Wat vindt NRC | Cartoonisten moeten júíst hijgerige miljardairs bespotten

Wat maakt een cartoon controversieel? De vraag kwam deze week weer even op bij het herdenken van de aanslag op de redactie van het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo, tien jaar geleden. Of de tekeningen nu smakelijk of smakeloos waren, de vrijheid van het beeld is evident. Dat was tien jaar geleden al zo, en dat is anno 2025 nog steeds het geval. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles wat geplaatst kan worden ook móét worden gepubliceerd. Zo was er discussie over een spotprent van oud D66-leider Sigrid Kaag op een bezemsteel of in een kookpotje, en over stigmatiserende cartoons van Marokkanen of Mohammed met een bom op zijn hoofd. Waar het om gaat is dat cartoons er zijn om opmerkingen of stereotypen in een ander licht te plaatsen.

Dat was ook wat een cartoon van Ann Telnaes voor The Washington Post deed. Op haar spotprent gaven miljardairs zakken geld aan Donald Trump, terwijl Mickey Mouse zich aan de voeten van de toekomstige Amerikaanse president wierp, om de man die al meermaals de pers tot vijand van het volk heeft uitgeroepen te vriend te houden. Het was een scherpe en pijnlijke tekening met Mickey Mouse die namens het Disney-concern, moederbedrijf van tv-zender ABC, al een schikking had getroffen met Trump om een rechtszaak wegens smaad af te wenden. En met Jeff Bezos (ook eigenaar van The Washington Post), Sam Altman (OpenAI) en Mark Zuckerberg (Meta) die de nieuwe leider niet in de weg willen zitten. Dat de vierde smekeling de censor moest voorstellen die een steunbetuiging aan en een stemadvies voor Kamala Harris uit respectievelijk The Washington Post en The Los Angeles Times wist te weren, maakt het tegenhouden van de cartoon door de opinieredactie van The Post extra pijnlijk.

Cartoons geven de werkelijkheid niet altijd helemaal precies weer, en dat kan ook niet. Soms klinkt er kritiek wanneer de machtelozen in de maatschappij worden beledigd, maar in het geval van Telnaes waren het de allermachtigsten die belachelijk werden gemaakt. Dat maakt de cartoon niet controversieel, de beslissing de cartoon niet te plaatsen is dat des te meer. De reactie van de opinieredactie van The Washington Post (dat er al een stuk en een column over de rol van miljardairs in het Trump-tijdperk gepubliceerd waren), klinkt als een farce die de zelfcensuur in het toekomstige Trump-tijdperk nu al pijnlijk inzichtelijk maakt.

Het is de plicht van de democratie en daarmee van kranten om spotprenten te beschermen. Politieke spotprenten gaan over macht, en de beste cartoonisten zijn de luizen in de pels die de samenleving nodig heeft. Telnaes’ cartoon waarschuwt niet alleen voor miljardairs die in een goed blaadje willen komen bij Trump, maar ook voor de gevolgen. En dit was daags voordat Mark Zuckerberg de prominente Republikeinse politicus Joel Kaplan als bestuurder van Meta aanstelde en aangaf voortaan net als X af te zien van de factchecks door experts. Zo krijgen berichten met nepnieuws ook op Facebook of Instagram nu meer de kans zich ongebreideld te verspreiden.

Vrijheid van beeld – en van meningsuiting – wordt nu gestuurd door een perverse combinatie van politieke en financiële macht, zien we bij The Washington Post waarvan Jeff Bezos sinds 2013 eigenaar is. In zo’n wereld wordt geld en misbruik van algoritmes bepalend voor wat er wel en niet gezegd en getekend mag worden. Er is geen cartoon voor nodig om te weten dat een verhaal waar miljardairs het medialandschap bepalen slecht afloopt.