Wat heeft het Strijkkwartet van Maurice Ravel van doen met designerbaby’s? Hoe verhoudt Fratres van Arvo Pärt zich tot de katholieke jeugdjaren van een misbruikt kind? En opent het Carnaval der Dieren van Camille Saint-Saëns de deuren voor dierenrechten? Oftewel: laat de tijdloosheid van klassieke muziek zich koppelen aan onze actualiteit? Met die vraag reist de serie Spraakmakers komende week door Nederland. In Musis Arnhem ging de tweede reeks van start.
Ik ben groot voorstander van zulke concepten. Als kind uit een niet-muzikaal gezin bezocht ik op mijn negentiende voor het eerst een klassiek concert. Het opende een deur ergens van binnen. Ik ken deze muziek niet, dacht ik, maar deze muziek kent mij wel. Dus mijn ervaring is dat de klassieke traditie ons vandaag nog veel te zeggen kan hebben, maar dan wel op een heel andere manier dan Spraakmakers mij voorspiegelt.
In de drie teksten over designerbaby’s, katholieke jeugdherinneringen en dierenrechten overheerst een schoolse benadering. Dat begint al voor het concert als via een bandopname twee zogenaamde bezoekers praten over hun verwachtingen: een zwangere vrouw die even lekker wil luisteren en een man die haar op het hart drukt dat muziek meer is dan klank. Het zet de toon voor de voorstelling: de bezoeker krijgt alles uitgelegd, niets wordt aan onze fantasie overgelaten.
Dooddoeners
In het ‘Aquarium’ uit het Carnaval der Dieren van Saint-Saëns zegt Ellen ten Damme over de vissen: „Pas nu hoor ik daarin het glas waarachter ze zitten.” Om dan te vervolgen tegen het publiek: „Misschien hoort u dat ook?” In de teksten van de drie acteurs zit het vol van zulke dooddoeners, die je zelfs in kindervoorstellingen tegenwoordig nauwelijks meer tegenkomt.
Het Carnaval leent zich wel het beste voor Spraakmakers, mede door de losse en naturelle benadering van Ten Damme. Van de drie teksten is deze het meest vindingrijk en biedt de muziek ruimte om te ademen. Hier en daar duiken wat aardige vondsten op, al is tot besluit de moraal van het verhaal wat oblikomt-obligaat. Maar de woorden rieken in elk geval naar een vertelling. En er is daadwerkelijk een wisselwerking gaande tussen Ten Damme en het pianoduo Scholtes & Janssens.
Ravel (designerbaby’s) en Pärt (herinneringen aan een katholieke jeugd) blijven daarentegen steken in referaatvorm. Hier sneeuwt de muziek ook volledig onder. Vooral de verbanden tussen Ravels Strijkkwartet en het sleutelen aan menselijke genen is te gekunsteld, de uitleg zo schools dat de woorden de innerlijke kracht van de noten volledig uithollen.
Hetzelfde geldt voor het verstilde Fratres van Pärt. Acteur Lars Brinkman moet in het trauma kruipen van een katholieke homoseksuele jongere die is misbruikt door een geestelijke. Maar het invoelingsvermogen – de naadloze verbinding tussen gevoel en muziek – wordt telkens ruw de pas afgesneden door de droge analyses van Pärts muziek. Misschien kan een goede dramaturg nog helpen. Want in de huidige vorm spreekt Spraakmakers wel veel, maar niet tot de verbeelding.
Het pianoduo Scholtes & Janssens.