N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In principe niet toegestaan – dat is de nieuwe richtlijn voor mobiele telefoons in de klas. De vele verleidingen van de smartphone – die ook piept en trilt als hij is weggestopt in een schooltas – zijn te groot voor tieners die over de Industriële Revolutie zitten te lezen of naar de leraar luisteren. Het verstoort de concentratie.
De oproep van minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) om telefoons, smartwatches en iPads niet meer toe te staan in de klas, wordt gelukkig gesteund door schoolbesturen, lerarenbonden, leerling- en oudervertegenwoordigers. Alleen als de leraar vindt dat de telefoon of iPad nodig is voor een specifieke les, mag hij voortaan worden gebruikt.
Eind vorig jaar was een verbod nog taboe. De Kamerleden René Peters (CDA) en Harm Beertema (PVV) pleitten er eind november in een motie voor. Op Franse scholen is de telefoon al vijf jaar wettelijk verboden. Andere Kamerleden vonden het voorstel onzin. Telefoons en internet horen nu eenmaal bij de moderne maatschappij, was de kritiek, en bovendien worden veel lessen ondersteund met digitale apps en oefeningen. De telefoon zou dus onmisbaar zijn. Maar noodkreten over de concurrentie die leraren in de klas dagelijks ondervinden van mobiele telefoons, leidden al snel tot gesprekken tussen OCW en alle onderwijsorganisaties. Er moest iets veranderen.
Sommige scholen, vooral reformatorische, hebben de telefoon al verboden onder de noemer ‘thuis of in de kluis’. Zelfs tijdens de pauzes mogen leerlingen de telefoon niet aanraken. Een verademing, zeggen leraren én leerlingen. Er wordt weer gekletst in de pauzes, gekaart en gevoetbald.
Nu de rest van de middelbare scholen nog. Het beleid verschilt momenteel: in de ene klas is de telefoon verboden en leggen leerlingen hem bij aanvang in één telefoonzak bij de deur. De andere leraar vindt het prima dat de telefoon in de broekzak of schooltas blijft. Die verschillen scheppen verwarring en discussie: waarom mag het van u niet, bij de andere leraar mag het wel? Feit is, dat als je het aan leerlingen overlaat, de meesten hun telefoon bij zich houden.
Intussen verschijnen er steeds meer onderzoeken waaruit blijkt dat de telefoon verslavend werkt bij veel jongeren. Zes jaar geleden bleek al uit een Amerikaanse studie dat 63 procent van de kinderen tussen 8 en 11 jaar meer dan twee uur per dag op hun telefoon zat. Alle gebruik boven de twee uur per dag geldt op die leeftijd als ongezond omdat de hersens van kinderen en tieners nog volop in ontwikkeling zijn. In Nederland constateerden onderzoekers tijdens het Health and Behavior in Schoolaged Children onderzoek in 2021 dat 5,3 procent van de middelbare scholieren „problematisch” gebruik maakt van sociale media – meer meisjes dan jongens. Problematisch gamen komt weer meer bij jongens voor dan bij meisjes – 3 procent van alle scholieren.
Een wettelijk verbod op telefoons in de klas, zou tijdrovend zijn en ook moeten worden gehandhaafd door de school en de Inspectie. Dijkgraaf heeft met de onderwijsorganisaties afgesproken dat ze in oktober dit jaar hun telefoonbeleid bepalen en in juni volgend jaar het beleid evalueren. Heeft dat niet genoeg effect, dan zal een wettelijk verbod mogelijk volgen. Als dat moet, dan moet het. Want de leerresultaten van de gemiddelde scholier dalen al gestaag. Zelfs zonder piepende, zoemende telefoon in de klas.
„Moeders, dochters, wij zijn de toekomst.” Een Afghaans protestlied klinkt dinsdag door de Grote Kerk in Amsterdam, waar de zeventienjarige Afghaanse activist Nila Ibrahimi de Internationale Kindervredesprijs in ontvangst neemt. De stichting KidsRights reikte de prijs eerder uit aan onder meer de Pakistaanse vrouwenrechtenactivist Malala Yousafzai en de Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg.
