Wat vindt NRC | De winst van radicaal-rechts is ook bij de Britten groot

Nu de eerste euforie en ergste teleurstelling zijn weggezakt, begint voor de Britse politiek een nieuw tijdperk. De uitslag van de verkiezingen is bekend: een overwinning voor Labour, Keir Starmer is de nieuwe premier. En een overtuigend verlies voor de Conservatieven, die na veertien jaar 10 Downing Street hebben verlaten.

De partij trok in absolute aantallen slechts de helft van de stemmen die zij in 2019 won. Maar liefst twaalf ministers verloren hun zetel, oud-premier Liz Truss werd weggestemd in een kiesdistrict dat sinds 1964 Conservatief stemde. In grote delen van Londen en in Wales is geen Tory-Lagerhuislid meer te bekennen.

De partij zal zich, net als na 1997 bij de vorige Labour-overwinning, moeten heruitvinden. Maar de zelfkastijding over de ronduit slechte campagne, over de corona- en gokschandalen die de partij teisterden, en over de talloze leiderschapswisselingen, maakte dit weekend wel erg snel plaats voor de misplaatste opluchting dat de concurrent niet zo overtuigend heeft gewonnen als de peilingen van tevoren uitwezen.

Dat klopt, en Starmer zal zich dat ook moeten aantrekken. Wie naar percentages kijkt, ziet dat Labour niet heel veel meer stemmen kreeg dan in 2017 onder Jeremy Corbyn, en dat de winst van Labour komt door het gebrek aan steun voor de Schotse nationalisten en de implosie van de Tory-stem. Vooral doordat die aan de rechterkant concurrentie kreeg van Nigel Farages Reform, en aan linkerkant van de Liberaal-Democraten. Labour zelf zag aan de linkerkant de Groenen oprukken, en in kiesdistricten met veel islamitische kiezers werd op onafhankelijke kandidaten gestemd die vinden dat de partij zich sterker pro-Gaza moet opstellen.

Wat de uitslag daarom vooral laat zien, is dat het Verenigd Koninkrijk steeds minder een tweepartijenland is. Het aandeel stemmen op Labour én de Conservatieven samen is lager dan ooit, de gemiddelde meerderheid waarmee een kandidaat een zetel won lager dan ooit, de opkomst is ook lager dan ooit.

Zoals altijd gaan er zetels naar de Welshe, Schotse en Noord-Ierse partijen, en naar de LibDems. Nu eveneens naar de Groenen en Reform. Maar het first-past-the-post-systeem verbergt dat radicaal-rechts het net als in de rest van Europa zeer goed doet, met ruim 14 procent van de stemmen. Reform won vijf zetels, maar werd tweede in 103 kiesdistricten. De beweging naar links die de rood gekleurde kaart doet vermoeden, is allesbehalve dat.

Het legt een zware verantwoordelijkheid op de schouders van Starmer om ook tegemoet te komen aan de zorgen van al diegenen die niet op zijn partij stemden. En in tegenstelling tot 1997 is er onder de Britten weinig optimisme over de toekomst. Toen won Tony Blairs Labour op de golven van Cool Britannia: de economie bloeide, de trots op het eigen land groeide, en Britse muzikanten, filmmakers en andere creatievelingen veroverden de wereld.

Nu piept en kraakt het Verenigd Koninkrijk, en stort het op sommige terreinen, zoals in de gezondheidszorg, daadwerkelijk in. Starmer beloofde vrijdag „steen voor steen” de infrastructuur van het land opnieuw op te bouwen. Dat zal tijd kosten, terwijl het ongeduld van de kiezer voelbaar is.

Labours campagneslogan was ‘Change’. Dat zal de partij niet alleen moeten belijden, maar ook daadwerkelijk moeten bewerkstelligen.