Wat vindt NRC | Bestaanszekerheid nodig, maar laat de samenleving er niet door stollen

Verkiezingsprogramma’s

Commentaar

Zelden graviteerde het politieke debat in de aanloop naar verkiezingen zo snel en eenduidig naar één term: bestaanszekerheid. Dat betekent niet dat het politieke discours daarmee eenzijdig zal worden. Bestaanszekerheid is een ruim begrip, en het is in zekere zin verrassend dat het niet al veel eerder doorbrak als overheersend politiek thema.

Ongelijkheid deed dat al wel. In de jaren tien was het het werk van economen als Thomas Piketty en Branko Milanovic dat de discussie daarover aanzwengelde. Probleem daarbij was dat Nederland, op papier, geen ongelijk land is. De inkomensverdeling is, volgens data van het Europese statistische bureau Eurostat, de op drie na minst scheve van alle 28 EU-landen. Ook de vermogensongelijkheid is weliswaar groot, maar internationaal zeker niet uitzonderlijk.

Wat wél veranderd is, is de zekerheid over het inkomen. De hoge inflatie van de afgelopen twee jaar is een verschijnsel dat hele generaties nog nooit hebben meegemaakt. Dat de waarde van het inkomen dusdanig wordt uitgehold is een schok, in een samenleving waar de vaste waarde en koopkracht van het geld zelf als gegeven werden beschouwd. Toeslagen, zoals die voor energiekosten of ander koopkrachtverlies, helpen voor de laagste inkomens wel, maar zijn geen gegeven. Ze kunnen zo weer worden veranderd of beëindigd of, zoals bij de kinderopvang, wegvallen of worden teruggevorderd als er bij wijze van spreken één komma verkeerd wordt ingevuld op een formulier.

Die onzekerheden zijn fundamenteel. Tel daarbij op de arbeidsmarkt met zijn tijdelijke contracten, of de sterk verminderde kans op passende huisvesting, en het leven wordt voor een grote groep mensen onzeker – precair. De term ‘precariaat’, voor de bevolkingsgroep die in structurele onzekerheid leeft, deed in de jaren tien ook al opgeld. Maar juist de afgelopen tijd is hij weer geheel terug.

Ook bij een redelijk gelijke, en gelijkblijvende inkomensverdeling, bestaat er een groep van mensen aan de onderkant van de inkomensverdeling. Wat in de afgelopen decennia vooral lijkt te zijn veranderd is dat er minder goed voor deze mensen wordt gezorgd. Het concept van de participatiemaatschappij ging uit van een mondige burger die er zelf wel uitkomt. Dat werkt in de praktijk vaak niet. Het zou een aardig idee voor een spelshow op televisie zijn om een groep kandidaten, hoog- of laagopgeleid, foutloos een van de vele formulieren in te laten vullen waarmee een grote groep mensen aan de onderkant regelmatig wordt geconfronteerd. De sancties zijn draconisch. Niet voor niets droeg de Toeslagenaffaire zo bij tot vertrouwensverlies in de overheid.

In die zin is de opkomst van bestaanszekerheid een roep om een grotere rol van de staat in de samenleving: één die niet langer is uitgekleed en uitbesteed en teruggedrongen in de rol van regisseur, maar één die zich het lot van de burger actief aantrekt en daar de competentie en capaciteit voor heeft. In een essay op economensite Me Judice trekt economisch-historicus Jan Luiten van Zanden een parallel met de jaren zestig en zeventig. Destijds raakte het bedrijfsleven steeds meer uit de gratie, tot een forse economische crisis zorgde voor een herwaardering in de jaren tachtig. Dat proces ziet hij zich nu, spiegelbeeldig, voor de overheid voltrekken: uit de gratie, steevast teruggedrongen en na de crises van de afgelopen jaren nu aan en herwaardering toe.

Er is zo bezien politieke winst te halen uit de roep van een deel van de bevolking om, nog los van het absolute welvaartsniveau, een onbezorgder leven te mogen leiden dan nu kennelijk het geval is. De razendsnelle opkomst van de partij Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt, geboren uit onvrede over de overheid, is in die zin eigenlijk een roep om méér overheid.

Daar zit meteen ook het risico. Samenleving en economie zijn gebaat bij veiligheid, maar ook bij risico en dynamiek. De welvaart is, mede door die laatste twee, enorm toegenomen: Nederland is een van de allerrijkste landen van de EU. Tegelijkertijd neemt met al die dynamiek de behoefte aan sociale en economische veiligheid toe. Hoe deze twee antagonisten in een nieuwe verhouding tot elkaar te brengen belooft een van de grote opdrachten te worden van het volgende kabinet. Bestaanszekerheid hoeft geen vijand te zijn van een goed ondernemersklimaat. Maar het zou onwenselijk zijn, en niet zonder ironie, wanneer als gevolg van vier liberale kabinetten-Rutte de slinger nu te ver uitslaat naar de staat.