Ibrahimi was dertien jaar oud toen de toenmalige Afghaanse regering in maart 2021 meisjes en vrouwen verbood in het openbaar te zingen, op het moment dat de Taliban steeds verder oprukten. Nadat vrouwen zich op grote schaal online tegen de wet verzetten, trok de regering de wet weer in. Een filmpje waarin Ibrahimi een lied zingt over meisjes die naar school willen, ging de wereld over.
Die zomer viel Kabul, en Ibrahimi vluchtte met haar familie naar het buitenland. Ondanks progressieve beloftes geldt het bewind van de Taliban als een van de meest onvrije ter wereld voor vrouwen. Vanuit Canada werkt Ibrahimi nu aan verschillende initiatieven om Afghaanse vrouwen een stem te geven.
Ibrahimi vertelt de dag voor de uitreiking het kantoor van de Oude Kerk aan NRC over haar deelname aan de ‘zangbeweging’ en over hoe ze vanuit het buitenland opkomt voor vrouwen in Afghanistan. „Online activisme helpt, het houdt de hoop in leven.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Wat betekende die anti-zangwet voor jou persoonlijk?
„Zingen was een groot deel van mijn leven, mijn identiteit. Ik ging naar een school die veel met muziek deed. Zo kwam ik in een muziekgroep terecht, de Sound of Afghanistan. Toen dat van me afgepakt werd, was ik bang dat dat zou leiden tot nog strengere wetgeving, als het toegelaten zou worden. Dus ik moest wel in opstand komen.”
Ibrahimi stond niet alleen. Er ontstond een online beweging onder de hashtag #IAmMySong, waarbij vrouwelijke influencers, muzikanten, journalisten en scholieren filmpjes plaatsten op sociale media waarin ze uit protest hun lievelingsliederen zongen. Ibrahimi besloot ook een zangvideo online te zetten op Twitter (nu X).
„Mijn broer plaatste de video, ik had toen nog geen sociale media. De nacht dat we het maakten, voelde het wel riskant, gevaarlijk zelfs. Het voelde alsof ik iets heel groots oppakte voor mijn leeftijd. Maar ik was blij verrast om te zien dat het werkte. Het kreeg internationale aandacht. Dat voelde heel goed: als onze overheid niet voor ons opkomt, dan de internationale gemeenschap ten minste wel.
„Het was bovendien een moment waarop ik ontdekte dat ik me kon uitspreken. Dat mijn standpunt geaccepteerd en gerespecteerd kan worden. Dat gold denk ik wel voor veel Afghaanse meisjes.”
De overheid zag af van het verbod, maar de Taliban heeft na de overname alsnog verregaande regels ingevoerd tegen vrouwen in de openbare ruimte.
Wat kunnen activisten in het buitenland doen om vrouwen in Afghanistan te helpen?
„Ik denk dat je met online activisme veel mensen kan bereiken, maar het voelt soms alsof je in de leegte praat. Je kan organisaties helpen die scholing voor vrouwen in Afghanistan via omwegen toch mogelijk willen maken. Of bellen met vrouwen die daar zijn – degenen die toegang hebben tot het internet – om de hoop levend te houden. Zo hebben meisjes thuis niet het gevoel dat ze door de wereld vergeten worden.”
Dat doet Ibrahimi onder meer met het platform HerStory, waar ze ervaringen van Afghaanse vrouwen deelt met de wereld, maar ook met vrouwen in Afghanistan zelf.
Wat willen je met het platform HerStory bereiken?
„We willen mensen van buiten Afghanistan dingen leren over Afghaanse vrouwen. En we willen vrouwen een kans geven om zelf hun verhaal te vertellen. De wereld zet ze vaak alleen maar neer als onderdrukt.
„We hebben contact met vrouwen binnen en buiten Afghanistan. Dat eerste is lastig, want weinig Afghanen buiten de steden hebben toegang tot het internet. Maar we focussen ook op internationale bewustwording. Ik hoop dat daardoor meer hulp komt voor programma’s rond educatie voor vrouwen, en dat het door die hulpwegen ook makkelijker wordt om vrouwen te bereiken.
Lees ook
Kabul is een stad zonder vrouwen geworden
Tijdens de uitreiking zing je het lied uit jouw video nogmaals. Dit keer wordt het internationaal uitgezonden op schermen in grote steden, deels vertaald in het Engels. Wat betekent het lied voor jou?
