Wat vindt NRC | EU mag de ogen niet sluiten voor Erdogans aanval op rechtsstaat

Recep Tayyip Erdogan speelt al twee decennia een dominante rol in het landsbestuur van Turkije, eerst als premier, later als president. Jaren waarin zijn harde hand nooit ver weg was, al werd Turkije nooit helemaal autocratisch. De pers, zeker de kritische, had het zonder meer zwaar; oppositiepartijen moesten het ontgelden; mensenrechten werden met voeten getreden. Desondanks bleef er altijd iets over dat leek op politieke competitie. De oppositie kon ook verkiezingen winnen, zoals in de afgelopen jaren lokaal gebeurde. Nu Erdogans belangrijkste rivaal achter de tralies is gezet, helt het land echter gevaarlijk over naar autocratie.

Ekrem Imamoglu, de populaire burgemeester van Istanbul (15,6 miljoen inwoners), zou afgelopen zondag door de grootste oppositiepartij CHP formeel worden aangewezen om het bij de presidentsverkiezingen in 2028 op te nemen tegen de kandidaat van de zittende AKP-regering, misschien wel Erdogan zelf wel. Luttele dagen voor deze interne partijverkiezing werd hij echter gearresteerd, onder meer wegens vermeende corruptie. Zijn universiteitsdiploma werd ongeldig verklaard. Zonder diploma mag er niet meegedaan worden aan de presidentsverkiezingen.

Het heeft er alle schijn van dat de arrestatie politiek gemotiveerd is. Niet voor niets wordt er al dagenlang in grote delen van het land gedemonstreerd. Vooral jonge Turken voelen feilloos aan dat het hier om meer gaat dan alleen het lot van Imagoglu. Zij vrezen dat het razendsnel gedaan kan zijn met het kleine beetje vrijheid dat er was. Wat zeker ook meespeelt: de economie draait slecht. De brute reactie op de protesten is veelzeggend voor de koers die Erdogan nu heeft ingezet. Afgelopen week werden honderden mensen vastgezet, inclusief journalisten en burgers die via sociale media hun onvrede kenbaar hadden gemaakt.


Lees ook

Woede in Turkije houdt aan. ‘Via de stembus is het niet gelukt, dus moet het zo’

Een betoger schuilt voor de waterkanonnen, zaterdag in Istanbul.

Internationaal doet Turkije al een tijdje juist weer volop mee. De nieuwe Syrische regering komt voort uit een rebellenbeweging die jarenlang door Turkije is gesteund. En nu Trump de NAVO de rug lijkt te hebben toegekeerd, kijken Europese landen extra goed naar Turkije. Het land is NAVO-lid, speelt met bedrijven als Baykar een belangrijke rol in de defensieindustrie en heeft een groot leger dat over de nodige operationele ervaring beschikt. Turkije voert weliswaar geen sancties tegen Rusland uit, maar steunde Oekraïne in de afgelopen jaren op allerlei manieren, met de drones van Baykar tot en met het zekerstellen van graantransporten op de Zwarte Zee. De afgelopen weken schoof Turkije ook opvallend vaak aan bij Europees topoverleg.

Europese beleidsmakers zullen zich dan ook de haren uit het hoofd trekken over de afslag die het land nu neemt. De verleiding om er niet te veel over te zeggen zal heel groot zijn. Sterker nog: dat is nu al te zien. In Parijs en vooral in Berlijn klonk er kritiek, maar verder is het vrij stil, ook vanuit het Nederlandse kabinet.

Niets zeggen is niet alleen onwenselijk, maar op termijn ook schadelijk. Eerder sloot Europa al eens de ogen voor Poetins autocratische gedrag, om de gastoevoer maar niet in gevaar te brengen, en het ondervindt daarvan nu keihard de gevolgen. Ten aanzien van Gaza gingen de ogen weer dicht, ditmaal uit historisch schuldgevoel richting Israël. Een strategie die de EU wereldwijd geloofwaardigheid en invloed heeft gekost. En nu Trump de onzekerheid in de wereld voedt, is het juist zaak om pal voor vrijheid, democratie en rechtsstaat te gaan staan, ook als dat niet zo goed uitkomt.