N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Doorbraak De Verenigde Naties gaan onderzoek doen naar ruim 130.000 verdwenen Syriërs. „Dit is iets waar we al die jaren voor gevochten hebben.”
Ayham Ghazoul had zijn moeder nog willen vertellen over dat geweldige strandfeest in Beiroet. Het was november 2012 en de 25-jarige Syrische student tandheelkunde was een paar dagen in de Libanese hoofdstad om workshops van Syrische activisten bij te wonen. De avond voor zijn terugkeer naar Damascus belde hij met het thuisfront, vertelt zijn moeder Mariam al-Hallak. „Hij zei: mama, het was de beste avond van mijn leven, ik vertel je er snel over.”
De volgende dag, nog voordat hij zijn moeder had kunnen zien, werd Ayham opgepakt op de Universiteit van Damascus. De veiligheidsdiensten sleurden hem naar een kamertje op de campus vol martelwerktuigen. Daar ranselden ze hem af totdat hij bewusteloos raakte. Een paar dagen later overleed hij aan zijn verwondingen.
Zijn moeder hoorde pas drie maanden later dat hij was overleden, van een mede-arrestant. „Toen konden we beginnen met rouwen, dachten we”, zegt al-Hallak door de telefoon vanuit Berlijn, waar ze sinds 2017 woont. „Maar weer een maand later kwam er een andere arrestant naar ons toe die zei: je zoon leeft nog. Hij gaf zo veel details dat we hem geloofden, dus begon ik weer overal navraag te doen. Hij was mijn jongste en liefste zoon. Ik kón niet opgeven.”
Zeventien maanden later wist al-Hallak het eindelijk zeker. Ze herkende Ayham op één van de in 2014 gepubliceerde ‘Caesar foto’s’, vernoemd naar het pseudoniem van de Syrische militaire fotograaf die ruim vijftigduizend beelden van veelal doodgemartelde Syriërs het land uit smokkelde. NRC beschikt over Ayhams foto.
Lees ook: Hoe een Arnhemmer verdween in een martelcel van Assad
Deze gruwelijke zekerheid is talloze andere moeders niet gegund. Meer dan 130.000 Syriërs zijn sinds het begin van de Syrische opstand in 2011 spoorloos verdwenen, aldus de VN. Het werkelijke aantal ligt mogelijk nog veel hoger. De meesten belandden in Assads martelkamers zonder dat hun familie ook maar een bevestiging van arrestatie ontving. Anderen werden ontvoerd, geëxecuteerd en gedumpt in massagraven. Hun vrienden en familieleden wachten tot op de dag van vandaag op een teken van leven dat in veel gevallen nooit zal komen.
Dat moet veranderen, besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vorige week. Afgelopen donderdag stemde een ruime meerderheid van 83 lidstaten voor de instelling van een ‘Onafhankelijk Instituut voor Vermiste Personen in Syrië’. Elf lidstaten, waaronder Syrië, Rusland en China, stemden tegen; 66 onthielden zich van stemming.
„Deze doorbraak is te danken aan de families van de vermisten”, zegt Adam al-Alou, Syrië-onderzoeker bij het in Den Haag gevestigde Impunity Watch, dat zulke families bijstond. „Zij hebben hier jarenlang aan gewerkt. Het laat zien dat Syriërs blijven vechten voor hun rechten, ook nu er internationale vermoeidheid is ontstaan rondom Syrië.”
Martelgevangenis
Al-Hallak is één van die actievoerders. Na haar komst naar Berlijn richtte ze in 2018 de Caesar Families Associatie op, een verbond van de familieleden van de doodgemartelde Syriërs die op de Caesar foto’s verschenen. Zo zijn er nog veel meer verenigingen. Sommige, zoals de Associatie van Getedineerden en Vermisten in Saydnaya, richten zich vooral op één specifieke martelgevangenis van het Assad-regime, in dit geval de beruchte Saydnaya-gevangenis. Andere, zoals Massar (‘het pad’), steunen families wiens geliefden zijn ontvoerd door de jihadisten van Islamitische Staat. „Binnen deze organisaties begrijpen we elkaar”, zegt al-Hallak. „Het voelt als familie.”
Begin 2021 sloegen vijf van deze verenigingen de handen ineen en brachten ze samen een onderzoeksrapport uit. Dat rapport, Mensen, geen nummers, werd gefinancierd door Nederland en onder de aandacht gebracht bij de VN, waar de secretaris-generaal een jaar later een eigen rapport uitbracht dat opriep tot de instelling van het nieuwe instituut. Aan die aanbeveling is nu gehoor gegeven. Al-Hallak bekeek de stemming live in een Zoomsessie met de andere verenigingen. „Het was prachtig”, zegt ze. „Dit is waar we al die jaren voor gevochten hebben.”
