Voorafgaand aan een korte tijdrit fietsen wielrenners zich soms in het zweet op hometrainers, om bijna sprintend met hoge hartslag uit de startblokken te kunnen schieten. Deed saxofonist Kamasi Washington zondagavond iets soortgelijks in de kleedkamer van Paradiso? Want hoe is anders te verklaren dat hij, koud op het podium, direct een fenomenale solo van ruim zes minuten uit zijn longen kan persen. Hij scheert langs grote thema’s. Liefde, verlies, blijdschap, euforie; het zit er allemaal in. De laatste noten komen uit zijn tenen, de sax baart een tetterende olifant, maar het kan, het past, het klopt.
Terwijl zijn band doorspeelt puft Washington uit en wist glimlachend het zweet van zijn voorhoofd. Hij houdt van spierballenjazz en bereikt daarmee een veel breder publiek dan de gemiddelde jazzmuzikant. Met onder meer de legendarische DJ Battlecat in de gelederen legt de achtkoppige band links tussen hiphop, soul, funk en jazz, waarbij breed uitgesponnen vrije solo’s gretig worden begroet in een uitverkocht Paradiso. De man uit Los Angeles draagt een zwart gewaad met gouden stiksels die mee glimmen met het amulet om zijn hals en de sax voor zijn borst.
Onder de overweldigende spiritual jazz ligt de dikke boodschap van liefde en aandacht die hij uitwerkte op zijn album Fearless Movement uit 2024 waarvan de meeste nummers van de avond komen. Ontroerend en typerend is zijn aanpak op ‘Asha The First’, dat hij baseerde op het eerste piano-melodietje van zijn dochtertje. Op deze Eerste Paasdag speelt hij de vier noten voor, waarna zijn dj en zijn drummer een grootse beat neerleggen die wordt onderstreept door drie blazers en zangeres Patrice Quinn. Zo ontstaat een orkestraal jazzwerk waarop ook zijn vader, sopraansaxofonist Rickey Washington, soleert en er dus drie generaties op het podium klinken.
Een valkuil van de gulle Washington is dat hij wel erg veel ruimte geeft aan solo’s van zijn bandleden en die zijn doorgaans niet zo spannend als zijn eigen muzikale verkenningstochten. Zo loopt de energie er halverwege een beetje uit, mede doordat zangeres Quinn niet over de beste keel lijkt te beschikken. Een uitzondering is toetsenist Brandon Coleman die op eigenzinnige wijze aan de slag gaat met de stemvervormer en funky toetsenwerk.
De indrukwekkende solo waarmee Washington de avond opende speelt hij op ‘Lesanu’, een nummer waarop naar eigen zeggen hij ‘het bestaan van muziek’ eert. „Door muziek lijkt het soms alsof ik vrienden van honderd jaar oud heb”, licht hij toe. Zo lopen door de hele avond meer intergenerationele lijnen. De funky hiphopjazz van ‘Get Lit’, geschreven met funklegende George Clinton, wordt door DJ Battlecat gemixt met nineties rap van Camp Lo.
Als een van de laatste nummers speelt de band ‘Prologue’, een bewerking van een compositie van de Argentijnse bandoneonist Astor Piazzolla. Opnieuw versmelten zang en blazers in een euforisch samenspel over een stevige beat. Eindelijk is daar weer ruimte voor Washington zelf om op avontuur te gaan. Op een stroom van noten neemt hij de luisteraar mee over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Washington heeft na ruim twee uur en acht nummers nog altijd adem over, alsof ‘Prologue’ nog maar de eerste etappe is.
Het lijkt zowaar even gezellig te worden in de Ziggo Dome. In het midden van de Amsterdamse concertzaal lijken er twee enorme groene gordijnen heen en weer te wiegen. Ze hangen over de volle breedte van het plafond en veranderen de kille hal in een knusse nachtclub. Alleen: ze bestaan uitsluitend uit licht.
Klik! Weg zijn ze.
Opeens verschijnen er verblindende lichtbundels die samen de spijlen vormen van een kooi waarin alle toeschouwers krijgsgevangenen worden van het onherroepelijke en gitzwarte nihilisme van Nine Inch Nails. De Amerikaanse rockband gaf zondagavond een verbluffende show waarin alles voortdurend veranderde en de muzikanten van podium naar podium hopten.
Excellent beeld en geluid, laat dat maar aan zanger en creatief brein Trent Reznor over. Hij forensde van de grote bühne met vijfkoppige band naar een soort van driemans dj-booth in het midden van de zaal. Onder fonkelende discoballen, brakende rookmachines en felrode stroboscopen beukte hij er samen met de Duits-Iraakse DJ Boys NoiZe (die ook in het voorprogramma stond) een stomende set van ondergangstechno doorheen waarin behalve een bombardement aan beats ook het gevonk van kortsluiting doorklonk.
