Wat vindt NRC | Alleen PFAS meten is niet genoeg, kennis schept verplichtingen

Het eerste landelijke bloedonderzoek naar PFAS door het RIVM leverde een helder beeld op maar bracht weinig perspectief: álle Nederlanders hebben PFAS in hun bloed, maar daar is weinig aan te doen. Bovendien is niet duidelijk of de gemeten hoeveelheden schadelijk zijn voor de gezondheid. Het is de vraag wat burgers en overheid opschieten met inzichten die verontrustend klinken, maar niet tot aanpassing van gedrag of beleid kunnen leiden.

PFAS zijn taaie stoffen. Ze stoten water, vet en vuil af en zijn daarom nuttig in allerlei coatings, van anti-aanbaklagen in pannen tot waterdichte regenjassen. PFAS zijn ook doorgedrongen in de haarvaten van de maakindustrie. Ze worden toegepast in afdichtingen, slangen, leidingen, kleppen en pompen. Maar hun kracht kent een schaduwkant. In het milieu breken ze nauwelijks af en sommige leden van de PFAS-familie hopen op in het lichaam.

PFAS horen niet in het milieu. De chemische industrie heeft in het verleden nagelaten haar werknemers te beschermen tegen blootstelling aan giftige stoffen. En overheden waren toegeeflijk bij het toestaan van lozingen in water en lucht. Toekomstige generaties zijn zo opgezadeld met stoffen waar ze niet meer van af komen.

De maatschappelijke onrust die de afgelopen jaren rondom PFAS is ontstaan is dan ook begrijpelijk. Van het RIVM, met als taak om overheid en burgers te adviseren over kwesties die de volksgezondheid raken, vraagt dat om heldere risico-analyses en handelingsperspectieven. Alleen meten is niet genoeg. Kennis schept verplichtingen, in interpretatie en communicatie.

Maar ook hier tonen PFAS zich ongrijpbaar. De gezondheidskundige grenswaarden die in Europa voor PFAS zijn afgeleid, zijn niet gebaseerd op giftigheid, zoals gebruikelijk, maar op bevolkingsonderzoeken. Wat een overschrijding van de grenswaarde concreet betekent voor de gezondheid is daardoor niet duidelijk, geeft ook het RIVM toe. Het immuunsysteem zou mogelijk minder goed functioneren. Maar hoe groot is dat probleem, voor individuen en voor de volksgezondheid? En hoe verhoudt het zich tot andere bedreigingen van collectieve gezondheid, zoals de dalende vaccinatiegraad? Daarop is nu geen zicht.

Het RIVM pleit intussen samen met andere Europese gezondheidsinstituten voor een totaalverbod op het gebruik en de productie van PFAS in Europa. Nationaal kun je het gebruik van dit soort stoffen niet reguleren, de Europese Commissie is de juiste plek voor deze discussie. En vanuit het voorzorgsbeginsel zijn er zeker argumenten voor. Maar voor een zorgvuldige belangenafweging is ook daar helderheid nodig over gezondheidseffecten. Anders dreigt de discussie overschaduwd te worden door effecten die wél meetbaar zijn, zoals economische.

Die discussie tekent zich nu al af. Jessika Roswall, Eurocommissaris voor onder meer Milieu, liet tijdens hoorzittingen met het Europees Parlement weten dat ze zich zal inzetten voor een verbod op PFAS in consumentenproducten, zoals cosmetica, voedselverpakkingen en kleding. Voor industriële toepassingen waar geen vervanging mogelijk blijkt, is ze voorstander van voortgezet gebruik. Met de kennisgaten die nu nog in het PFAS-dossier zitten, is dat geen onredelijke opstelling.