Wat eet een renner precies in de Tour de France? Een keukenweegschaaltje is het belangrijkste – op de fiets na

Kijk, daar staan ze. Kobe Goossens wijst naar twee weegschaaltjes op het verder afgeruimde hotelbuffet. Iedere hap die tijdens de Tour de France zijn mond in gaat, is langs deze twee apparaatjes gegaan. Tot op de gram nauwkeurig.

Het keukenweegschaaltje: het belangrijkste voorwerp in het leven van een moderne wielrenner, op de fiets na. Een voedingsapp zegt exact wat hij moet eten, het weegschaaltje weegt het af. Voor Kobe Goossens (28), in dienst van de Belgische ploeg Intermarché-Wanty en op dit moment 72ste in het algemeen klassement, is het de normaalste zaak van de wereld. Op een paar vakantieweken na volgt hij het hele jaar door, iedere dag, het voedingsregime van zijn ploeg – ook als hij thuis is, en niet op trainingskamp of in een koers. „Het geeft me zekerheid. En ik zie dat mijn prestaties verbeteren.”

Tot niet zo gek lang geleden verkeerde het wielrennen qua voeding in de prehistorie. Renners deden wat generaties wielrenners voor hen óók hadden gedaan: zo weinig mogelijk eten om zo veel mogelijk af te vallen – ‘scherp staan’ in wielerjargon. Zo deed je dat, zo waren de mores, al kwam het feitelijk neer op jezelf uithongeren.

‘Half dood in een zetel’

Ook Kobe Goossens, toen nog in dienst van een andere Belgische ploeg, deed dat. „Ik probeerde altijd minder en minder te eten”, zegt hij. „Ik merkte dat ik leegliep en trainingen niet meer goed kon doen. Na afloop lag ik half dood in een zetel. Mijn lichaam stond in een soort spaarmodus. Aan het einde van een trainingsstage was ik niet beter geworden.”

Toen kwam, een jaar of zeven à acht geleden, de voedingsrevolutie. Wielerploegen, het Nederlandse Jumbo-Visma voorop, begonnen wetenschappelijke kennis toe te passen op voeding. Ze creëerden een nieuw voedingsregime, dat kort gezegd hier op neerkwam: renners moesten véél meer gaan eten, zowel in als buiten de koers. Tegelijkertijd werd het eten nauwgezet samengesteld en precies afgemeten. Met een paradoxaal gevolg: hoewel renners meer voedsel binnen krijgen, zijn ze lichter dan ooit.

Studio NRC

Goossens merkte het meteen toen hij drie seizoenen geleden overstapte naar Intermarché, een ploeg die veel aandacht besteedt aan voeding. „Ik was bang dat ik veel aan zou komen door meer te eten,” zeg hij, „maar uiteindelijk bleef ik op hetzelfde gewicht.” Zijn lichaam moest wel even wennen aan de grote hoeveelheden voedsel, met name tijdens trainingen en in koers. Vroeger at hij ongeveer 60 gram koolhydraten per uur, nu is dat 120 gram – het dubbele. „Ik was op een gegeven moment een tijd geblesseerd. Toen ik voor het eerst weer op training zoveel gels nam, moest ik na drie uur in een café naar het toilet.”

„Je maagdarmstelsel moet echt wennen”, zegt diëtiste Astrid Roekens, die ook bij het gesprek in het teamhotel zit.

Bananen en taartjes zijn passé: sportgels (en energierepen) met veel koolhydraten zijn tegenwoordig het belangrijkste voedsel in het Tourpeloton. Twee à drie stuks per uur is de standaard. In lange bergetappes, zoals afgelopen weekend in de Pyreneeën (vijf tot zes uur op de fiets), betekent dat: tussen de twaalf en achttien gelletjes naar binnen werken. De recreatieve fietser wordt al misselijk bij de gedachte, Goossens’ lichaam verteert het probleemloos.

Stevig ontbijt

De dag van een Touretappe begint voor Goossens en zijn ploeggenoten met een stevig ontbijt. Havermoutpap, brood, eieren. Voor de start, die meestal rond één uur is: twee stuks rijstcake, vers gemaakt in het hotel door de diëtistes.

