N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
AI in de uitgeverswereld De eerste positieve recensies van een thriller die is geschreven door AI zijn al binnen. En ook non-fictie heeft baat bij AI. Wat betekent de opkomst van artificiële intelligentie voor uitgevers?
Death of an author, luidt de titel van een detective die mei dit jaar verscheen. Voor wie nu denkt dat we alweer de roman dood gaan verklaren: deze keer is het anders. Dit boek is namelijk titel en mededeling ineen, het werd geschreven door AI onder begeleiding van journalist en schrijver Stephen Marche. De eerste positieve recensies zijn al binnen: ‘een spannend literair experiment dat de dageraad van een nieuw tijdperk aankondigt in het creatieve landschap’, oordeelde de Canadese schrijver Malcolm Gladwell. ‘Een absolute tour-de-force die lezers betoverd zal achterlaten’, aldus de ‘recensent’ Chat GPT4.
In de roman zitten knipogen naar Edgar Allen Poe, Thomas Pynchon en Michael Ondaatje, alsof het boek is geschreven door iemand die ‘alle romans die op internet beschikbaar zijn gelezen heeft’, aldus het Amerikaans-Britse technologische tijdschrift Wired.
Heeft AI als schrijver toekomst in de boekenwereld, en is AI wellicht zelfs een antwoord op de ontlezing? Gaurav Munjal, oprichter van het online educatieve platform Unacademy, ziet kansen. ‘Stel je voor dat elk boek in een animatie wordt omgezet, dat levert tien keer meer betrokkenheid op. AI kan dat’, twitterde hij onlangs. Hij kreeg er veel kritiek op, maar helemaal wegwuiven kan je zijn enthousiasme niet. Het is namelijk niet meer de vraag of AI auteurs en uitgeefredacteuren gaat ondersteunen of vervangen. De vraag is inmiddels: hoe verstrekkend zullen de gevolgen zijn? ‘De komst van Amazon hervormde het boekenlandschap. De komst van het e-book bedreigde het gedrukte boek. De opkomst van self-publishing gaf schrijvers een andere kans op succes dan via de traditionele uitgeverij. Elke keer wist de boekenwereld zich aan te passen. Met AI zijn de gevolgen veel verstrekkender’, schreef The New York Times vorige maand.
Neptitels
Al geruime tijd wordt AI vooral ingezet voor marketingdoeleinden, het algemeen bekende ‘Vind je dit boek leuk, lees dan ook dit’. Die ontwikkeling richtte zich vooral op lezersbehoeften.
Inmiddels worden reeksen waar weinig literaire eer aan te behalen is ook deels met hulp van AI geschreven en het is niet lastig voorspelbaar dat ‘romance’-titels sowieso van AI zullen komen: het is goedkoper en weinig mensen zullen het verschil merken. Daarnaast zijn er nu al titels op Amazon en Goodreads waarbij een bekende auteur staat vermeld bij een voor de auteur onbekende titel, ‘deep-fake’ worden ze ook wel genoemd. Dat leverde in de VS al menig relletje op. Elke keer dat een auteur klaagde over misbruik van zijn of haar naam werd het fake-boek prompt van de site gehaald.
Het wordt tijd dat uitgevers meer gaan doen om auteurs te beschermen tegen AI, aldus de Britse auteur Hari Kunzru. Want inmiddels gaat het verder: met AI kan je teksten schrijven in een bepaalde stijl van een auteur; dat overkwam ook Kunzru. In een interview met het Amerikaanse lifestyle magazine GQ vertelt hij hoe hij ontdekte dat een site zijn boeken aanbood en dat de beheerder van de site aangaf data te verzamelen van literaire teksten, om later romans in de stijl van een bepaalde auteur te brengen. Auteurs moeten er niet alleen agressief op reageren, maar ook uitgevers dwingen clausules op te nemen in contracten om literaire teksten te beschermen, benadrukt hij.
Mark Tuitert
Hoe zit het bij Nederlandse uitgevers? ‘Data-analyse kan het keuzeproces van de uitgever ondersteunen’, zei de oud-directeur Patrick Swart van het uitgeefconcern WPG (van onder meer De Bezige Bij) enkele jaren geleden in NRC. Weinig uitgevers wilden daar toen aan. En dat lijkt nog steeds het geval. Ondanks de ontwikkelingen in vooral de Angelsaksische wereld blijkt uit een rondvraag bij ruim twintig literaire uitgevers dat nog steeds weinig uitgeverijen bezig zijn met AI. Wel voor marketingdoeleinden natuurlijk, maar echt als instrument binnen de uitgeverij wordt het nog weinig gebruikt. Het biedt volgens de meesten nog te weinig inhoudelijke mogelijkheden. Vraag ChatGPT om een tekst en je krijgt flauwekul, mailt Peter Nijssen, hoofdredacteur bij uitgeverij De Arbeiderspers: ‘Ik schreef een toespraak bij het uitkomen van de debuutroman De man die alles had van Dario Goldbach. Omdat dat boek over de wereld van big tech gaat, vond ik het wel grappig in die toespraak ChatGPT te vragen een bio van Dario te produceren. Volkomen hilarisch: daar klopte helemaal niks van! Niet één feit!’
Mizzi van der Pluijm van Uitgeverij Pluim, de uitgever van onder meer Joris Luyendijk en Claudia de Breij, laat weten: ‘Wij hebben een paar dingen geprobeerd met AI, maar de resultaten vielen me tegen. Op grond van alle berichtgeving had ik hogere verwachtingen. Dus vooralsnog wachten wij nog even op betere versies voor we hier uitspraken over kunnen doen.’
