Het is beter om te vragen om vergeving, dan om toestemming. Deze uitspraak, ooit gedaan door de Amerikaanse computerspecialist en admiraal Grace Hopper, is de afgelopen twee decennia uitgegroeid tot een belangrijke leidraad van baanbrekende technologiebedrijven. Eerst netjes vragen of iets mag, vergunningen bedingen of overheden en toezichthouders overtuigen, houdt de vooruitgang op. Beter is het om gewoon te beginnen, te kijken of het allemaal werkt zonder al te veel neveneffecten, en excuses te maken als dat laatste toch het geval mocht zijn. Daarbij is snelheid alles, en ‘disruptie’ het sleutelwoord. Move fast and break things, de slogan die wordt toegeschreven aan Facebook- (nu Meta-) oprichter Mark Zuckerberg onderstreept de werkwijze.
Deze uitgangspunten hebben de samenleving de afgelopen tijd verrast met razendsnelle en vaak gunstige innovaties, maar ook met onschuldige en minder onschuldige complicaties. Van steden die bezaaid werden met deelstepjes en distributiecentra in woonwijken, tot het uit de hand lopen van de tijdelijke verhuur van woningen, tot sociale-mediaplatforms die aanvankelijk geen enkele verantwoordelijkheid namen voor de inhoud die via hun servers over de wereld werd uitgestort – en dat vaak nog steeds niet voldoende doen.
Dit soort neveneffecten is achteraf, met meer of minder moeite, vaak wel te adresseren. Het kost de samenleving vooral tijd om de positieve kanten – dynamiek en innovatie – te behouden en de negatieve gevolgen in te tomen. Maar de vraag is of dit ook opgaat voor wat misschien wel de allergrootste technologische revolutie in decennia belooft te worden. En dat is de opkomst van zogenoemde taalmodellen, of large language models (LLM), in de toepassing van kunstmatige intelligentie (AI).
Een jaar geleden verleende OpenAI, een Amerikaanse onderneming, het grote publiek toegang tot ChatGPT, een programma gebouwd op het taalmodel GPT– tot verrassing van veel van zijn concurrenten als Google die zelf eveneens ver waren gevorderd met AI-modellen. Het gevolg: een explosie in het gebruik van LLM’s, die tot veel meer in staat bleken dan het beredeneren van het volgende woord in elke zin waarmee zij antwoord gaven op vragen. Van het maken van afbeeldingen tot het schrijven van computercode.
Maar de verrassing van OpenAI versnelde ook de race tussen AI-bedrijven om voor te blijven, of tenminste bij te blijven, bij de ontwikkelingen. En zoals dat dan gaat: de voorzichtigheid wordt dan al snel overboord gezet. Zie het recente conflict bij OpenAI, dat neerkomt op een strijd tussen prudentie (het bestuur) en commercie (directeur Sam Altman) dat door de laatste na een strijd van nog geen week glansrijk gewonnen lijkt. Dat het personeel zich massaal achter hem schaarde kan te maken hebben met bevlogenheid. Maar het optieprogramma voor medewerkers, waarvan de opbrengst samenhangt met de waarde van het bedrijf, zal er ook niet vreemd aan zijn.
De buitenwereld blijft vooral met vragen zitten. Hoe snel gaat de ontwikkeling van AI op dit moment echt? Wat zijn naast de voordelen de gevaren en kunnen die – zonder overdrijving – existentieel worden? En vooral: wie houdt er op dit alles nog enig toezicht? Eén antwoord staat bij dat laatste vast. Een bedrijfstak die groot is geworden door liever vergeving achteraf te vragen dan toestemming vooraf is daar niet de meest aangewezene voor.