Zodra de lichten doofden, zag je Reznor – voortdurend op de hielen gezeten door een cameraman – weer dwars door het publiek naar het hoofdpodium sprinten, zijn gitaar omhangen en weer de onheilsrocker uithangen.
Wanhoop en ongemak
Met een overdosis aan audiofiele perfectie pompte hij zijn boodschap van wanhoop en ongemak de zaal in. „You know me: I hate everyone”, waarschuwde hij in ‘Wish’. „Broken, bruised, forgotten, sore; too fucked up to care anymore”, jammerde hij in ‘Somewhat Damaged’. Zijn enige troost in ‘Everyday Is Exactly the Same’ luidde: er is weliswaar geen liefde, maar in ieder geval ook geen pijn.
Als alle hoop is verdwenen, rest alleen nog de vervreemding en daarvoor is het vuilnisbakkenrasgenre waarin Nine Inch Nails metal, industrial, gothic rock, new wave en dance vermengt ideaal. Bij ‘Gave Up’ heb je geen idee meer waar het overweldigende geraas nu precies vandaan komt: zijn het de gitaren, de synthesizers of alles tegelijk?
En vaker lijken schijn en werkelijkheid door elkaar te lopen. Als drummer Ilan Rubin losgaat aan het eind van ‘The Perfect Drug’ – uit de film Lost Highway van de in januari overleden regisseur David Lynch aan wie Reznor het nummer opdroeg – lijkt het alsof zijn trommels uit een draaitafel komen. In de dystopische jazztrip ‘God Break Down the Door’ speelt Reznor weliswaar saxofoon, maar klinken zijn partijen soms pas later, vertraagd, echoënd of juist aanzwellend samengevoegd tot een complete blaaskapel.
Aan het eind van ieder onberispelijk gezongen couplet of refrein weet je dat zijn nasale, ietwat geknepen stem voor de laatste toon toch net even een andere afslag neemt dan je zou verwachten. Ook dat is de methode-Reznor: die knarsende dissonant moet je alert houden. In de afsluiter ‘Hurt’ – extra bekend geworden vanwege de cover door de stokoude en tandenklapperende Johnny Cash – kiest Reznor in tegenstelling tot the man in black juist wél voor een nadrukkelijke wanklank in het laatste woord: „I will find a… WAY.” En lopen de rillingen over je rug.
In Sint-Catharinadal in het Brabantse Oosterhout wonen tien ‘zusters norbertinessen’. Samen vormen ze de oudste kloostergemeenschap die onafgebroken heeft voortbestaan – Norbertinessenklooster Sint-Catharinadal werd gesticht in 1271. Elke dag tijdens de avonddienst herdenken de tien zusters in hun kerk de ooit op die dag overleden zusters.
Als je buiten de diensten de kerk binnenwandelt, kom je de zusters niet tegen. Wel zie je Vincent de Boer (1988), de grafisch kunstenaar kalligrafeert op een brede, meters lange rol papier de namen van alle gestorven zusters. ‘Zr Maria Paridaens 1533’, schrijft hij net – hij is intussen vijf dagen bezig – in letters die zo uit een middeleeuws manuscript zouden kunnen komen. Ook lijkt hij zelf te werken als een monnik uit die voorbije tijd: ritmisch, zwijgend, toegewijd.
„Door urenlang een repetitieve handeling uit te voeren, kom ik dicht bij de splitsing van materie en nonmaterie, het biedt mij verlichting”, zegt hij erover in het boekje dat je meekrijgt als je de kunstbiënnale bezoekt waarvan hij deel uitmaakt.
h3h heet deze, dit jaar voor de vierde keer georganiseerde, biënnale, waarbij ‘h3h’ staat voor Heilige Driehoek. Die naam is in de volksmond gegeven aan deze bijzondere plek, waar drie nog actieve kloosters naast elkaar bestaan. Behalve Sint-Catharinadal zijn dat de Sint-Paulusabdij en de Onze Lieve Vrouwe Abdij, kloosters voor respectievelijk de Chemin Neuf-gemeenschap en zusters benedictinessen. Ruim een eeuw geleden vertrokken die door antiklerikale wetgeving uit het Franse Wisques naar Oosterhout.