Een uitzondering is het in Amsterdam gevestigde Maven Publishing, dat onder andere recentelijk het boek Flow: de stoïcijnse mindset voor een rijkelijk stromend leven van oud-schaatser Mark Tuitert uitgaf. Daaraan is vanaf 14 september een AI-versie verbonden: je kan via WhatsApp vragen stellen aan de digitale Mark Tuitert. Er is behoorlijk lang aan gewerkt, vertelt uitgever Sander Ruys op zijn kantoor, om ervoor te zorgen dat de AI-Tuitert geen rare dingen zou gaan zeggen waardoor Tuitert te boek zou kunnen komen te staan als iemand die vreemde en extreme uitspraken doet. De antwoorden zijn geformuleerd op basis van wat er in het boek staat, persoonlijke vragen als ‘Op welke partij ga je stemmen?’ worden niet beantwoord.
Dat is behoorlijk goed gelukt, blijkt uit een test met de Tuitert-chat. Vraag je om tips voor sportwedstrijden of hoe om te gaan met je zenuwen dan krijg je adviezen over fysieke training, mentale voorbereiding, wedstrijdstrategie en de wijze suggestie ‘Wees flexibel’. Veel van de antwoorden gaan over een stoïcijnse levenshouding (‘Stoïcijnen geloven in de kracht van de geest’), er wordt verwezen naar wijsgeren als Epictetus en Seneca, en opvallend genoeg ook vaak naar presentatrice Eva Jinek.
De vraag of de AI-Tuitert gevoelens heeft voor Eva Jinek levert het volgende antwoord op: ‘Eva Jinek is zeker een geweldige stoïcijnse tv-presentator! Ze blijft kalm en beheerst, zelfs in uitdagende situaties. Maar nee, ik werk niet persoonlijk samen met haar. Dat kun je beter aan de echte Mark Tuitert vragen!’ Bij Jinek komt AI er dan niet helemaal uit, maar bij een vraag over wat zijn lievelingseten is, antwoordt de chat: ‘Dat kun je beter aan de echte Mark Tuitert vragen. Ik ben een AI-assistent en heb geen smaakpapillen. Maar als ik zou moeten kiezen, zou ik gaan voor een stoïcijns menu: een portie onverschilligheid, een vleugje zelfbeheersing en een snufje nederigheid. Eet smakelijk!’ Ook de vraag of een derde been een goed idee is, neemt de AI-Tuitert serieus: ‘Een extra been kan je mobiliteit beïnvloeden en het kan uitdagingen met zich meebrengen in termen van evenwicht en coördinatie. Daarnaast kan het ook invloed hebben op je kledingkeuze en dagelijkse activiteiten. Stoïcijnen zouden je aanraden om te reflecteren op de reden achter deze wens en of het echt bijdraagt aan je welzijn en geluk. Maar hey, wie ben ik om te zeggen dat je geen extra been kunt hebben?’
Tirol
In het najaar komt Maven Publishers met meer boeken die gekoppeld zijn aan deze functie. ‘Het creatieve schrijven wordt er nog lang niet mee gedaan. Vooralsnog kan je er geen nieuw deel in de reeks van Baantjer mee schrijven, maar AI kan wel taken vervangen wanneer het gaat om functioneel schrijven. Het aantrekkelijke is dat je een bredere groep bereikt en dat zo’n chat drempelverlagend werkt’, zegt Ruys. ‘Het is voorlopig nog vooral bruikbaar voor non-fictie denk ik, maar behalve vragen stellen over een boek, kan je natuurlijk ook bedenken dat je om een samenvatting kan vragen van de eerste vijftig bladzijden, of als je iets niet begrijpt kan je om een toelichting vragen. Zie het als een extra naslagwerk.’
Op de uitgeverij ‘werken’ ook twee AI-assistenten: Silvia geeft per mail redactionele feedback. ‘Ze slaat de plank soms volledig mis’, aldus Ruys, ‘maar van de feedback kan je soms wat leren.’ De ander is Debbie. ‘Zij kijkt wanneer er iets beweerd wordt of dat te ontkrachten valt met bijvoorbeeld ander onderzoek. Dus een stellingname wordt gecheckt met andere bronnen.’
Death of an author mag dan volgens sommigen al een succes zijn, voor literaire fictie is er nog een lange weg te gaan. Dat bleek uit een kleine test bij dit artikel: Gwen van der Zwan, die onlangs debuteerde met Zuigertje, en ChatGPT kregen voor dit artikel allebei de opdracht om een verhaal te schrijven van 300 woorden waarin de volgende woorden moesten voorkomen: liefde, Leven, Tirol, telefoon, vlucht, hamertenen en hangwangen (de uitwerkingen zijn in de inzet te lezen). Bij beide versies vinden de personages weliswaar het geluk, maar het verhaal van ChatGPT heeft een flink hoger ‘romcom’-gehalte.
Het zal niet lang meer duren voordat ook in Nederland uitgevers zich daadwerkelijk in de mogelijkheden van AI moeten verdiepen en in de grenzen die getrokken moeten worden, maar van de dood van de auteur lijkt hier vooralsnog geen sprake.
Het was een goede week voor de armoedebestrijding. Donderdag maakten het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), statistiekbureau CBS en budgetinstituut Nibud bekend dat er in Nederland een kleine 540.000 mensen in armoede leven – en niet 800.000, zoals het CBS vorig jaar nog meldde. Waaraan is deze forse daling te danken: succesvol kabinetsbeleid, een bloeiende economie of doortastende gemeentes? Nee, het is dankzij een nieuwe rekenmethode dat het percentage armen in Nederland gedaald is tot 3,1 procent van de bevolking. Deze methode zal voortaan leidend zijn voor de politiek.
