Wat vindt NRC | De echte zorg zou moeten gaan over de jeugdzorg zelf

De jeugdzorg is „stuk”, concludeerde in 2022 de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid. Kwetsbare jongeren moeten te lang wachten op de juiste hulp, waarschuwde de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd meerdere malen. De situatie in de jeugd-ggz is „onhoudbaar”, was de conclusie in 2021.

Zelfs een eerder kabinet erkende in 2019 dat de jeugdhulp faalde, vier jaar nadat de verantwoordelijkheid hiervoor aan gemeenten werd overgedragen. En lokale overheden zagen al véél eerder dat die decentralisatie niet had opgeleverd wat in 2015 was bedoeld: meer maatwerk. Want de ruimte daarvoor werd beperkt door verplichte samenwerking en regelgeving, en het Rijk bezuinigde op jeugdzorg.

Wachtlijsten voor crisiszorg liepen ondertussen op, sommige instellingen leverden liever zorg aan makkelijke gevallen dan aan de echt kwetsbaren, en te veel instanties konden jongeren doorverwijzen waardoor de gemeenten het zicht verloren op wie in aanmerking voor zorg kwam, maar wel de rekening betaalden. De kosten voor jeugdzorg zijn in veel gemeenten dusdanig structureel en grootschalig, dat het al het andere lokale beleid beïnvloedt.

En ondertussen groeit de druk op het kind. Door afgenomen bestaanszekerheid, door toegenomen prestatiedrang, door corona-eenzaamheid, door problemen thuis.

Dus dat het hele stelsel herzien moet worden, wekt geen verbazing. Dat de jeugdzorg tegelijk betaalbaar moet blijven, ook niet. Op dit moment maken 470.000 van de 3,3 miljoen kinderen tot achttien jaar gebruik van jeugdzorg en dat aantal stijgt al jaren. Wat daarom wel verbaasde, is dat het Rijk tegelijk met de hervormingsplannen ook alvast een bezuiniging inboekte, oplopend tot ruim 1 miljard vanaf 2027.

Terecht dus dat de commissie-Van Ark vorige week pleitte voor pas op de plaats. De bezuiniging hangt „als een zwaard van Damocles” boven de jeugdzorg, schrijft de adviescommissie – die werd ingesteld omdat de landelijke en lokale overheden blijven ruziën. Nadat overigens een ‘commissie van wijzen’ al eens als arbiter had gefungeerd tussen deze mede-overheden.

De ruzie gaat niet over het welzijn van het kind, maar over het geldtekort. Terwijl de echte zorg zou moeten gaan over de zorg zélf. De commissie-Van Ark wijst op de dreigende tekorten aan gekwalificeerde zorgverleners, op onvoldoende gespecialiseerde hulp, op zorg waarvan niet duidelijk is of deze effectief is. Wijst ook op het belang van buurthuizen, school en hulp aan gezinnen, op een samenhangend landelijk beleid voor jeugd. Kortom, op die dingen die een samenleving vormen voordat een kind zorg nodig heeft. „Jeugdhulp is aanpalend aan de andere levensdomeinen, en niet andersom”, schrijft de commissie.

En ja, ook dat kost geld. Dat buurthuis runt zich niet zelf, de huisarts met een te drukke agenda zal ergens ruimte moeten vinden om een kind te helpen in plaats van door te verwijzen, de maatschappelijk werker moet ergens vandaan komen. Het advies van de commissie-Van Ark is dus meer dan „huiswerk”, zoals staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugdzorg, VVD) het noemde. En niet alleen gemeenten moeten „de mouwen opstropen”, ook het kabinet.

Het gesteggel over de jeugdzorg duurt immers al veel te lang. Het gaat om het welzijn van de meest kwetsbare burger in dit land, de minderjarige. Laat dit advies het laatste zijn wat nodig is om tot actie over te gaan.