconomie op volle toeren draait en landen als Iran en Noord-Korea Moskou te hulp schieten, praat Europa over nieuwe productielijnen die in 2025 of 2026 volop munitie zullen leveren.
Als gevolg van de westerse onkunde en onwil om een vuist te maken tegen Poetins agressie wordt in het hart van Europa al jaren een volstrekt asymmetrische oorlog gevoerd. In Moskou is alles geoorloofd, Kyiv vecht met één arm op de rug en een blinddoek voor. Dankzij de diepe westerse angst voor Poetins dreigementen tot escalatie – de zogenaamde ‘rode lijnen’ van het Kremlin – heeft Oekraïne nog steeds geen F-16’s of langeafstandsraketten. En áls ze die hadden, dan mochten ze niet worden ingezet tegen doelen in Rusland. Ondertussen bombardeert Poetin de Oekraïense bevolking met elke raket die hij kan vinden, afgevuurd van duizenden kilometers afstand. De Russische dictator neemt elke dag de ruimte die zijn tegenstanders hem laten.
In dat licht bezien is het een klein wonder dat Oekraïne nog altijd overeind blijft in Poetins ‘oorlog van drie dagen’, en dat slechts 20 procent van het grondgebied bezet is. De militaire prestaties die Oekraïne heeft geleverd zijn uitzonderlijk: zonder noemenswaardige marine schakelde Kyiv een groot deel van de Russische Zwarte Zeevloot uit en wist het handelsroutes te heropenen. Ondanks de grote numerieke minderwaardigheid, en nog altijd zonder F-16’s, houdt Oekraïne stand over een frontlijn van ruim duizend kilometer en weet het veertig miljoen burgers te beschermen tegen dagelijkse luchtaanvallen.
Maar aan het begin van het ‘derde’ oorlogsjaar heeft Moskou militair de overhand, ondanks alle blunders op het slagveld. En de Europese landen moeten zich de precaire positie van Oekraïne zwaar aanrekenen. De tijd die het steenrijke Westen nog heeft om het belegerde land uit Russische handen te houden tikt snel weg. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat een verdere Russische opmars niet alleen rampzalige gevolgen heeft voor de Oekraïense soevereiniteit, maar ook voor de veiligheid van de rest van Europa, inclusief het NAVO-grondgebied.
Europa heeft tot nu toe louter humanitaire en militaire hulp hoeven verlenen aan Oekraïne; er is nog geen westerse soldaat aan te pas gekomen. Maar als het Kremlin nu niet wordt afgestopt kan dat veranderen. Hopen dat het allemaal wel zal meevallen, of dat er nog tijd genoeg is, is een vergissing van historische omvang.