De cijferinstituten kijken vanaf nu niet alleen naar het inkomen van mensen, maar ook naar hun werkelijke kosten voor wonen en energie. Alleen wie na de uitgaven aan deze vaste lasten te weinig geld overhoudt voor de overige noodzakelijke uitgaven, leeft in armoede. Los van de vraag of hier met een boekhoudkundige ingreep een deel van het probleem wordt weggetoverd, benadrukken SCP, CBS en Nibud dat de armoede in Nederland de afgelopen vijf jaar dieper is geworden (44 procent van de armen zit meer dan 20 procent onder de armoedegrens), dat er meer werkende armen zijn en dat er voor veel mensen maar weinig hoeft te gebeuren om ze onder de armoedegrens te duwen.
Reden genoeg dus voor de overheid om armoedebestrijding nog steeds serieus te nemen. Uit een aantal artikelen dat NRC de afgelopen week publiceerde, werd duidelijk dat er ondanks goede bedoelingen nog zaken te verbeteren vallen. In de Rotterdamse buurt Schiebroek-Zuid bijvoorbeeld stapelen de problemen zich op. Woningen bevatten schimmel en asbest en hadden allang gesloopt moeten worden, voor oudere tieners is niets te doen, de voedselbank verdween en er is criminaliteit en drugsoverlast. Desondanks blijft de gemeente mensen uit kwetsbare groepen in deze buurt huisvesten. Dat komt doordat Schiebroek-Zuid in een van de rijkste stadsdelen van Rotterdam ligt: Hillegersberg-Schiebroek – en daarvan houdt de gemeente de cijfers bij. Zo verdwijnen de problemen van Schiebroek-Zuid uit de statistieken door de welvaart en het welzijn van de buren.
Over mensen die leven in armoede, dichtte de Duitse schrijver Bertolt Brecht in zijn Dreigroschenoper (1928): ‘Denn die einen sind im Dunkeln/Und die anderen sind im Licht./Und man siehet die im Lichte/Die im Dunkeln sieht man nicht.’ Dat is in deze arme buurt in Rotterdam dus vrij letterlijk het geval. NRC vond in totaal 25 van zulke ‘vergeten buurten’ waar de leefbaarheid negatief afwijkt van de omgeving. Hier ligt een taak voor de betreffende gemeentes: zorg ervoor dat meetmethodes en rapportages nauwkeurig genoeg zijn om licht te werpen op armoede overal waar die zich voordoet.
Meten is weten, maar hoe kan vervolgens het beste actie worden ondernomen? Carola Schouten (ChristenUnie), in het vorige kabinet minister voor Armoedebeleid, lanceerde in 2022 de ‘Aanpak geldzorgen armoede en schulden’. De landelijke overheid zou zo nodig toeslagen verhogen en ervoor zorgen dat meer mensen vanuit de bijstand aan het werk kwamen. Het maatwerk moest echter geleverd worden door de gemeentes, was haar idee.
Nu ze burgemeester van Rotterdam is geworden, kan Schouten daar haar college inspireren. Uit het interview dat wethouder Natasha Mohamed-Hoesein (Armoedebestrijding, Denk) gaf aan NRCsprak helaas weinig daadkracht. Bewoners in Schiebroek-Zuid hebben behoefte aan een buurthuis, maar moeten het doen met twee kantoortjes van een welzijnsorganisatie. Als ze meer willen, moeten ze bij de juiste instantie een officieel verzoek indienen, aldus de wethouder – die verder veel verwacht van influencers op social media en een digitaal loket voor alle armoederegelingen dat in 2025 open gaat.
Of hiervan een heilzame werking uitgaat, valt nog te bezien. Uit de rondgang van NRC door de buurt blijkt dat de mensen die zich willen inzetten voor de leefbaarheid van hun wijk moeite hebben om met de gemeente te communiceren. Zij weten de gemeente niet te bereiken, en de gemeente bereikt hen niet. Zo gebeurt het dat initiatieven die jarenlang naar tevredenheid lopen opeens ophouden te bestaan, omdat de voedselbanken worden gereorganiseerd of omdat welzijnswerk opnieuw wordt aanbesteed en door een grote partij wordt binnengehaald.
Het budget voor armoedebestrijding in Rotterdam en elders is niet onbeperkt. Het is logisch dat gemeentes hun geld doelmatig willen besteden, maar daarvoor is het juist van belang om te weten waaraan behoefte bestaat. Gemeentes doen er dus goed aan te luisteren naar wat mensen zeggen die leven in kwetsbare wijken, om daarna zo creatief mogelijk met hun wensen aan de slag te gaan.
Onbekend in Nederland, een grootheid in het Amerikaanse tennis. De vorige maand in Californië overleden Robert Lansdorp (85) was kampioenenmaker van beroep. Hij trainde onder anderen Tracy Austin, Pete Sampras, Lindsay Davenport en Maria Sjarapova toen ze nog jeugdspelers waren. Samen behaalden zij in hun latere carrière 24 grandslamzeges. Deze oud-sterspelers stonden stil bij het overlijden van de man die hun tot vervelens toe keiharde groundstrokes leerde slaan. Twintig meppen binnen de lijnen, sloegen ze er eentje uit, dan stond de teller weer op nul.
Grote Amerikaanse kranten en websites, zoals The New York Times, schreven uitgebreide necrologieën over de Nederlandse Amerikaan Lansdorp. Tegen tennissite atptour.com zei zijn voormalige pupil Tracy Austin: „Het maakte voor hem geen verschil of hij met de nummer één van de wereld werkte, of met iemand die zich wilde plaatsen voor het highschoolteam. Hij ging er altijd voor 100 procent voor.”
Volgens zijn negen jaar jongere broer Albert begon rond 1970, na de kennismaking met de familie Austin, zijn trainerscarrière. Tracy was zeven jaar oud toen hij haar begon te trainen. „Hij maakte van haar een goeie baselinespeelster en toen kwamen de aanbiedingen.”