„Toen we de video maakten, vonden we dit een geschikt protestlied omdat de tekst meisjes aanmoedigt om naar school te gaan. Toen ik het voor het eerst zong, gingen meisjes nog naar school, het paste bij die situatie. Maar deze keer brengt het ook verdriet naar boven. Nu zingen we het alleen maar in de hoop dat het ooit weer gebeurt. Dus het is wel emotioneel voor me, het raakt aan alles waar ik voor sta.”
Nadat de Taliban afgelopen augustus strenge moraliteitswetten invoerden, gebruikten Afghaanse vrouwen zangvideos opnieuw als online protestmiddel. Denk je dat het deze keer ook helpt om wetten te bestrijden?
„Ik denk dat het helpt, omdat het meiden in Afghanistan helpt de hoop in leven te houden. Want zodra meisjes denken dat de hele wereld hen vergeten is, zullen ze zichzelf vergeten en hun dromen opgeven. En dat is precies wat de Taliban willen bereiken, zodat vrouwen doen wat ze hen opdragen. Het gevoel van ‘we staan achter je’ en ‘je bent niet alleen’ overbrengen, is denk ik ook de belangrijkste drijfveer voor mijn activisme.
Toen pro-Palestijnse demonstranten vorig jaar de Klimaatmars in Amsterdam kaapten, waren veel andere activisten ontstemd: wat had de genocide in Gaza nu met het klimaat te maken? Nu krijgen ze antwoord van Tom Middendorp, oud-commandant der strijdkrachten. In de driedelige reisserie Missie Middendorp (NPO 2) bezoekt hij conflictgebieden om de invloed te tonen van gevaarlijke klimaatverandering op politieke instabiliteit.
Zo ontmoet hij Somalische piraten, en Bengalen die tegen het water strijden. De eerste aflevering brengt de klimaatgeneraal naar Irak. Structurele droogte drijft werkloze jonge boeren in de handen van IS, of drijft ze naar grote steden die dat niet aankunnen. Diverse betrokkenen die de generaal spreekt vrezen dat Irak door de droogte op den duur weer in chaos zal wegzinken. Middendorp gaat naar de Mosul-dam. Het waterpeil is gevaarlijk gedaald. Vrijwel heel Irak is van de dam afhankelijk voor water. In 2014 dreigden IS-strijders de dam door te steken – water als machtsmiddel. Ook gaat hij naar de sloppenwijken van Mosul waar grote wanhoop heerst.
De sympathieke generaal is helaas niet de gedroomd verteller. Hij is wat stijfjes, praat vlak. De mensen die hij spreekt blijven ook wat op afstand, niet in de laatste plaats omdat hij met een Iraakse legereenheid reist, denk ik. Maar het blijft een bijzondere, verhelderende serie met een verrassende invalshoek.
Om te laten zien dat dit probleem ook Nederland aangaat, wijst Middendorp op de invloed van droogte op de aanwas van vluchtelingen en terroristen. Hierbij toont hij beelden van terroristische aanslagen in Europa – hoofdzakelijk gepleegd door Europeanen dus niet heel relevant, zou je denken. Verder wil Middendorp de tv-kijkers niet in mineur achterlaten, dus komt er ook een uitvinder aan het woord die een apparaat ontwierp dat condenswater opvangt. Verder toont de generaal een irrigatieproject in Irak van de Nederlandse overheid.
Dunbekwulp
Middendorps optimisme wordt tenietgedaan door het Achtuurjournaal (NPO 1), dat officieel meldde dat de dunbekwulp is uitgestorven. Meer soorten zullen volgen. In een schokkerig filmpje uit 1994 zien we de vogel nog vrolijk fluitend rondscharrelen. De verslaggever vindt „uitgestorven” wel heel definitief, dus hengelt ze naar een sprankje hoop. Pepijn Kamminga, die in Naturalis over de opgezette dieren waakt, geeft haar „misschien 4 procent” kans dat ze toch nog ergens een dunbekwulp spot. „Zeker melden.” Deze reportage was trouwens bedoeld als luchtige uitsmijter van het journaal.
