‘Wat je hier over Japan hoort, komt bijna altijd van Nederlanders’

Fumiko Miura (links) en Aki Watano, de auteurs van respectievelijk Polderjapanner en Boerenkool met stokjes.


Foto Frank Ruiter

Interview

Fumiko Miura en Aki Watano schreven allebei een boek over leven als Japanse in Nederland, zonder dat ze dat van elkaar wisten. Toen wilden ze elkaar ontmoeten.

Als de lawaaierige lunchmenigte vertrokken is, en we elkaar wat makkelijker kunnen verstaan, komt het gesprek op zogenaamd onvertaalbare Japanse woorden waarvan op internet lijstjes rondgaan. De betekenissen die erbij staan, kloppen niet altijd, zeggen Fumiko Miura en Aki Watano. Neem ikigai. Volgens verschillende bestsellers is je ikigai je ambitie, je levensdoel, ‘het Japanse geheim voor een lang en gelukkig leven’. „Heel veel mensen geloven dat in Japan de wijsheid te vinden is”, zegt Miura. „Maar die boeken zijn geschreven door twee Spaanse schrijvers van wie er een in Tokio woont. In Japan kent iedereen het woord ikigai, maar het is geen trend. Als je heel oud bent, zeg je bijvoorbeeld: mijn ikigai is mijn kinderen. Of elke dag lekker in bad zitten.”

Maar we zitten hier niet in Amsterdam-Zuid aan het witte tafellinnen om ons vrolijk te maken over interculturele internetfouten. Of althans: niet alleen maar. We zijn hier in de eerste plaats omdat Fumiko Miura (50) en Aki Watano (51) allebei net een boek hebben gepubliceerd over leven als een Japanse in Nederland, zonder dat ze dat van elkaar wisten. Informatieve, openhartige en vaak grappige boeken zijn het.

In januari verscheen Polderjapanner. Daarin vertelt Miura hoe ze op haar 29ste naar Nederland kwam, waar ze trouwde met de Nederlandse man die ze in Japan in een wasserette had ontmoet. Ze moest wennen aan de Nederlandse cultuur, die ze in thematische hoofdstukken met de Japanse vergelijkt. We blijken van elkaars gestolde verleden te houden: Miura schrijft dat veel Nederlanders dol zijn op 19de-eeuwse Japanse prenten en zij op de molens van Kinderdijk. Miura woont in Rotterdam, waar ze Japanse les geeft. „Ik woon vlak bij het oude NRC-kantoor”, zegt ze. „Een heel rustige woonwijk. Ik noem het altijd Nagoya; Nagoya is een beetje saai.”

In maart kwam Boerenkool met stokjes van Watano uit, een licht gefictionaliseerd autobiografisch boek. Watano beschrijft haar jeugd in Amsterdam-Noord, in de stad waar haar in Japan opgegroeide ouders elkaar hadden ontmoet. Ze moest zich leren verzoenen met haar Japanse uiterlijk – in een even hilarische als tragische scène beschrijft ze een mislukt permanentje dat haar in een poedel veranderde – en later met haar naar Nederlandse maatstaven koele moeder. Zelf aardt ze meer naar haar extraverte vader, de grafisch ontwerper die Dick Bruna’s Nijntje in Japan heeft helpen introduceren. Op haar negentiende ging ze op haar vaders aanraden een paar maanden naar Japan. „Toen begon ik pas te beseffen: dit is het land van mijn ouders.” Terug in Nederland ging ze Japans studeren.

Een paar weken geleden zochten Miura en Watano contact met elkaar via Instagram en spraken ze af om elkaar te ontmoeten. Bij die lunch mag ik nu aanschuiven. Ze zitten er al als ik binnenkom: Miura met bril, Watano met blonde en felgele strepen in haar lange haar. Spraken ze net Japans met elkaar? „Japans-Nederlands”, zegt Miura. Watano, tegen haar: „Jij bent zo lief open. Je zegt dat je me goed verstaat, dan durf ik wel Japans te praten.”

‘Elk voordeel heb zijn nadeel’

Japans is niet Watano’s eerste taal: „Soaps gaan wel, maar bij het Japanse journaal moet de ondertiteling aan, dat versta ik niet goed. Dat is zó keigo.” Het heeft een hoog beleefdheidsniveau.