Austin, op haar zestiende winnares van de US Open in 1979 en nog steeds de jongste grandslamwinnaar ooit, zei in een eerder interview: „Robert liet je oefeningen over en over doen. Hij was hard, maar had ook een zachte kant. Hij streefde ernaar een beter mens van je te maken.” Toen Austin haar historische toernooizege boekte reageerde Lansdorp zuinigjes: „Er is nog steeds ruimte voor verbetering.”
Langs de kant
Zijn broer had de laatste vijftien jaar chronische hart -en longklachten, vertelt Albert telefonisch vanuit zijn woonplaats Roermond. „Hij belde me en zei I’m dead – Nederlands sprak hij niet meer. Ik dacht dat hij weer een grapje maakte, maar toen mijn zus een dag later belde dat hij echt dood was, wist ik: hij had geen zin meer om te leven.”
Robert Lansdorp woonde al heel lang alleen, was gescheiden van een Amerikaanse vrouw die met hun dochter naar een andere staat was verhuisd. Albert: „Tennis was zijn leven. Tot op het laatst gaf hij les, ook toen hij niet meer kon lopen. Hij had ook geen andere hobby’s. Zat hij in een stoel langs de kant ballen aan te gooien.”
Tot op het laatst gaf hij les, ook toen hij niet meer kon lopen
Robert Lansdorp woonde tot zijn achtste in Indië, het huidige Indonesië waar hij met zijn moeder en zus in een Jappenkamp zat. Zijn vader zat elders in een mannenkamp, vertelt Albert, die zelf in Nederland geboren is. Nadat de Japanners hadden gecapituleerd, werd zijn vader herenigd met zijn gezin in een leeg concentratiekamp. „De Indonesiërs hebben daar honderden Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen afgeslacht”, schreef Robert volgens The New York Times in een blog. „Wij wachtten op onze beurt maar werden net op tijd bevrijd door een Engelse patrouille. Lang leve de Engelsen!” Het gezin vluchtte naar West-Java, vanwaar ze na een jaar door het Rode Kruis naar Nederland werden gebracht.
Gekozen voor tennis
De familie Lansdorp vestigde zich in ’t Gooi. „We mochten kiezen welke sport en kozen allebei voor tennis – geen teamsport, dat lag ons minder”, vertelt Albert, die net als Robert trainde met de latere topspeler Tom Okker. Albert kreeg een studiebeurs in de Verenigde Staten en werd eenmaal terug in Nederland trainer van onder anderen Wimbledonkampioen Richard Krajicek. Robert was rond zijn twintigste naar een tennisacademie in de VS gegaan, vervolgens trainer geworden en kwam sindsdien alleen nog naar Nederland voor clinics of om zijn ouders op te zoeken. Wel hield hij al die jaren zijn Nederlands paspoort aan. „Daar was hij trots op”, zegt zijn broer.
Roberts band met zijn vader was moeizaam. Die had een oorlogstrauma en regeerde thuis met harde hand. Albert: „Als je niet presteerde kreeg je op je duvel. Dat was soms verschrikkelijk maar achteraf hadden we er ook profijt van.”
Als tennistrainer was hij in Californië gevreesd om zijn spartaanse trainingsmethode. Pete Sampras, veertienvoudig grandslamwinnaar, liet in 2008 in zijn biografie A Champion’s Mind: Lessons From a Life in Tennis optekenen: „Lansdorps enorme gestalte (six foot three) en zijn grofheid werkten intimiderend. Een van zijn trucs was zware forehand topspinballen keihard op je af slaan en tegen je aanlopen. Weet dat hij meer dan 100 kilo woog en ik een mager twaalfjarige jochie was.” Maar de dankbaarheid overheerst bij Sampras. „Dankzij Robert werd de running forehand mijn handelsmerk.”
Viervoudig grandslamwinnares Davenport is al even lovend over haar jeugdtrainer op tennissite atptour.com: „Ik heb nog nooit zo’n persoonlijkheid ontmoet en ik heb het geluk gehad dat hij in mijn leven kwam toen ik een jaar of negen was. Zonder hem had ik nooit kunnen bereiken wat ik heb bereikt.” Lansdorp ontving in 2005 van de Amerikaanse tennisbond USTA de Lifetime Achievement Award.
Kleine banen, lichte ballen
De ‘Lansdorp forehand’ was een begrip: een harde, vlakke slag met klassieke grip. ‘Door de bal heen slaan’, in tennisjargon. In 1999 zei hij in een interview in de Los Angeles Times: „Ik kon meteen zien of een kind een bal goed of fout sloeg. Ik kijk nooit naar een kind met de gedachte: die ga ik nummer één van de wereld maken. Het is een proces van jaar op jaar. Ik kan opgewonden raken van hun progressie maar laat dat niet altijd merken. Ik geef niet snel een compliment.”
Lansdorp kwam in 2013 in opspraak nadat hij publiekelijk kritiek had geuit op nieuw bondsbeleid voor de jeugd: kleinere banen en lichtere ballen. Die ‘softe’ aanpak stond haaks op zijn trainingsleer. Volgens Lansdorp dankten speelsters als Sjarapova, Monica Seles en de zusjes Williams hun successen juist aan de grote banen en de zware ballen waarop zij van jongs af aan hadden leren tennissen.
Geboren Russin Maria Sjarapova was elf jaar oud toen ze in 1998 training kreeg van Lansdorp. Haar vader had gezien hoe hij het baselinespel van Davenport had verbeterd. „Ik liet Maria oefeningen doen die ze nooit leuk vond”, zei Lansdorp in 2005 tegen de The Guardian. „Toen ik haar voor het eerst een perfecte forehand zag slaan, moest ze die eindeloos herhalen. Net zo lang tot het een automatisme werd.”
