Wat vindt NRC | Harvard houdt de rug recht, maar Trumps cultuuroorlog brengt de academische vrijheid in gevaar

De Amerikaanse universiteit Harvard houdt de rug recht – daarbij gesteund door een bedrag van ruim 50 miljard dollar op de bankrekening. Dat is kennelijk het eigen vermogen dat nodig is om de dreigementen van de regering-Trump naast je neer te kunnen leggen.

De privé-universiteit uit Cambridge, Massachusetts, had vanuit Washington een ultimatum ontvangen: ze moest al haar diversiteitsbeleid schrappen, zeggenschap van „activistische” docenten verminderen, inzage geven in de toelating van nieuwe studenten, buitenlandse studenten weigeren die „vijandig staan tegenover Amerikaanse waarden”, gevoelige afdelingen laten doorlichten op antisemitisme en stoppen met het faciliteren van pro-Palestijnse studentengroepen. Anders zou de overheid haar negen miljard dollar aan contracten met Harvard opzeggen.

Afgelopen maandag liet Harvard-voorzitter Alan M. Garber in een verklaring weten niet akkoord te gaan met de eisen van Trump. Die zouden de onafhankelijkheid van zijn universiteit aantasten. „Geen enkele regering – van welke politieke kleur ook – zou moeten dicteren wat particuliere universiteiten mogen onderwijzen”, aldus Garber.

Daarin heeft hij groot gelijk. Het Massachusetts Institute of Technology (MIT) liet soortgelijke strijdbare geluiden horen, maar andere universiteiten – waaronder de niet minder voorname Columbia University uit New York – bogen wel voor de druk vanuit het Witte Huis. Zij konden het geld kennelijk niet missen. Trump reageerde op de beslissing van Harvard door twee miljard dollar te bevriezen en te dreigen met een ongunstig belastingregime.

De aanval van Trump op de universiteiten is onderdeel van een cultuuroorlog tegen de door hem en zijn aanhang verfoeide ‘elite’. Eerder al verving hij de leiding van het Kennedy Center of the Performing Arts – hij maakte zichzelf voorzitter – en droeg hij de musea van het Smithsonian op dat er in hun tentoonstellingen vooral aandacht moest worden besteed aan „Amerikaanse grootheid”. Voor zwarte bladzijden uit de geschiedenis – denk aan de slavernij – zou dan, ten onrechte, geen plaats zijn.

Zelfs het archiefwezen ontkwam niet aan Trumps dadendrang. De Archivist of the United States, het hoofd van het Amerikaanse nationaal archief, is ontslagen en wordt ad interim vervangen door Marco Rubio, de minister van Buitenlandse Zaken. Daarmee heeft Trump grip gekregen op de beslissing welke overheidsdocumenten er wel en niet bewaard worden – en dus op wat er later, door juristen of historici, over zijn regeerperiode onderzocht kan worden.

Dat universiteiten steken hebben laten vallen op het gebied van het faciliteren van de vrijheid van meningsuiting van meer conservatief ingestelde docenten en studenten, wordt inmiddels ook door henzelf erkend. Ook uitingen van antisemitisme werden niet altijd even voortvarend aangepakt. Dit rechtvaardigt echter niet wat de regering-Trump nu doet.

Het verwijt dat er niet hard genoeg zou worden opgetreden tegen antisemitisme, is inmiddels een stok geworden om de universiteiten mee te slaan. De academische vrijheid is door het optreden van Trump in het geding. Politici met autoritaire neigingen moeten weinig hebben van instituties op het gebied van kennis en kunsten, en dat lijkt bij deze president niet anders. Hopelijk krijgt het voorbeeld van Harvard navolging, want in een vrije samenleving moeten wetenschappers en kunstenaars ongehinderd door de staat hun werk kunnen doen.