Wat vindt NRC | Bescherming van de planeet kan niet zonder samenwerking

Toen in 2023 een akkoord werd bereikt over het oceaanverdrag, was de euforie groot. Onderhandelaars spraken van „een enorm succes voor het multilateralisme”. Milieuorganisatie Greenpeace noemde het akkoord „een teken dat in een verdeelde wereld de bescherming van natuur en mensen kan zegevieren over geopolitiek”.

Ruim twee jaar later, op de oceaanconferentie vorige week in Nice, was van die vreugde weinig over. De zestig ratificaties van individuele landen die de Franse president Emmanuel Macron wilde binnenhalen om het oceaanverdrag rechtsgeldig te maken, kwamen er niet. De teller bleef steken op vijftig – ook Nederland heeft nog niet geratificeerd – plus de toezegging van zo’n vijftien landen dat hun ratificatie eraan komt, zonder duidelijk tijdpad.

Zo gaat het vaker met internationale afspraken over het milieu. Ze kunnen rekenen op brede verbale steun van regeringsleiders, maar als het op daadkracht aankomt, prevaleren nationale belangen. Zelfs een land als Duitsland, voorvechter van streng Europees klimaatbeleid, valt stil als het in Brussel gaat over de vervuiling door de auto-industrie.

Bescherming van de planeet – of het nu gaat om klimaat, natuur of grootschalige vervuiling – kan niet zonder internationale verdragen, en dus mondiale samenwerking. Alleen zo kan het gat in de ozonlaag worden gedicht, zoals is afgesproken in het Montrealprotocol (1989). Alleen zo blijft Antarctica gevrijwaard van grondstofwinning, zoals is vastgelegd in het Antarctisch Milieuprotocol (1998) dat hoort bij het Antarcticaverdrag. Alleen zo kan gevaarlijke opwarming van de aarde een halt worden toegeroepen, zoals is overeengekomen in het Parijsakkoord (2015). En alleen zo kan in de toekomst de oceaan op bescherming rekenen.

Maar is de wereld nog in staat tot zulke grote verdragen? „De volle zee is niet te koop”, zei Macron in zijn toespraak in Nice. „Zoals ook Groenland niet te koop is.” De oceaan mag nooit veranderen in „het Wilde Westen”, waar landen zelf beslissen welk deel van de rijkdom ze nemen, vond VN-chef António Guterres. Volgens de Braziliaanse president Lula, gastheer van de klimaattop in november, hangt „de dreiging van unilateralisme” als een donkere wolk boven de oceaan.

Zo klonk er op de oceaanconferentie veel nauwelijks verholen kritiek op het ‘America First’-expansionisme van president Donald Trump. Maar Trump is niet de enige die de internationale gemeenschap uitdaagt, het multilateralisme wankelt op vele fronten. De inval in Oekraïne heeft laten zien dat Russische steun voor mondiale samenwerking nooit veel meer was dan een Europese illusie, gekoesterd door goedkoop gas. Voor China reikte globalisering nooit verder dan onbelemmerde handel en grondstofdeals.

De laatste jaren is op milieuconferenties ook de argwaan in het mondiale Zuiden tegenover met name de rijke landen alleen maar meer gegroeid – met als een van de dieptepunten het besluit van India op de klimaattop van eind vorig jaar in Azerbeidzjan om openlijk afstand te nemen van de ‘consensus’, omdat de rijke landen onvoldoende betaalden voor klimaathulp.

Het is iets wat juist Europa zich, als hoeder van het multilateralisme, moet aantrekken. Internationale samenwerking heeft een prijs, ook als het gaat over behoud van de oceaan, biodiversiteit en het klimaat. Het zou van roekeloosheid getuigen om die prijs niet te betalen. Want als de planeet daarvan de dupe wordt, worden we dat uiteindelijk allemaal.