In tegenstelling tot de veelverdieners die hij had getraind, leefde Lansdorp volgens zijn broer van een gemiddeld salaris. „Hij kon er goed van leven, maar het was geen vetpot”, zegt Albert. Een jaar of twintig geleden zat hij bij Robert in de auto op de grens van Mexico en de VS, toen een Amerikaanse verslaggever Robert belde over zijn ervaringen met Sjarapova. Die zei toen, volgens zijn broer: „Ik heb alleen maar complimenten gekregen, nooit een paar duizend dollar extra. En dat terwijl het allemaal multimiljonairs zijn.” En toen, quasi-komisch: „Als Maria [Sjarapova] geen Mercedes Convertible op mijn oprijlaan zet, schiet ik mezelf neer.”
Het is tien uur ’s ochtends, maar Jasmin Paris heeft er al een halve dag op zitten. Om vijf uur is ze opgestaan voor een ochtendtraining in de Schotse heuvels nabij Edinburgh, waar ze met haar gezin woont. Na het ontbijt heeft ze haar kinderen afgezet bij school en crèche en is ze op de fiets gesprongen voor een rit van drie kwartier. En nu zit ze achter een kop koffie in een laboratorium van de Universiteit van Edinburgh, waar ze werkt als diergeneeskundig onderzoeker.
Welkom in het leven van ultra-atleet Jasmin Paris (40), waarin zo’n beetje iedere minuut gevuld is met werk, gezin of training. In maart van dit jaar ging haar naam de wereld over toen ze er in slaagde de Barkley Marathons uit te lopen, een beestachtig zware (en tamelijk bizarre) race in de Amerikaanse staat Tennessee. Ze bereikte de finish met nog 99 seconden te gaan tot de tijdslimiet van zestig uur. Maar de reden voor al die aandacht was een andere: ze was de eerste vrouw ooit die de wedstrijd uitliep – iets wat door de organisatoren decennia lang voor onmogelijk was gehouden.
Het duurde even om een afspraak te krijgen met Paris. Na haar triomf in ‘Barkley’, zoals ze de race zelf noemt, werd ze overspoeld door mediaverzoeken. En dan is er nog dat hyperefficiënte leven. Zou de interviewer niet naar Hoek van Holland willen komen, zo luidde een aanvankelijk voorstel, wanneer ze daar eind juni met haar gezin op doorreis was? Dan had ze drie kwartier beschikbaar „terwijl we de hond uitlaten op het strand bij de veerboot”.
Onverbiddelijke tijdslimiet
Om te begrijpen hoe bijzonder Paris’ prestatie is, eerst eens wat meer over de Barkley Marathons – volgens velen de zwaarste ultraloop ter wereld. Deze jaarlijkse wedstrijd is omgeven door geheimzinnigheid, maar je zou het misschien het best kunnen omschrijven als een kruising tussen een bivak, een meervoudige marathon en een monstertocht door het hooggebergte. Met minimale middelen en een onverbiddelijke tijdslimiet.
De wedstrijd is het geesteskind van Gary ‘Lazarus Lake’ Cantrell, een excentrieke oud-trailrunner met een lange grijze baard. Ieder jaar in maart of april – de datum blijft altijd geheim – verzamelen veertig atleten zich in Frozen Head State Park, een door God en iedereen verlaten gebied in het oosten van Tennessee. Toelating vindt plaats op basis van ballotage: aspirant-deelnemers betalen 1,60 dollar en moeten hun aanmelding toelichten in een essay. Wie is uitverkoren, ontvangt een persoonlijke condoleancebrief van Lazarus Lake: „Tot mijn grote spijt moet ik u mededelen dat u bent geselecteerd voor de Barkley Marathons.”
De precieze lengte van de race is een punt van discussie. Officieel bestaat het parcours uit vijf keer een lus van 20 mijl (32 kilometer), afwisselend met de klok mee en tegen de klok in. In werkelijkheid bedraagt de afstand eerder een kilometer of veertig, zeggen deelnemers – bijna een marathon. Om en nabij tweehonderd kilometer hardlopen dus.
Het parcours van Barkley voert nauwelijks over gebaande paden, gebruik van gps is strikt verboden. Bij wijze van stempelpost moeten deelnemers pagina’s scheuren uit langs de route verstopte boeken – en deze bij doorkomst in het basiskamp aan Lazarus Lake overhandigen. Verzorging langs het parcours is niet toegestaan; de ravitaillering bestaat uit een handjevol jerrycans water langs het parcours.
Jasmin Paris en haar hardloopschoenen.
Foto’s: Robert Ormerod
En dat is nog niet alles. Het weer in Frozen Head State Park is onvoorspelbaar, zeker in maart of april, de hellingen zijn loeisteil en door de dichte begroeiing zijn er amper oriëntatiepunten. In vijf rondes moeten de deelnemers bovendien 16.000 meter aan hoogteverschil overbruggen, wat gelijk staat aan twee keer Mount Everest.
Die combinatie – terrein, hoogtemeters, navigatie, weer – zorgt ervoor dat zelfs de meest ervaren ultra-atleten al gauw zeven à acht uur nodig hebben voor de eerste ronde – en dat loopt gedurende de race steeds verder op. Je rent aan één stuk door: voor slaap is geen tijd, wil je binnen de limiet finishen.
