Wat vindt NRC | De les van Draghi: Europa moet weer een eenheid durven zijn

Hoe voorkomt Europa dat het op termijn economisch wordt vermorzeld tussen de zittende supermacht de VS, en uitdager China? Deze week zag een lijvig adviesrapport het licht, geschreven door een absolute zwaargewicht: Mario Draghi, de voormalige president van de Europese Centrale Bank. De aanbevelingen moeten voorkomen dat ons continent in een langzame doodsstrijd terecht komt, met alle noodlottige gevolgen voor het Europese maatschappelijke model van welvaart en welzijn. Als Europa innoveert noch revitaliseert, dan wordt dat model onbetaalbaar.

Daarin heeft Draghi groot gelijk. Het is dan ook niet die analyse, als wel de uitwerking van dat plan waar, onvermijdelijk, discussie over zal ontstaan.

In wezen gaat het rapportDraghi over het scheppen van een beter klimaat om ondernemingen in te laten floreren. Door middel van een mededingingsbeleid, bijvoorbeeld, dat niet uitgaat van het verbieden van te grote marktmacht van bedrijven in individuele lidstaten. De gehele markt van de EU moet in ogenschouw worden genomen. Daardoor kunnen bedrijven ontstaan die groter, en dus mogelijk innovatiever, zijn dan ze nu nog mogen worden.

Daarnaast ligt het accent op financiering. Er is kapitaal genoeg in Europa om innovatieve bedrijven van de grond te krijgen. Maar dat is, net als het mededingingsbeleid, te versnipperd. Het continent zal één waarachtige kapitaalmarkt moeten krijgen, waarvan de omvang en diepte helemaal niet onder hoeft te doen voor die van de Verenigde Staten.

Een ander mededingingsbeleid zal, net als één kapitaalmarkt, behoorlijk wat veranderingen vergen. In feite komen die erop neer dat de EU – of om te beginnen de eurozone – niet alleen één markt is, maar ook meer één land, net als China en de VS. Van het kunnen meenemen van je bankrekening over de grens tot de sterk wisselende rol van banken in de bedrijfsfinanciering, er zijn nog veel praktische en culturele hordes te nemen.

Bovendien: één kapitaalmarkt gedijt bij één gemeenschappelijk financieel referentiepunt. In de VS spelen staatsleningen die rol. Zij zijn de standaard waar de meeste transacties zich aan ijken, het smeermiddel van het financiële systeem. In de EU is die positie nu weggelegd voor Duitse staatsleningen, maar die zijn in omvang te klein om effectief te kunnen functioneren als anker voor een werkelijk geïntegreerde kapitaalmarkt.

Het zal mede om die reden zijn dat Draghi aanbeveelt om gemeenschappelijke leningen uit te brengen om het grootscheepse innovatieplan te financieren, als een voortzetting van het voorzichtige initiatief om een traditie van gemeenschappelijk eurobonds (Europese staatsleningen) te starten. Draghi zelf noemt een totaalbedrag van 800 miljard euro voor zijn plannen, hoewel dat niet alleen door overheden zal moeten worden opgebracht. Bedrijven zullen ongetwijfeld vooral geïnteresseerd zijn in de subsidies die daaruit voortvloeien, en lidstaten over de vraag wáár die bedragen neerslaan. Europa is intussen terecht beducht voor de – nog grotere – bedragen die de regering-Biden voor het eigen innovatieprogramma heeft uitgetrokken.

Een plan is inderdaad nodig, en het zal vergaand moeten zijn. Maar uiteindelijk zal het alleen werken wanneer Europeanen beseffen dat zij een gemeenschappelijk lot delen in een gebied waar grenzen er steeds minder toe doen. In de week waarin de nieuwe Europese Commissie met optimisme aantrad, maar ook Duitsland zich aansloot bij de landen die nieuwe grenscontroles opwerpen, is die boodschap belangrijker dan ooit.