Wat te doen met het wintertafereel in tijden van klimaatverandering?

‘O! Strenge Winter vol verdriet / Sal ons u woede langer plagen?” dichtte Titia Brongersma in 1686. Dat de winter beklaagd werd, is niet verrassend voor wie weet dat in die tijd handen, neuzen en geslachtsdelen er afvroren. Ze vormen de keerzijde van de oer-Hollandse wintertaferelen die we kennen van beroemde schilderijen als IJsvermaak’, een schilderij van Hendrick Avercamp, en Winterlandschap met schaatsers en vogelknip’ van Pieter Bruegel de Oude.

De periode van het ijstafereel van Bruegel (zijn winterlandschap is van circa 1564-1565) staat al bekend als een ‘kleine ijstijd’, maar een halve eeuw later bij Avercamp is het in de winters (ca. 1615-1620) zelfs zo koud dat het verhaal gaat dat het ijs in één nacht zeven centimeter dik werd. Met de paardenslee over de Waddenzee was niet uitzonderlijk. In die tijd was de wereld ruim anderhalve graad kouder dan nu. Dat maakte een groot verschil dat vooral in de winters merkbaar was.

Op beide schilderijen is echter vooral te zien dat de winter het liefst in gezamenlijkheid werd beleefd. Er was leven op het ijs, er werd geschaatst, je ziet een soort ijshockey, sleetje rijden, iets wat op curling lijkt bij Bruegel, maar ook gewoon moeder en kind, hand in hand wandelend over het ijs. Bij Avercamp zien we een vrouw op een bootje zitten dat is vastgevroren en nu dienst doet als bankje, elders doet een vrouw de was in een wak. Het hutje in het midden heet een ‘vogelknip’: zelfs het kleinste vogeltje was al een feestmaal.

Onder de ijspret zat ook een zekere moraal: de mens begeeft zich op glad ijs, wankelmoedig zijn we allemaal, maar voorkom hoogmoedigheid.

Bij Bruegel

In het jaar 1564, waarin Bruegel de Oude (ca. 1525-1569) zijn winterlandschap schilderde, werd heel West-Europa overvallen door een extreme koudegolf. Vanaf half december, zo is te lezen in het indrukwekkende overzichtswerk Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen van J. Buisman, ligt de scheepvaart stil, en dat duurde tot half maart 1565. De winter 1564-65 is de koudste winter sinds 1511. Vanaf 25 december rijdt men met paard en wagen over De Schelde.

Afbeelding met meerdere focuspunten die samen een verhaal vormenWinterlandschap met schaatsers en vogelknipPieter Bruegel, ca. 1564-1565

Klik op de punten voor uitleg over de details

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel

Hoe erg die winter was, wordt schitterend beschreven in een gedicht van de Vlaming Daniël Van Oesbroeck. Hij schrijft in 1564: „De cauwe was soo groot vroegh en laete / dat de wijn in de gelaeven vervroos”. En even verderop: „och daer isser vele van cauwe ghestorven / daer om eenighe binnen hun huijsen braeken / om dat sij warm vier [vuur] souden moghen verworven / koetsen, bancken, stoelen, manden en corven / jae ander braecken hún húijsen anstücken.”

De theoloog Johannes Molanus – net als Van Oesbroeck geciteerd door Buisman – merkt op: „De kou was zo doordringend, dat ook het snot in de neusgaten bevroor en dat bij de haard geplaatste spijzen maar nauwelijks voor vorst konden worden gevrijwaard. Ja, her en der vielen bij armen mensenoren, voeten en handen en week geworden geslachtsdelen af. […] Dagelijks stierven niet slechts mensen en vee, maar ook vielen vogels verstijfd van kou neer.”

Bij Avercamp

Het winterlandschap schilderen werd in deze koude tijd een geliefd genre, en Hendrick Avercamp (1585-1634) wordt een van de beroemdste winterlandschapschilders. Wanneer hij zijn schilderij precies maakte is niet bekend, maar het was waarschijnlijk ergens tussen 1615 en 1620. In die jaren waren de winters wat zachter, maar er waren genoeg momenten dat het extreem koud was.

Dat ervoer ook de dichter Bredero, die zich in 1618 laat verrassen door een wak in het ijs, wanneer hij terugkeert van de begrafenis van een vriend. Hij moet een afspraak met zijn vriendin Magdalena Stockmans afzeggen omdat hij kou heeft gevat nadat hij tot „zijn lendenen” in het ijs zat, en bovendien te maken had met een verraderlijk koude noordwestenwind.

Afbeelding met meerdere focuspunten die samen een verhaal vormenIJsvermaak Hendrick Avercamp, ca. 1615-1620

Klik op de punten voor uitleg over de details

Rijksmuseum Amsterdam

Of dit de liefde definitief in de weg heeft gestaan is niet te zeggen, maar Stockmans trouwt met zijn rivaal, een man die Bredero ‘de bruine Brabander’ noemde. De dichter, dan 33 jaar oud, overleeft het lichamelijk en geestelijk lijden uiteindelijk niet en sterft op 23 augustus van dat jaar.

AI over de winter

Ruim vierhonderd jaar later is de kleine ijstijd niet alleen allang voorbij, we werken met zijn allen aan het tegenovergestelde: in januari en februari van dit jaar was het ongeveer twee graden warmer dan gemiddeld. Stel nu dat de kunstgeschiedenis wél had stilgestaan, hoe zouden 21ste-eeuwse Avercampen of Bruegels de situatie nu afbeelden? Dit was de vraag die we met hulp van AI-kenner Joost Smits probeerden te beantwoorden met hulp van de AI-beeldengenerator DALL-E.

Het is nog steeds een gezellige boel, in de eigentijdse dorpjes. Het is druk op straat, maar slee en schaats zijn verdwenen, en het regent: de paraplu overheerst in het straatbeeld. De traditionele molens zijn vervangen door grote windmolens die hoog boven de daken uitsteken. In de lucht zijn vogels te zien, maar het kunnen ook vliegtuigen zijn De zeventiende-eeuwse panden staan nog, maar het verbod op zonnepanelen bij monumenten is verdwenen, wat ze een totaal andere aanblik geeft.

Rijksmuseum Amsterdam

IJsvermaak van Hendrick Avercamp en de AI-bewerking door Joost Smits

Op het andere ‘nieuwe’ wintertafereel wil het nog wel een beetje sneeuwen, maar van ijspret is ook hier geen sprake. Op waterwegen valt niets winters meer te beleven, er rijden auto’s rond, langzaam zo te zien, want ze vermengen zich net zo makkelijk met het wandelend publiek als de bootjes bij Avercamp, al lagen die nog vastgevroren in het ijs. Het vogelhutje van Avercamp is een boomhut geworden waarin kinderen spelen. Het zonlicht staat laag, maar van achter de ramen is overal elektrisch licht te zien, met dank, zonder twijfel, aan de zonnepanelen.

Anders dan bij Bruegel en Avercamp zijn we de wankelmoedigheid voorbij en is de moraal uitgestorven. En die hoogmoedigheid? Die wordt ons nog steeds fataal, maar dan universeel in plaats van individueel.

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel

Winterlandschap met schaatsers en vogelknip van Pieter Bruegel en de AI-bewerking door Joost Smits



Leeslijst