In de documentaire The Race That Eats Its Young (2014) vertelt Lazarus Lake met sardonisch genoegen hoe hij jaarlijks nieuwe elementen toevoegt om de race nóg zwaarder te maken, zoals een venijnige klim met doornstruiken. Barkley Marathons, zo zegt hij, „zoekt precies de grens op van wat menselijk mogelijk is”. Het gevolg: in de bijna veertig jaar van zijn bestaan wisten slechts twintig atleten de wedstrijd uit te lopen.
En daar zat, tot dit jaar, geen enkele vrouw tussen.
Sneller dan de mannen
Jasmin Paris (1984) belandde in de ultrawereld via het bergwandelen. Ze groeide op in het Peak District, een natuurgebied nabij Manchester. Haar ouders waren fanatieke wandelaars: toen ze nog geen jaar oud was, werd ze al „de halve Andes doorgezeuld”, vertelt ze in haar laboratorium.
Ze was als tiener „een behoorlijk actief persoon”. Als ze na paardrijles geen lift kon regelen, legde ze de vijf kilometer van de manege naar huis rennend af. „Met al mijn paardrijspullen nog aan.” Later ging ze met haar broer naar de Alpen, op lange wandeltochten – het liefst buiten het seizoen. Proviand mee voor tien dagen, slapen onder de blote sterrenhemel of, als er nog veel sneeuw lag, in de winterruimte van een hut. „Alles wat ik nadien heb gedaan, is geworteld in die vroege jaren die ik buiten heb doorgebracht.”
Pas na haar afstuderen als dierenarts – ze liep al tegen de dertig – begon Paris ook met rennen. Een collega-dierenarts zei dat ze eens mee moest meedoen aan een fell race, een hardlooptocht langs de toppen van het Peak District. „Daar ontdekte ik een wereld waarvan ik het bestaan niet kende. Met mensen die waren zoals ik, die het leuk vonden om zo hard mogelijk een heuvel op en af te rennen.”
Paris bleek een groot talent te hebben voor trail running – lange tochten over onverharde paden, met veel klimmen en dalen. Haar doorbraak beleefde ze in 2015, toen ze in één jaar recordtijden liep in maar liefst drie Britse fell races. In één daarvan – Ramsay’s Round in Schotland – verbrak ze het algehele record, dus ook dat van de mannen.
Vier jaar later wist Paris, inmiddels moeder geworden, ook buiten de ultrawereld de aandacht te trekken. Ze nam deel aan de beruchte Spine Race, een wedstrijd van 351 kilometer in hartje winter over de Pennine Way in Noord-Engeland. Paris verbrak het mannenrecord met meer dan twaalf uur – terwijl ze onderweg melk kolfde voor haar dochter.
Meedoen aan Barkley was een logische volgende stap. Toch duurde het nog een paar jaar voordat ze er klaar voor was, zegt Paris. „Toen mijn tweede kind bijna een jaar oud was, wist ik het ineens zeker: ik ga het doen. Je moet echt op dat moment wachten. Als je niet volledig toegewijd bent, red je het niet.”
In 2022 reisde Paris voor het eerst af naar Tennessee. Ze voltooide drie rondes. Het jaar daarop liep ze vier rondes – maar de laatste was buiten de tijdslimiet. Dit jaar móest het gebeuren, wist Paris – en op de een of andere manier voelde ze ook dat het zou lukken.
Hoe train je voor zoiets als Barkley?
„Gewoon, wat ik normaal ook doe hier in de heuvels. Alleen nam mijn trainingsvolume toe naarmate de wedstrijd naderde. Ik rende tussen de 150 en 160 kilometer per week. Dat deed ik ’s ochtends voor ik naar m’n werk ging. Aan het einde van de dag, voordat ik de kinderen ophaalde, pakte ik nog veertig minuten krachttraining mee in de sportschool. In het weekend kon ik wat langere trainingen doen, loopsessies van drie à vier uur.”
„Omdat ik wist dat er veel geklommen moest worden bij Barkley, ging ik meer bergop trainen. Ik ben een keertje op een vrijdag om middernacht opgestaan om zeven à acht uur lang dezelfde heuvel op en af te rennen. Het was hartje winter, het regende keihard en aan de voet van de heuvel was het ongeveer 1 graad Celcius, dus ik wist dat er boven sneeuw zou liggen. Ik rende van de regen door de natte sneeuw naar de sneeuw – en weer terug. Zeventien keer heb ik dat gedaan. Het werd die nacht steeds kouder en tegen de tijd dat het ochtend werd, waren alle heuvels wit.”
Je dacht niet: wat is dit voor waanzin?
„Het voelde krankzinnig, maar het was ook leuk. Het gaf me het gevoel dat ik klaar was voor Barkley. Bring it on.”
Waar kwam dat gevoel vandaan: het zit goed dit jaar?
„Dat weet ik niet precies. Ik voelde me gewoon fit. Sinds een ongeluk op mijn zeventiende heb ik geen rechterkruisband meer, maar die knie voelde stevig en betrouwbaar in de afdaling. Ik geloofde in mezelf. Bovendien dacht ik: ik kan dit niet ieder jaar blijven doen. Het was mijn derde Barkley. Ik heb de mogelijkheid dat ik hem niet zou uitlopen, gewoon niet toegelaten in mijn hoofd.”
Twee dingen vallen op aan Jasmin Paris als je haar voor het eerst ontmoet. Het eerste is haar verschijning. Anders dan je zou verwachten, heeft ze niet de tengere, uitgemergelde fysiek van een langeafstandsloper. Stevig en gespierd oogt ze – trailrunners moeten vanwege het vele klimwerk ook beschikken over kracht. Ze lopen met wandelstokken.
Het tweede wat opvalt is haar manier van praten: met een combinatie van verlegenheid en beslistheid. Paris lijkt niet iemand die van nature het hoogste woord voert, maar uit wát ze zegt, spreekt een groot zelfvertrouwen. Ze lijkt precies te weten wat ze wil – en wat ze aan zichzelf heeft.