En Nederlands is niet Miura’s eerste taal: „Over Nederlands lezen doe ik vijf à tien keer zo lang als over Japans. En misschien staat er dan nog iets tussen de regels wat ik niet zie.”

Toch heeft ze een boek in het Nederlands geschreven, met grappige en poëtische vergelijkingen erin. „Mijn kennis van kluswerk is zo dun als een plakje rauwe ham”, schrijft ze bijvoorbeeld (ze was verbaasd dat veel Nederlanders hun huis zelf opknappen). Nadat ze in 2020 was geïnterviewd in een Japan-special van vrouwentijdschrift Linda kreeg ze een mail van een uitgever op zoek naar nieuwe stemmen. „Ik dacht: wat je hier over Japan hoort, komt bijna altijd van Nederlanders.” Vaak hebben die het over rare, exotische dingen, vindt ze. „Maar hoe wij in Japan leven is normaal. Die kant miste ik en dat komt doordat wij Japanners niet praten.” Dit was haar kans.

Anderen niet lastigvallen is een belangrijk principe in Japan, legt ze uit: meiwaku wo kakeruna. Toen Miura net in Nederland was, lukte het haar pas om vis te kopen bij een druk marktkraampje nadat haar man haar de magische zin had geleerd: „Ik ben aan de beurt.”

„Dat vond ik heel mooi in je boek”, zegt Watano. „Meiwaku wo kakeruna… Dat herkende ik zó van mijn moeder.”

„Maar ik ben wel een type mens van elk voordeel heb zijn nadeel”, zegt Miura. „Aan de ene kant werkt het heel goed in Japan: er zijn zoveel mensen en we proberen anderen niet te storen. Maar aan de andere kant: mensen vragen vaak geen hulp en als iemand problemen heeft, worden die steeds erger.” Op een kantoor waar ze in Japan werkte, had een collega zich letterlijk doodgewerkt.

Ook Watano was benaderd door een uitgever die een nieuw geluid zocht. „Het verhaal van opgroeien tussen twee culturen kennen mensen wel. Maar het verhaal van een Japans meisje in Nederland nog niet.” En ook zij werd via Linda ontdekt. Na banen bij onder meer muziektijdschrift Popfoto en vrouwenblad Grazia was ze als freelancer columns gaan schrijven voor Linda-online, over haar kinderen en het schoolpleinleven. Een uitgever mailde. Toegejuicht door grafisch ontwerper Will van Sambeek, de eind vorig jaar overleden collega en vriend van haar vader die haar vroeger boeken van Roald Dahl en Annie M.G. Schmidt had toegestopt, begon Watano aan haar boek.

Een van de eerste hoofdstukken gaat over de Japanse zaterdagschool waar ze als kind naartoe ging. Watano werd er getreiterd, vooral door de strenge Japanse docente, die haar een „kromme spijker” noemde die recht geslagen moest worden. Die passages raakten Miura, die nu zelf lesgeeft op een Japanse zaterdagschool. „Door de week naar een Nederlandse school en op zaterdag naar de Japanse school is best zwaar. En als je dan een gemene docent krijgt… heel zielig.”

De kinderen aan wie Miura lesgeeft op de Japanse zaterdagschool waren ook een reden voor haar om het boek te schrijven. „Ik wilde laten zien dat je dit ook kunt doen als je niet Nederlands bent. Ik zie best veel positieve kinderen, maar ik zie ook Japanse kinderen die strijden tussen twee culturen. Ze hebben moeite met Nederlands leren en hun ogen zijn helemaal naar Japan gericht, terwijl ze zich hier moeten vestigen. Zelf weet ik niet hoe het is om tussen twee culturen op te groeien, maar de kinderen die ik lesgeef zijn in dezelfde situatie als Aki.”

„Maar ik denk wel dat het nu veel vrijer is”, zegt Watano. „Als jij daar ook lesgeeft.”

