Economen breken zich er het hoofd over en politici krijgen er buikpijn van: wat is er aan de hand met onze productiviteit? Lang werden we snel steeds slimmer: we wisten in een uur werk meer en meer te produceren. Maar die groei stokt in het Westen al een paar decennia. En nu komt daar nog een mysterie bij. Sinds de coronacrisis stijgt de productiviteit in de Verenigde Staten plots wél sterk. Blijft Europa achter?
Europese bestuurders en politici spreken bezorgd over een ‘concurrentiecrisis’. Productiviteitsgroei is de gouden sleutel voor welvaartsgroei. Je maakt meer met minder: minder handen, minder grondstoffen, minder kapitaal. Dat heeft ook voordelen: zo kunnen samenlevingen waar de productiviteit sterk groeit ervoor kiezen minder te werken. Vergrijzende landen kunnen de voorzieningen voor hun ouderen blijven betalen terwijl een kleinere groep mensen het werk doet. Of: evenveel produceren met minder grondstoffen, goed voor het milieu.
Je begrijpt dus wel waarom politici zenuwachtig worden als deze gouden sleutel dof wordt. Zeker als één land – de VS – wél veel sneller productiever weet te worden. Dan begint de zoektocht naar het geheime recept. Maar daar wordt het ingewikkeld. Want zodra je onder de motorkap van het Amerikaanse succes kijkt, zie je een zee aan nuance.
Er zijn veel interessante speculatieve verklaringen voor de Amerikaanse productiviteitsspurt. Het zou komen door de coronasteun. De VS gaven in het begin werklozen royaal geld, Europa gaf bedrijven loonsubsidie. Dat leek slim van Europa – bedrijven konden na de lockdowns direct verder. Maar misschien hield het mensen vast in laagproductieve banen bij niet erg sterke bedrijven. In de VS zochten mensen nieuw werk en door het extra geld dat ze overgemaakt kregen, konden ze kieskeurig zijn.
Productiviteit meten komt uit de tijd dat economieën veel simpeler waren
In Nederland kwam inderdaad relatief veel steun terecht bij minder productieve bedrijven, stelde het Centraal Planbureau (CPB) deze week in een evaluatie vast. Wat ook kan: de energiecrisis in Europa drukt de productiviteit. Produceren is duurder geworden, consumenten werden minder koopkrachtig. Dat drukt de bedrijvigheid, maar bedrijven houden hun personeel toch vast, de arbeidsmarkt blijft krap.
Het contrast met de VS is groot. De Amerikaanse overheid stopt immens veel geld in de economie. Eigenlijk hebben de VS een Europees sociaaldemocratisch recept toegepast na de coronacrisis, maar royaler én beter, schreef The Atlantic: een groot sociaal vangnet én veel belastingvoordelen voor bedrijven. Dat zorgt voor veel bedrijvigheid en een tekort aan personeel. Wellicht zijn Amerikaanse bedrijven veel efficiënter gaan werken. Maar er is ook discussie of het wel klopt dat de productiviteit in de VS zoveel harder groeit. Misschien wordt het aantal uren dat Amerikanen werken onderschat. Meer Amerikanen werken vanuit huis. Hoe weet je hoeveel uur zij werken?
En wat zegt productiviteit nou helemaal? Als we autofabrikanten veiligheidseisen opleggen, daalt de productiviteit maar de samenleving wordt er beter van, zegt Marcel Timmer, onderdirecteur van het CPB en productiviteitsexpert. Er zijn wezenlijke kanttekeningen te maken bij de maatstaf. „Productiviteit meten komt uit de tijd dat economieën veel simpeler in elkaar zaten. Toen we eenvoudigweg aardappels konden tellen om te weten hoe productief we waren.” Nu hebben we een grote dienstensector. Daarvan is de productiviteit al moeilijker te meten.
„En nu leggen samenlevingen bedrijven allerlei maatschappelijke doelen op. We stellen eisen aan hoe voedsel wordt geproduceerd, aan de uitstoot van stoffen die de gezondheid kunnen schaden. Dat drukt de productiviteit. Is dat erg? Nee, want dat willen we, het levert maatschappelijke baten op.” Europa legt bedrijven meer sociale en groene regels op dan de VS. Dat kan de productiviteit drukken en tegelijk bijdragen aan de welvaart. „Politici denken: hogere productiviteit is beter. Maar dat is dus maar de vraag.”
De productiviteit van twee continenten vergelijken is nog lastiger. In Europa is de publieke sector bijvoorbeeld groter dan in de VS. En juist daar is productiviteit moeilijk te definiëren. Want wat tel je? „Neem de jeugdzorg. Kinderen die het zwaarder hebben, vergen meer tijd van hulpverleners. Hen helpen drukt de productiviteit maar is vanuit maatschappelijk oogpunt juist goed. ”
In de VS is nog iets geks aan de hand. Daar werken relatief gezien minder mensen dan voor corona: de arbeidsparticipatie is gedaald. Terwijl ook daar bedrijven staan te springen om personeel. Kennelijk is een groep Amerikanen afgehaakt. In Europa is de arbeidsparticipatie daarentegen op recordniveau.
Maar al deze kanttekeningen betekenen niet dat er niks aan de hand is, zegt Timmer. Daarvoor is het verschil in de productiviteitsgroei tussen de VS en Europa te groot. „Er is meer onderzoek nodig wát dat verschil verklaart. Eind jaren negentig, begin van deze eeuw groeiden de VS ook veel harder. Daar bleek een intensiever gebruik van ict door Amerikaanse bedrijven achter te zitten. Ook nu moet je in de oorzaken duiken.” Dat is moeilijk want economen breken zich al decennia het hoofd over waarom de productiviteit in het Westen minder hard groeit terwijl er veel technologische innovaties zijn: de ‘productiviteitspuzzel’.
Het is, kortom, net zoals met andere economische parameters: op zichzelf betekenen ze weinig. Je moet als een detective puzzelstukjes leggen om de ware kwaliteit van een economie en maatschappij te zien.