De aanslag dit weekend op presidentskandidaat Donald Trump zal, helaas, de tweedeling in de toch al ernstig verdeelde Verenigde Staten doen toenemen. Al in de eerste uren na de poging tot moord, die plaatsvond terwijl de oud-president duizenden aanhangers toesprak bij een verkiezingsrally in Pennsylvania, was er van eensgezindheid geen sprake.
Er werd met vingers gewezen – vaak op hoge en weinig behulpzame toon, ook overigens in Nederland. Oprechte wensen tot beterschap voor Trump werden gezien als krokodillentranen. Complottheorieën, ook door senatoren geuit, deden al snel de ronde, en werden op sociale media eindeloos versterkt.
Terwijl dit een aanslag is op de democratie. Een die van links tot rechts veroordeeld móét worden. Juist op een verhit moment in een toch al verhitte verkiezingsstrijd doen feiten ertoe – geen ongefundeerde meningen, geen ongefundeerde beschuldigingen, en al helemaal geen retoriek die louter uit electorale opportuniteit wordt geuit. Invloedrijke politici, beleidsmakers en andere publieke figuren moeten hun verantwoordelijkheid nemen en dat betekent niet meer verdeeldheid zaaien dan er nu al is.
Elke generatie, élke politieke kleur en overtuiging is in het bestaan van de Verenigde Staten al eens door een politieke aanslag opgeschrikt. Andrew Jackson (de eerste president die werd neergeschoten in 1835), Richard Nixon, Gerald Ford en Ronald Reagan overleefden. Abraham Lincoln, James Garfield, William McKinley en John F. Kennedy niet.
Ook andere politici werden belaagd, meest recentelijk nog de Democratische afgevaardigde Gabriella Giffords, die in 2011 door het hoofd werd geschoten. Het is in dat opzicht een klein lichtpuntje te noemen dat gezaghebbende politici zich niet neerleggen bij dit terugkerende politieke geweld en de aanslag op Trump ‘on-Amerikaans’ noemen.
De daders handelden soms uit een politiek motief, vaker uit een particulier ressentiment. Het gevolg was meestal het verscherpen van de beveiliging van de president en andere prominente politieke figuren. Dat zal nu ook het geval zijn. Terwijl het in een democratie een groot goed is dat kandidaten zich vrij kunnen bewegen. Dat kiezers hen kunnen aanhoren en aanspreken. Dat het debat in het openbaar gevoerd wordt. Dat de uitslag wordt bepaald door een stem, niet door een wapen.
Dat Donald Trump zelf voorkwam dat in 2022 de machtsoverdracht een vreedzame was door op te roepen tot de bestorming van het Capitool, mag geen reden zijn deze aanslag niet te veroordelen. Dat hij nu, in de luttele momenten nadat hij was neergeschoten, zich geroepen voelde om ‘fight, fight, fight’ te scanderen, moet juist voor elk ander een teken zijn om de kalmte te bewaren.
Om te doen wat de behandelend arts zou hebben gezegd tegen Ronald Reagan, toen die in 1981 werd neergeschoten. Reagan zou hebben gezegd: „Ik hoop dat u Republikein bent.” Waarop zijn arts gezegd zou hebben: „Vandaag zijn we allemaal Republikeinen.”
Dat zal moeilijk worden in een land waar inmiddels aan ieders motief wordt getwijfeld. De nek-aan-nekrace tussen Trump en president Joe Biden, een re-run van de verkiezingen van 2020, heeft bovendien het land onder extra hoogspanning gezet. De uitdaging is om ervoor te zorgen dat de aanslag niet extra olie op het vuur wordt.
Lees ook
Wat we nu weten over de mislukte moordaanslag op Donald Trump