Wat vindt NRC | De overheid moet zich blijven bewijzen als betrouwbare partner voor de Groningers, ook na het sluiten van de gaskranen

Beter laat dan nooit, de Groningse gaswinning komt definitief ten einde. Deze week nam de Eerste Kamer het enig juiste besluit, om de gaswinning in Groningen na 61 jaar voorgoed te beëindigen. De gasputten worden dichtgestort met beton, dus zelfs de ‘waakvlamstand’ bestaat binnenkort niet meer. Het was een historisch moment, dat toch niet uitnodigt tot euforie. Daarvoor is er te veel gebeurd en hebben Groningers te lang te maken gehad met de lelijkste kant van politiek en bestuurlijk Nederland. Er is te lang gedraald, te weinig geluisterd naar direct betrokkenen en te veel gehandeld naar het principe dat economisch gewin vóór de menselijke gevolgen gaat. Laat 16 april 2024, de dag van het besluit, daarom maar niet de boeken ingaan als een feestdag, maar als een gedenkdag van chronisch systeemfalen.

Aan het besluit ging rommelige politiek vooraf, zoals zo vaak in dit dossier. VVD-senator Caspar van den Berg baarde een week eerder opzien met een verzoek om het beslissende debat over het einde van de gaswinning uit te stellen. Hij had nog vragen, onder meer over de gevolgen van de maatregel, en kreeg steun van veel rechtse fracties. Van den Berg suggereerde dat de Eerste Kamer pas kon praten over het onderwerp ná de behandeling van een wetsvoorstel dat gaat over, zoals het heet, de leveringszekerheid van gas. Die kan nog een jaar op zich laten wachten. In Groningen kwam dit aan als een dreun. Er bestaat ook zoiets als bestuurlijke leveringszekerheid: de overheid moet betrouwbaar zijn en afspraken met burgers nakomen.

Na een hoop commotie, en tranen van demissionair staatssecretaris Hans Vijlbrief (Mijnbouw, D66), trok Van den Berg zijn verzoek in. Het ging om een misverstand, zei hij. De Eerste Kamer nam hierna het besluit dat de Tweede Kamer eerder al had genomen. Het dossier-Groningen is ook na het storten van beton bepaald niet gesloten. Er moeten nog pijnlijke gevechten gevoerd worden over het herstel van schade en het versterken van huizen. Hoe ingewikkeld dat is, bleek uit een reconstructie van NRC over het conflict tussen ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) over de afwikkeling van de hersteloperatie. Ooit deelden oliebedrijven en de staat in de riante opbrengsten (zeker 326 miljard euro). Groningen was lange tijd een geldmachine, nu moeten ze samen opdraaien voor de keerzijde. Verschillende belangen en een verschil in visie hebben de verhoudingen totaal doen escaleren. Terwijl de preciezen de hersteloperatie primair zien als een technische kwestie (de oliebedrijven), vinden de rekkelijken (de ambtenaren) dat ook de menselijke maat telt. Het gevolg: onbetaalde rekeningen blijven zich opstapelen bij de NAM. Dat is ongewenst, de oliebedrijven moeten hun rekeningen betalen.

De parlementaire enquête naar de gaswinning in Groningen liet vorig jaar glashelder zien dat overheid én oliebedrijven verantwoordelijk zijn voor de misère waarin Groningen zich bevindt. Steeds opnieuw ging het om winst, de ellende van direct betrokkenen werd „stelselmatig miskend”, schreef de enquêtecommissie. Op meerdere momenten werden waarschuwingen genegeerd en werden burgers minder belangrijk gevonden dan de opbrengsten. Het is te prijzen dat het in Den Haag vaker over goed bestuur gaat, over een betrouwbare overheid, over de mens vóór het systeem. Maar met goede voornemens en vrome woorden is de burger er niet. Goed bestuur moet bewezen worden, elke keer opnieuw. De Eerste Kamer heeft zich dat, gelukkig, gerealiseerd.