Veel van hen hebben altijd het gevoel dat hun geliefde misschien toch op een dag toch nog op de deur kan kloppen
Syrische onderzoeker
De komende vier maanden zullen de VN het nieuwe instituut in samenspraak met de slachtoffers gaan inrichten, legt al-Alou uit. Het zal zich richten op twee hoofdtaken: achterhalen wat er met de vermisten is gebeurd en bijstand verlenen aan hun familieleden.
Voor die eerste taak bestaat er al een schat aan informatie, zoals gelekte gevangenisdocumenten en foto’s van slachtoffers. „Nu is het aan het instituut om al die data samen te brengen en te laten onderzoeken door forensische experts en andere professionals”, zegt al-Alou. Daarbij zal mogelijk informatie worden uitgewisseld met organisaties die toekomstige vervolging van oorlogsmisdaden voorbereiden, zoals het eveneens door Nederland gefinancierde IIIM in Genève, maar aan dat laatste proces zal het nieuwe instituut zelf niet deelnemen. „Het heeft een nadrukkelijk humanitair mandaat.”
De tweede taak, hulpverlening aan de families, is minstens zo belangrijk, zegt een Syrische onderzoeker in Europa, die naar eigen zeggen honderden familieleden van de vermisten heeft bijgestaan. Voor hun en zijn eigen veiligheid wil hij anoniem blijven. Zijn naam is bekend bij de redactie.
„Deze families kampen met een extreem complex rouwproces”, zegt de onderzoeker. „Ze beschrijven het als een open wond, iets waarvoor geen afsluiting of genezing bestaat. Velen van hen hebben altijd het gevoel dat hun geliefde op een dag misschien toch nog op de deur kan kloppen. Er zijn veel te weinig gespecialiseerde en Arabisch sprekende psychologen om hen bij te staan.”
Afgeperst
Daarnaast kampen de families met tal van andere problemen, vertelt de onderzoeker. Zo worden ze vaak afgeperst, onder meer door leden van de Syrische veiligheidsdiensten die soms zelfs vanuit Europa opereren. In ruil voor geld beloven zij informatie over de vermisten die vaak niet blijkt te kloppen of alsnog wordt achtergehouden. Ook kampen met name vrouwelijke familieleden met administratieve rompslomp. Als ze bijvoorbeeld aanspraak willen maken op de eigendommen van hun vermiste echtgenoot, vragen instanties naar een overlijdensakte – maar die bestaat niet.
De bedoeling is dat het nieuwe VN-instituut de families van gratis advies en juridische bijstand zal voorzien om hiermee om te gaan. „Dat is heel erg nodig”, zegt de onderzoeker. „Maar de grote vraag wordt wel of de VN deze mensen kunnen bereiken. Ik merk nu al in mijn eigen netwerk dat veel mensen er niet van op de hoogte zijn.”
Het regime wil af van sancties. Daar moet iets tegenover staan, zoals het vrijgeven van informatie aan dit instituut
Adam al-Alou Syrië-onderzoeker bij Impunity Watch
Een ander obstakel is het Assad-regime zelf. Dat beschikt over de meeste informatie over de vermisten, maar heeft al aangegeven niet te zullen samenwerken met het nieuwe VN-instituut. De vrees van slachtoffers is dat Assad met deze houding kan rekenen op de steun van andere Arabische autocraten, die de Syrische president onlangs weer verwelkomden in de Arabische Liga. Niet voor niets onthielden vrijwel alle Arabische staten zich in de VN van stemming over de oprichting van het instituut. Alleen Qatar en Koeweit stemden voor.
Toch denkt al-Alou dat het instituut gebruikt kan worden om Assad onder druk te zetten. „Het regime wil verlichting van sancties , maar daar moet iets tegenover staan. Het vrijgeven van informatie aan dit instituut kan onderdeel worden van eventuele onderhandelingen in de toekomst.”
Al-Hallak hoopt dat het regime ooit toegang zal geven tot het massagraf waar ze vermoedt dat haar zoon nu begraven ligt. Het nieuwe VN-instituut zal dan kunnen helpen bij het vinden van zijn overblijfselen, zegt ze. „Mijn grootste wens is nu dat Ayham zijn eigen graf krijgt.”
Of dit realistisch is? Aan die vraag heeft de moeder weinig boodschap. „Het gaat erom dat je blijft hopen”, zegt ze. „Dat adviseer ik ook aan alle families wier geliefden misschien nog wel leven. Verlies nooit hoop.”