Wat is ‘normaal’? Na een schoolruzie gaat Zeno in gesprek met zijn twee vaders

Zeno is alleen thuis en barst van de energie. Binnen de kortste keren heeft hij de woonkamer omgebouwd tot schip, waarmee hij in zijn fantasie naar Amerika wil varen. Het tafereel wordt onderbroken door zijn twee vaders, die van school gehoord hebben dat Zeno tijdens de les naar huis is gegaan. Langzaam komt in hun gesprek de aap uit de mouw: Zeno voelt zich op school niet thuis omdat hij vanwege zijn onbesuisdheid en ongecontroleerdheid de hele tijd met iedereen ‘ruzie’ krijgt.

Net als in het ontroerende Stom staat in de nieuwe theatertekst van Casper Vandeputte het gesprek tussen volwassenen en kinderen centraal. Als geen ander weet de auteur de emotionele onderstromen van kinderen in zijn dialogen te vangen. De kwetsbaarheid van zijn personages is doorlopend voelbaar, maar ze zijn eigengereid genoeg om zich niet zomaar door de volwassenen om hen heen van goedbedoeld advies te laten voorzien.

Dat levert ook in Alleen maar lieve jongens een boeiende uitwisseling tussen kind en ouder op. Zeno verwijt zijn vaders dat zij ervoor verantwoordelijk zijn dat hij ‘raar’ is geworden: andere kinderen hebben immers ‘gewoon’ een vader én een moeder. Zo richt het gesprek zich al gauw op de vraag: wat is ‘normaal’ eigenlijk? En vooral: hoe ga je ermee om als andere mensen jou niet normaal vinden?

Scène uit ‘Alleen maar lieve jongens’. Denzel Goudmijn (l) en Coen Bril als de twee vaders.
Foto Bas de Brouwer

Outsiderschap

Dat zou een al te theoretische en moralistische discussie kunnen opleveren, maar dat is buiten Zeno gerekend. In de regie van Loek de Bakker speelt Piet Kooij de jongen als een onvoorspelbare bundel energie die met zijn lijf geen blijf weet – maar ook moeiteloos door de argumenten van zijn vaders heen prikt. Als de ene vader zegt dat hij niet in het onderscheid tussen jongens en meisjes „gelooft” ontmantelt Zeno dat moeiteloos: dat kan hij wel vinden, maar helaas maken de meeste andere mensen dat onderscheid wel, en dan moet je er dus iets mee.

Zo blijft de uitwisseling tussen vaders en kind geen eenrichtingsverkeer: doordat ze met het outsiderschap van Zeno worden geconfronteerd, worden ook de uiteenlopende verdedigingsmechanismes van beide vaders onderwerp van gesprek. Waar de een zich steeds meer aan de heteronormatieve buitenwereld heeft geconformeerd, en zich ‘normaler’ is gaan gedragen, is de ander dichter bij zichzelf gebleven – maar heeft daardoor ook meer uitsluiting ervaren. Coen Bril en Denzel Goudmijn maken zowel de persoonlijke worstelingen van hun personages als hun frustratie om en liefde voor hun zoon tastbaar.

Het interessante aan zowel Stom als Alleen maar lieve jongens is dat echte toenadering tussen de personages pas mogelijk wordt als ze zich via een rollenspel in anderen verplaatsen. Op de vraag van Zeno speelt een van de vaders even een moeder, wat een geestige zoektocht oplevert naar wat een moeder dan precies is. Ook een reconstructie van een ruzie die Zeno op school had, leidt tot wederzijds begrip. De Bakker en Vandeputte houden zo niet alleen een pleidooi voor een gelijkwaardig gesprek tussen ouders en kinderen, maar tonen de kracht van theater als empathiemachine – zowel voor de personages als voor het publiek.