Foto Frank Ruiter

Een soort verzoening

Ook in Japan is het onderwijs tegenwoordig minder streng, zegt Miura. „Japan kijkt heel erg op naar het Nederlandse onderwijs. Er zijn Japanse families die speciaal voor het onderwijs naar Nederland komen.”

„O, vanwege Unicef”, weet Watano. Volgens een Unicef-rapport uit 2020 wonen in Nederland de gelukkigste kinderen ter wereld.

Miura heeft een dochter van vijftien; Watano heeft een zoon en twee dochters, van achttien, zestien en vijftien. „Die nemen nu trots onigiri en gyoza mee naar school”, zegt Watano. Gevulde rijstballen en gestoomde, half-krokante dumplings. „En iedereen eet mee. Ik deed dat vroeger echt niet. Ik wilde niet eens een plastic tasje van de Chinees, want dan dachten mensen misschien dat ik Chinees was.” Als kind werd ze soms bij het Chinese restaurant afgezet door ouders van klasgenootjes die dachten dat ze daar woonde. Ze vond dat suf. Zij had haar ogen absoluut niet op Japan gericht. Ze baalde dat haar moeder niet zoals de andere moeders bij de medaille-uitreiking van de avondvierdaagse stond. Later bleek dat haar moeder, nu 81, wel trots al die medailles bewaard had.

„Mijn boek is een soort verzoening met mijn moeder”, zegt ze. „Ik kan haar niet veranderen. Maar ik kan wel accepteren wie zij is. Toen ik haar vertelde dat mijn boek uitkwam, zei ze zoiets als: je zou toch een ander baantje kiezen?”

Zó Japans

„Dat is zó Japans”, zegt Miura. „Ik herken dat ook van mijn moeder.” Die is nu 86. „Het is niet negatief… Het is meer van: ik maak me zorgen over jou. Het is ook iets van die generatie: je moet niet te snel juichen.”

Miura’s moeder woont in Shinshiro, een „saai slaperig dorp” in de Japanse bergen. In een sauna in Schiedam ontdekte Miura tot haar verbazing dat er een Nederlandse lijn van beautyproducten naar Shinshiro genoemd is, met als beeldmerk een foto van een terrassenrijstveld die bijna 300 kilometer verderop gemaakt moet zijn. De fabrikant, schrijft ze, reageerde niet op haar mailtje met vragen daarover. Als ik als journalist bel, vraagt het bedrijf mij de vragen op de mail te zetten, om die mail vervolgens eveneens te negeren.

Japan is nogal in de mode, in de westerse wereld. Watano: „Wij gaan eind december voor het eerst met het gezin naar Japan. De laatste keer dat ik in Japan was, was ik 24. Maar veel mensen om ons heen zijn er weleens geweest. Vroeger ging niemand naar Japan.”

Miura raakt soms geïrriteerd als Japanse woorden verkeerd worden gebruikt, bijvoorbeeld als de kimono een sexy kledingstuk genoemd wordt, of als Kim Kardashian een kimono-ondergoedlijn wil beginnen. Maar vaak vindt ze het ook grappig. „In Japan zie ik veel verkeerd Engels, ook op T-shirts en zo. Maar als ik Superdry hier zie… Dat is hetzelfde.” In het logo van dat Britse kledingmerk staat een Japanse tekst die wel iets als superdroog betekent, maar als werkwoord in de gebiedende wijs.

„Toen ik in Japan was”, zegt Watano, „zeiden veel Japanners trots: ik weet een Nederlands woord, kasutera! Dat is een Portugese sponscake, maar veel Japanners denken dat het Nederlands is.” Miura, lachend: „Ja, pan de Castilla. De eerste westerse mensen die naar Japan kwamen, waren Portugezen en Spanjaarden. Maar Nederlanders zaten heel lang als enige westerlingen in Japan. Veel mensen denken dat iets wat westers en oud is uit Nederland komt.”

Het gesprek komt weer op ikigai. In Japan, vertelt Miura, zijn boeken over hygge, Deense gezelligheid, en over niksen, de Nederlandse kunst van het niks doen, heel populair. „Van die mooie kleine woordjes uit Europa.” En die Spaanse schrijvers van Ikigai? „Die zijn naar India gegaan”, weet ze. „Hun nieuwe boek heet Namaste.”