Wat vindt NRC | Bestuurders hebben de plicht het gevoel van machteloosheid over Gaza een stem te geven

Een paar dagen geleden schreef fotograaf Bashar Taleb op Facebook: „Ik heb niet meer de kracht om voor de media te werken. Mijn lichaam is mager en ik kan niet meer werken.” Taleb is fotograaf in Gaza namens, onder meer, AFP en NRC. Hij wil nog wel, maar kan niet meer. Zijn lichaam is afgemat en verzwakt na een lange uithongeringscampagne door Israël. Bombardementen en beschietingen hebben hem opgejaagd, zijn leven verwoest. Het bestaan wordt hem onmogelijk gemaakt, tot het punt dat hij Gaza verlaat (een illusie voor vrijwel alle Palestijnen), of dat hij sterft. Dit is genocidaal geweld, op het niveau van één mens.

De situatie in Gaza verslechtert met de dag. Het gebied is platgegooid, mensen worden op de vlucht gedreven, maar zijn nergens veilig. De weinige punten waar nog voedsel wordt uitgedeeld, behoren tot de gevaarlijkste plekken. Volgens de Verenigde Naties zijn sinds mei meer dan duizend mensen omgekomen door Israëlisch geweld terwijl ze daar aan het wachten waren op voedsel. De uitdeelpunten zijn een ‘death trap’, zei de VN terecht, een dodenval die ontworpen is om mensen zo kwetsbaar mogelijk te maken. Onschuldige burgers worden, bewust, op hun zwakste moment en plek geraakt. Het is een schande en nieuw moreel dieptepunt van Israël. De honger heeft intussen onverbiddelijk toegeslagen. Persbureau AFP meldde dat hun laatste freelance journalisten in Gaza van de honger dreigen om te komen. AFP hoopt de journalisten Gaza uit te kunnen krijgen. Zo verdwijnen ook belangrijke ooggetuigen van deze verwoestingscampagne.

Zo wordt de hel van Gaza elke dag nóg erger, het Israëlische geweld nóg harder, de politiek van etnische zuivering nóg cynischer. En burgers in de rest van de wereld, ook in Nederland, kijken ernaar, zien het monster van dehumanisering, dood en verwoesting op hun Instagram-tijdlijn, en voelen zich steeds machtelozer. Wat kan een mens aan? Wat kan een mens doen? Het menselijk tekort is zelden zo zichtbaar geweest als tijdens ‘Gaza’. Het gevoel van machteloosheid is overal. In overgrote meerderheid willen Nederlandse burgers dat het geweld stopt, maar zien dat het alleen maar erger wordt. Het is belangrijk, en troostrijk, om massaal op te staan tegen genocidaal geweld, zoals gebeurde tijdens twee rode lijn-demonstraties. Maar wat gebeurt er daarna? De frustratie moet een uitweg vinden, maar landt nergens. De machteloze kijkt altijd naar degenen die wel macht hebben, maar juist die laten het afweten. Het kabinetsbeleid zwabbert, de Europese Unie is verdeeld. Effectieve sancties tegen Israël komen niet van de grond. Juist nu het op het internationale toneel wemelt van de leiders die zeggen problemen met één druk op de knop op te kunnen lossen, blijkt meer dan ooit hun onvermogen.

Politiek en burger staan mijlenver uit elkaar als het om Gaza gaat. En dat is gevaarlijk, schreef Sociaal en Cultureel Planbureau-directeur Karen van Oudenhoven recent. Maatschappelijke frustratie vindt zijn weg omhoog niet, waardoor er niet alleen horizontale polarisatie ontstaat (burgers tegen burgers), maar ook verticale (burgers tegen bestuurders). Onze leiders hebben de taak en de plicht gevoelens over het genocidale geweld in Gaza te verwoorden en om te zetten in beleid. Te snel wordt in Den Haag gezegd dat Nederland internationaal weinig kan doen, dat het ‘opgeheven vingertje’ niet meer van deze tijd zou zijn. Het gaat niet alleen om invloed, maar ook om een stem geven aan de machteloze woede die zich nu blijft opstapelen. Gaza is het morele ijkpunt van nu, het Vietnam van deze tijd. Dat moet weerklinken in het Nederlandse beleid.