Twintig internationale kunstenaars doen mee, velen hebben speciaal voor de biënnale nieuw werk gemaakt. Zij zijn komen kennismaken, en praten over hun soort kunst, met de broeders en zusters. Curator Nanda Janssen – zelf logeerde ze de afgelopen anderhalf jaar regelmatig een week in een van de kloosters – vroeg het hun. Ze zegt: „We zijn samen op zoek gegaan naar waar kunst en religie elkaar raken.”
Grafisch kunstenaar Vincent de Boer kalligrafeert op een brede, meters lange rol papier de namen van alle gestorven zusters van Sint-Catharinadal.
Foto Peter Cox
‘Silence dense’, sculptuur in de vorm van een kalebas onder een oude kerkklok. In de kalebas, van Shivay La Multiple, zit wijn uit de wijngaard van Sint-Catharinadal.
Foto Peter Cox
De toegangspoort van de ommuurde, gewoonlijk voor publiek afgesloten kloostertuin is nu open. Op de door haar met zink beklede deuren heeft de Franse kunstenares Jenna Kaës (1987) een gedicht gegraveerd van de 13de-eeuwse mystica Hadewijch.
Foto Peter Cox
Verstilling
Het resultaat: kunstwerken in een kerk, in tuinen, in schuren, langs paden, op muren en in kassen die allemaal op een eigen manier verstilling oproepen, als echo’s uit het verleden die contact hebben gemaakt met het heden. Soms gebeurt dat expliciet, zoals bij de gekalligrafeerde namen van de overleden zusters. Of, minder letterlijk maar wel in christelijke beeldtaal, bij de toegangspoort van een ommuurde, gewoonlijk voor publiek afgesloten kloostertuin.
Op die nu opengezette, door haar met zink beklede deuren heeft de Franse kunstenares Jenna Kaës (1987) een gedicht gegraveerd van de 13de-eeuwse mystica Hadewijch. De letters staan rond een met sterren afgezet, langwerpig vlak dat, mede door het gebruik van stukken spiegelend zink, een tweede toegangspoort lijkt, nu naar leegte en oneindigheid. Je krijgt het gevoel erin te verzinken, wat wellicht de bedoeling was van de zusters: zij waren het die op verzoek van de kunstenares het gedicht van de mystica uitzochten.
Je komt bij de poort na een wandeling over een pad dat twee kloosters verbindt. Wanneer je over dat pad loopt, hoor je muziek die lijkt te komen uit de bomen aan weerszijden. The Homeless Wanderer of Evening Breeze heten de pianoliedjes van de Ethiopische Emahoy Tsege Mariam Gebru (1923-2023). Begonnen als zangeres aan het hof van keizer Haile Selassie, overleed ze als zuster (emahoy betekent vrouwelijke monnik) in een Ethiopisch klooster in Jeruzalem. De muziek is tegelijk melancholisch en sprankelend, misschien zoals haar leven, misschien zoals het leven zelf.
‘Duin der dagen’ van Inge van Genuchten: een stellage waaruit een dunne straal zandkorrels naar beneden stroomt. Als bij een zandloper, alleen komt er geen eind aan de straal. Het zand zit in een silo en zal de komende weken een steeds hogere berg vormen.
Foto Peter Cox
Dunne straal zandkorrels
Hoe langer je rondloopt over het terrein, hoe meer je beseft dat de kunstwerken je laten stilstaan bij waarden als bezinning, innerlijke rust, het verstrijken van tijd. Dat begon al meteen na binnenkomst in een boerenschuur – de pachtende boer heeft hem tijdelijk afgestaan – met daarin een stellage waaruit een dunne straal zandkorrels naar beneden stroomt. Als bij een zandloper, alleen komt er geen eind aan de straal: je kunt de stellage niet omkeren. Duin der dagen heet de installatie van Inge van Genuchten (1988). Het zand zit in een silo en zal de komende weken een steeds hogere berg vormen in de schuur.
Er zijn associaties met ambachten die werden (of worden) beoefend door de broeders en zusters. Het kalligraferen is er een voorbeeld van, maar ook de vijf medaillons van metaaldraad aan een kloostermuur door de Franse Armel Barraud (1979). Ze zijn fijntjes en fragiel als kantklos, als je niet oplet kun je er zomaar aan voorbijlopen. Zie je ze wel en kijk je, dan ontwaar je bloemen en planten, vleugels van engelen, handen die elkaar vasthouden. Contemplations heten ze, overdenkingen.
Er is ook heftige kunst. Zoals de schilderijen van de Oostenrijkse Ceija Stojka, opgehangen in de processiegang van Sint-Catharinadal. Ceija Stojka (1933-2013) overleefde als Romameisje drie concentratiekampen. Haar naïeve, kleurrijke schilderijen zijn levenslustig – vrolijke mensen bij woonwagens, kleurrijke landschappen – maar er zijn ook Dunkle Bilder: spoorlijnen, hakenkruizen.