Verder had het journaal een reportage over de klimaattop in Bakoe. Die loopt niet helemaal lekker en dat ligt wederom deels aan de locatie: gastland Azerbeidzjan leeft van olie en gas. In de reportage zien we een man in een bad met ruwe olie liggen. Je kunt er niet alleen je auto op laten rijden, in Bakoe menen ze dat olie ook geneeskrachtig is. „Je krijgt het warm en de poriën openen zich”, zegt de badende man. Volgens de dermatoloog van de kliniek helpen oliebaden tegen huidziekten, hersenaandoeningen en onvruchtbaarheid.
De plaatselijke dictator noemde op de conferentie olie „het geschenk van God”. Het ziet er dus somber uit, dat weet generaal Middendorp ook wel. Maar alle hoop laten varen is ook weer geen optie. Moedig voorwaarts!
Bij het hek van het Catshuis, vrijdagavond, staan drie ambtenaren. Twintigers nog. Ze hebben een tas met blikjes bier bij zich en ook stokbrood, hummus en aioli, om uit te delen aan de verslaggevers die al urenlang in de kou staan te wachten. Want het is wéér crisis in het kabinet-Schoof.
In het café hadden de ambtenaren bedacht dat ze het spektakel live wilden meemaken, ze waren langs de supermarkt gefietst. Maar alleen Ongehoord Nederland wil bier. En iemand anders die is komen kijken: Nicolette Heerema, 71, oud-pianodocent. „Ik hoop”, zegt zij, „dat het kabinet valt.”
Een kabinetscrisis trekt altijd mensen die de politiek fanatiek volgen. Zoals Bart Verlaan, een IT’er van 57 die er rond tien uur is. In het Catshuis gaat het over mogelijk racistische uitspraken in de ministerraad en Bart Verlaan zegt: „Als ze bij NSC een béétje ballen hebben, trekken ze de stekker eruit.” Hij ziet nog voor zich hoe VVD’er Gerrit Zalm in oktober 2002 het Binnenhof op liep en tegen journalisten zei dat hij geen vertrouwen meer had in de LPF. „Gewéldige televisie.”
Een politieke crisis trekt ook complotdenkers en mensen van wie je kunt denken dat ze in de war zijn, en die zijn er vrijdag ook. Eentje filmt met zijn telefoon de groepjes journalisten. Verderop staat een man die ook vaak bij de Tweede Kamer staat, met een fiets vol gekleurde lichtjes en slingers.
Maar hoe zou je Nicolette Heerema moeten omschrijven? Ze woont in de buurt en komt net van een koorrepetitie. Ze voelt zich, zegt ze, „ongelofelijk gekwetst” door de berichtgeving over het geweld in Amsterdam. Dat NRC het ‘antisemitisch geweld’ noemt, had haar woedend gemaakt. „Ik heb mijn abonnement opgezegd.” Ze kijkt alleen nog naar Al Jazeera en ze twijfelt, zegt ze: is er wel echt geweld gebruikt tegen de Maccabi-supporters? „Ik kan er geen beelden van vinden. Alleen van één iemand die wordt geschopt en iets met een paspoort.”
Tegenover de ingang van het Catshuis staat een man van begin vijftig. Hij wil niet zeggen hoe hij heet, hij is ambtenaar en mag niet met journalisten praten. Híj hoopt, dat wil hij wel zeggen, dat het kabinet niet valt. En het „frustreert” hem dat „goed en kwaad door elkaar wordt gehaald”. Uit zijn binnenzak haalt hij de gele speld die symbool staat voor de ontvoerde Israëliërs in Gaza. „Die durf ik niet te dragen, dan word je belaagd.” Wat hij „onrechtvaardig” vindt: hij kan, denkt hij, niet aan zijn collega’s vertellen dat hij op de PVV stemt. „Maar zíj gaan onder werktijd naar een pro-Palestijnse sit-in.”
Tegen middernacht gaat het hek open voor journalisten met een accreditatie van de Rijksvoorlichtingsdienst, Dick Schoof geeft een persconferentie. De drie jonge ambtenaren hebben zelf wél van hun bier gedronken en eentje zwaait met zijn pasje van het zwembad. Gaat het feestje binnen verder? Hij wil óók.