Barkley marathons, de zwaarste ultraloop ter wereld
Hoe verloopt de navigatie tijdens de Barkley Marathons?
„Je krijgt een kompas en een kaart. Daar moet je zelf de route op tekenen. Het is niet zo’n heel goede kaart.”
Hoe weet je de route? Je krijgt aanwijzingen van Lazarus Lake, toch?
„Eh, ja. Hij geeft je de route van tevoren. Maar niet erg lang van tevoren. Een dag ofzo.”
Zijn aanwijzingen schijnen notoir vaag en poëtisch te zijn.
„Ja.”
Is dat deel van het geheim van Barkley?
„Ik wil er liever niet te veel over zeggen. De navigatie is moeilijk, de kaart niet heel gedetailleerd en de route ken je niet totdat je hem gelopen hebt. Online is er niets over te vinden. Je krijgt een heel basic, goedkoop horloge mee, dat op 00.00 staat bij de start en na vierentwintig uur weer terug gaat naar nul. Alle andere functies zijn uitgeschakeld.”
Op woensdag 20 maart 2024, om 05:17 uur ’s ochtends, ging Paris samen met de andere deelnemers op weg. Nog zo’n kwelling van Barkley: alleen ‘Laz’ Lake weet hoe laat de start precies is. Op ieder moment tussen middernacht en twaalf uur ’s middags kan hij op een hoornschelp blazen, waarna de lopers nog precies een uur de tijd hebben om zich te melden bij een geel hek in het basiskamp – het begin- en eindpunt van iedere lus. Het officiële startsein is een door Laz aangestoken sigaret.
De eerste drie rondes van dit jaar, vertelt Paris, gingen een stuk sneller dan in haar eerste twee edities. „We liepen in een groepje, en dan kun je het boeken zoeken onderling verdelen. Je komt er ook sneller achter als je een vergissing gemaakt hebt in de route.”
Op de bergkam voor me zag ik een groep mensen in zwarte regenjassen. Sinister, tot ik besefte dat ik hallucineerde
In de vierde ronde liep Paris samen met Jared Campbell, die de Barkley al drie keer eerder voltooide. Ze lag nog steeds op koers voor de tijdslimiet, al kon ze tegen die tijd al niet meer goed eten en was ze continu misselijk. Met nog dertien en een half uur op de klok keerde ze terug in het basiskamp – het ging spannend worden.
„Ik was er vrij beroerd aan toe toen ik aan ronde vijf begon. Ik dwong mezelf een rijstpudding te eten, maar moest vrijwel meteen overgeven. Ik zei tegen Laz: ik ga maar weer. Strompelend vertrok ik, terwijl ik nog een banaan probeerde te eten. Al rennend begon ik me weer beter te voelen. Ongeveer halverwege maakte ik een fout met navigeren, waardoor ik twintig minuten verloor – een enorme hoeveelheid tijd.”
In die laatste ronde sloeg bij Paris een fenomeen toe dat voor ultralopers maar al te bekend is. „Op de bergkam voor me zag ik een groep mensen in zwarte regenjassen. Aanvankelijk was ik nogal verrast, want je mag in dat deel van het park helemaal niet buiten de paden wandelen. Het was ook enigszins sinister. Totdat ik me realiseerde dat het hallucinaties waren.”
Zeggen mensen wel eens: wat jij doet is krankzinnig?
„Mijn collega’s op de universiteit denken wel ik dat ik een beetje bonkers ben, op een liefdevolle manier dan. Ultraloper worden is iets dat stapsgewijs gebeurt. Veel mensen denken: zo’n lange afstand, dat kán ik helemaal niet. Dan blijkt dat ze het wél kunnen. Vervolgens doen ze een nóg langere afstand. Enzovoort. Veel mensen denken bij ultralopen aan zo hard mogelijk rennen. Maar hele stuken wandel je gewoon, zeker bergop. Je hebt tijd om te eten en met mensen te praten. Het niet zo afschuwelijk als mensen denken.”
Is ultralopen wel goed voor je lichaam?
„Ik ren nooit op verharde wegen, en het terrein gaat op en neer. Dat zorgt ervoor dat je niet steeds dezelfde belasting hebt op je lichaam. Dus ja, ik denk dat het goed voor je is.”
Het duurde drie maanden voordat je lichaam helemaal hersteld was, zei je eerder. Kun je dan wel volhouden dat het goed voor je is?
„Die drie maanden is de tijd die het kost om van de diepe vermoeidheid af te komen. En ik denk dat de meeste mensen nooit op het punt komen waartoe ik mezelf gepusht heb bij Barkley. Je kunt goed herstellen.”
Zo lang rennen zonder slaap, is dat niet ongezond?
„Volgens mij niet. Ik heb in de loop der tijd beter leren omgaan met slaaptekort. Ik ben meer gewend aan hallucinaties, ben beter geworden in mezelf wakker houden, door caffeïnekauwgom of door mijn hoofd in koud water te hangen. In de evolutie van de mensheid hebben we vroeger veel langere afstanden gerend. We trokken rond, bewogen een stuk meer. Uiteindelijk is ultralopen gewoon bewegen.”
Bovenop de laatste klim had Paris nog precies één uur tot de tijdslimiet – en was ze er nog steeds van overtuigd dat het ging lukken. „Maar toen ik in het dal van het basiskamp kwam, waren er nog minder dan 10 minuten over. Op dat moment dacht ik voor het eerst: misschien ga ik het niet halen. Dat was een vreselijke gedachte.