En dan: rijden. Is het een korte etappe, dan neemt Goossens al zijn eten van tevoren mee – de gels passen allemaal in zijn tricot. Bij een lange etappe krijgt hij ze in het tasje bij de bevoorrading. Ze zijn met een elastiekje vastgemaakt aan een bidon. Op warme dagen zit er in het tasje ook nog een blok ijs, voor in de nek. „Als je alles gepakt hebt, gooi je het tasje in het publiek.”

Meteen na de finish krijgt hij van de verzorger een flesje kersensap in zijn handen gedrukt: de anti-oxidanten zorgen voor sneller herstel. In de bus wacht een herstelshake, met veel koolhydraten en eiwitten, gevolgd door een bordje rijst of pasta. Nee, daar heeft Goossens niet altijd zin in – maar het móet. „Ik krijg het wel binnen, maar het is niet altijd de lekkerste maaltijd van de dag.”

Bij de avondmaaltijd, na de massage: 380 gram pasta. „Het gekookte gewicht, niet het droge. Dat scheelt een factor tweeënhalf”, zegt Roekens, de diëtiste. „Het gaat om een stevig bord.” Bij de pasta: kip en mozzarella, voor de eiwitten. Goossens: „Sommigen in de ploeg eten meer kip en minder mozzarella. Ik hou meer van mozzarella.”

En tenslotte, voor het slapen gaan: een shake met caseïne, een eiwit dat traag wordt opgenomen door het lichaam. Roekens: „Daardoor herstel je de hele nacht door.” ’s Nachts renners wakker maken voor nog een extra bord pasta, zoals ze in het verleden wel eens hebben gedaan bij de Visma-Lease a Bike-ploeg, doen ze bij Intermarché niet – er zijn grenzen, zegt Roekens. „De nachtrust is veel te belangrijk.”

Vezeltruc

De volgende Tourdag werkt Goossens opnieuw zijn eetprogramma af – steeds weer op de gram nauwkeurig. Zijn dieet is dagelijks aan verandering onderhevig, afhankelijk van het type rit én van Goossens’ inspanningen tijdens de etappe. Zodra hij na de finish de knop ‘opslaan’ indrukt op zijn fietscomputer, krijgt Astrid zijn wattages van die dag op haar laptop te zien. Op basis daarvan past ze het aantal koolhydraten aan in zijn avondeten – én in het ontbijt van de volgende ochtend.

Studio NRC

En dan is er de vezeltruc. Na de eerste anderhalve week van de Tour heeft de havermout plaatsgemaakt voor rijstepap en staat er minder fruit en groente op het menu. Minder vezels, waardoor je minder vocht vasthoudt en lichter de bergen in gaat. Goossens: „Dat kan tot een kilogram schelen.” In de bergen is gewicht álles: hoe lichter je bent, hoe meer watt per kilogram je kunt trappen – en hoe sneller je gaat.

Intermarché bevindt zich, hoewel de ploeg een relatief beperkt budget heeft, volgens ploegleider Aike Visbeek „in de top-tien” van het peloton als het om voeding gaat. De ploeg heeft twee diëtisten in dienst – grote, rijke ploegen als Visma en UAE hebben er „wel twaalf”, zegt Roekens. „Maar die zijn vaak ook chef-kok.”

De meereizende chef-kok is al jaren vaste prik bij alle wielerteams: de tijd dat wielrenners in de Tour aten wat het hotel hen voorschotelde, is ruimschoots voorbij. „In koersen in Italië kun je het nog zonder eigen kok doen”, zegt Kobe Goossens. „Maar in Frankrijk is het eten meestal niet top.”

Geweeg en gemeet

Bij de „oudere generatie”, zegt Kobe Goossens, heb je ze nog wel: coureurs die rondrijden zonder app en weegschaal. „Ze vinden het moeilijk om de knop om te zetten, ze durven nog steeds niet echt veel koolhydraten te eten.” De achterblijvers, zo is algemeen bekend in het peloton, zitten vooral bij Franse en Spaanse ploegen – een kleine minderheid. Goossens denkt dat „90 procent” van de renners op het hoogste niveau inmiddels met voedingsbegeleiding werkt.

En hij vindt het niet beknellend of vreugdeloos, dat geweeg en gemeet? Nee, zegt Goossens, eigenlijk kan hij zich het niet anders meer voorstellen. „Sommige renners worden er gek van, maar ik voel me superfit. Na een zware training kan ik ’s avonds nog eens met de hond gaan wandelen.”