„Ik heb mezelf gedwongen om te blijven rennen, ook al schreeuwde alles in mijn lichaam: stoppen! Ik zag alleen nog maar dat gele hek, alles eromheen was wazig. Ik rende ernaartoe. Óf ik zou flauwvallen, óf ik zou het redden. Op de een of andere manier bleef ik doorgaan. Wat me ook voortdreef, was de gedachte dat ik dit allemaal niet nóg een keer wilde doorstaan. Op het moment zelf is het namelijk helemaal niet zo leuk.”
Op de beelden die later viraal gingen, zie je Paris aankomen bij het gele hek, met een combinatie van strompelen en rennen. Holle ogen, lijkbleek. Het publiek joelt uitzinnig. Zodra ze het hek heeft aangeraakt, zijgt ze ineen. De klok staat stil op 59 uur, 58 minuten en 21 seconden.
Wist je meteen dat je het gehaald had?
„Nee. Ik was nog maar half bij bewustzijn. Ik raakte het hek aan en als ik al iets dacht was het: godzijdank, ik kan weer gewoon ademhalen. Pas een paar minuten later daalde het besef in dat ik binnen de tijdslimiet was gearriveerd, al was het maar door de reactie van de mensen om me heen.”
Ik zat na de race onder de schrammen en had een paar blauwe plekken
Hoe zag je lichaam eruit na de finish?
„Ik zat onder de schrammen en had een paar blauwe plekken. En je benen zwellen op na zo’n inspanning, meestal een paar dagen later. Maar dat was het wel zo’n beetje. Ik had wat blaren, een paar op iedere voet. En de vermoeidheid natuurlijk.”
Had je peesontsteking?
„O ja, natuurlijk. Aan één been. En op mijn andere been was ik tijdens de eerste ronde gevallen, daardoor had ik mijn binnenste knieband verrekt. Die knie had na Barkley nog zes tot acht weken nodig om weer goed te voelen.”
Na het relaas over de Barkley oogt Paris vermoeid, alsof de herinnering aan de inspanning haar opnieuw afmat. Ze zakt wat onderuit in haar stoel, laat haar hoofd in haar handen rusten.
Lees ook
‘Oerdrang naar avontuur’: 36 uur rennen in de Alpen
Dat ze de eerste vrouw was die Barkley heeft weten uit te lopen „voelde groter dan ik had verwacht”, zegt ze. „Het verhaal ging de hele wereld over. Maar het was niet mijn belangrijkste drijfveer. Natuurlijk beleef ik er plezier aan om het ongelijk van mannen te bewijzen die zeggen: vrouwen kunnen dit niet. Maar ik wilde het vooral voor mezelf doen. Dat heb je ook nodig bij Barkley, louter een externe motivatie is niet voldoende.”
Lazarus Lake heeft ooit in een interview gezegd dat Barkley „te zwaar voor vrouwen” is, omdat ze „simpelweg niet taai genoeg” zijn. Heb je het daar nog met hem over gehad?
„Hij meende dat niet echt, denk ik. Hij was overduidelijk verrukt dat ik het gehaald had. Dus nee, ik ben niet mijn gelijk gaan halen. Ik denk dat hij die opmerkingen alleen maar gemaakt heeft om vrouwen te prikkelen om het te proberen.”
Er is iets interessants aan de hand met ultramarathons: hoe langer de afstand, hoe kleiner het verschil tussen mannen en vrouwen. Regelmatig verbreken vrouwen – onder wie jij – mannenrecords. Hoe zit dat?
„Wetenschappelijk is daar nog geen sluitende verklaring voor. Wat ik wel kan zeggen: bij lange wedstrijden draait het niet enkel meer om rennen, om fysieke kracht. Het gaat minstens zo veel over wat er in je hoofd omgaat. Hoe goed kun je navigeren, eten, voor jezelf zorgen? Dat is denk ik de belangrijkste verklaring.”
Lees ook
Waarom vrouwen bij ultraraces vaker mannen verslaan
Dat klinkt als: vrouwen zijn beter in multitasking.
„Ja, misschien wel. En misschien kunnen vrouwen ook beter omgaan met slaapgebrek. Tara Dower verbrak onlangs het mannenrecord op de Appalachian Trail [een ultraloop van meer dan 3.000 kilometer waar je 40 dagen over mag doen, red.] Ze liep gemiddeld langzamer dan de snelste man, maar sliep minder en deed dus meer kilometers op een dag.”
Paris klapt haar laptop open en laat foto’s zien van Barkley. Laz die een van zijn vele sigaretten opsteekt bij het gele hek. Twee knuffels, een schaap en een koe, haar „lucky mascottes” die overal mee naartoe gaan. Jasmin op de steile beklimming bij de Rat Jaw, de enige plek aan het parcours naast het basiskamp waar publiek is toegestaan. „Dit is ronde twee, want ik lach nog.” Jasmin in het basiskamp, tussen ronde vier en vijf. „Dat is de rijstpudding die ik er meteen weer uitgooide.”
Tijdens een ultraloop, zegt Paris, „lijkt het alsof je leven in technicolor is”. In een etmaal of een paar dagen doorlopen ultra-atleten de uitersten van emoties: vreugde, verdriet, euforie, wanhoop. „Soms lijkt het alledaagse leven daarna een beetje vlak en saai. Normaal gesproken weet je niet meer wat je op die ene dinsdag twee weken geleden hebt gedaan. Maar de dag van zo’n race kun je nog tot in detail terughalen. Het is life in a day.”
Wat de toekomst precies gaat brengen, weet Paris nog niet. Op dit moment rent ze „gewoon lekker door de heuvels” in Schotland. „Even heruitvinden waarom ik het ook alweer zo leuk vind.” Een race waar ze door „geobsedeerd” is, heeft ze op dit moment niet. „Zoiets moet langzaam tot je komen, net als bij Barkley.”