En er is vrolijke kunst, zoals de met gekleurd glas, glazen kralen en kleine schelpen versierde sculptuur in de vorm van een kalebas, die ligt onder een oude kerkklok. In de kalebas, Silence dense door Shivay La Multiple (1993), zit wijn uit de wijngaard van Sint-Catharinadal (de flessen zijn te koop in de kloosterwinkel en de webshop).
De kunstwerken, krijg je het gevoel, kloppen met het leven en werken in de kloosters. En ja, dat was precies de bedoeling. Curator Nanda Janssen: „We hebben geprobeerd elkaar te leren kennen. Kunst en religie proberen allebei betekenis te geven aan onze plek onder de zon, aan wat het is om mens te zijn.”
Lees ook
Kan kunst hoop bieden, of blijft toch altijd de wanhoop over?
Vlak na de wereldpremière van Study for life (1981) voor sopraan, elektronica en licht kreeg Kaija Saariaho bericht van de erven van de Amerikaanse Brit T.S. Eliot: ze had een fragment uit Eliots apocalyptische gedicht ‘The hollow men’ gebruikt, en de dichter had het toonzetten van zijn teksten expliciet verboden. Dus lag Study for life vervolgens decennia op de plank. Maar nu vormt het werk toch het vertrekpunt voor een interdisciplinaire hommage aan Saariaho door choreograaf Tero Saarinen en ensemble Asko|Schönberg. De voorstelling Study for life ging 24 juni in première in het Amsterdamse Muziekgebouw, als onderdeel van het Holland Festival.
Op papier staat dit eerbetoon als een huis. Saariaho (1952-2023) geldt met haar iriserende klankpalet als een van de boeiendste componisten van onze tijd. Study for life was haar eerste poging tot muziektheater en plaatst haar oeuvre bovendien mooi in een kader: een vroeg ‘verloren’ werk dat ze kort voor haar dood bewerkte. In 2018 kreeg Saariaho (inmiddels wereldberoemd) namelijk alsnog toestemming Eliots fragment te gebruiken en maakte ze een nieuwe versie, die in 2022 in première ging.
Toch kwam de voorstelling moeizaam op gang. Dat lag deels aan de muziek: Study for life bevatte vlagen van kenmerkende lyriek, maar soms ook een knoestige logheid, en het verdronk te vaak in kitscherige galm. Het lag ook aan de zware, donkere choreografie van Saarinen. Op de spiegelzwarte vloer, omringd door tribunes, vormden musici en dansers in flakkerend hel wit licht grillige lichaamssculpturen en tableaus, waarbij ze getormenteerd in de verte tuurden. De vijf composities op het programma waren bovendien ingebed in een rauwe noise-soundscape van Tuomas Norvio, die in combinatie met stroboscooplicht een wat eendimensionale Berghain-annex-Onderwereld-sfeer opriep.
Pas toen cellist Sebastiaan van Halsema op een plat karretje het podium op was gereden voor de elektronisch vervormde cellosolo Petals ontstond er iets: frêle, dan weer bulderende cellolijnen kregen fijnzinnig weerwoord van twee dansers, die elkaar in een schrijnend duet als poppen bewogen. Ook erg sterk was de overgang van een verzameling individualistische, robotische of juist geëxalteerd-bezeten bewegingsroutines naar een collectief, Boukje Schweigman-achtig rondzwiepen.
De tweede helft van de voorstelling, waarin het aandeel live muziek flink toenam, vergaarde gaandeweg momentum. Sopraan Raquel Camarinha zong vervoerend in Quatre instants nr. 1, ‘Attente’, met een stralend helder en toch fluwelig warm geluid. De dansers duwden nog meer karretjes de vloer op, met daarop de rest van het ensemble, en Asko|Schönberg gaf een zinderende uitvoering van Lichtbogen. Terwijl een langgerekt grijzig geluid openbrak in alle mogelijke kleuren, hield een danser een karretje rechtop om een lichtbundel te breken: schitterend beeld.
Een vreemd en verrassend hoogtepunt was een duel tussen slagwerker Joey Marijs en een danser, die trommelden en wreven over een met contactmicrofoons uitversterkt karretje. Sopraan Camarinha kreeg niettemin het laatste woord in Quatre instants nr. 3, ‘Parfum de l’instant’: gevangen in een trechter van lichtend gaas, omzwachteld door een elektronisch floers, zong ze etherisch en glashelder. Zo ging de voorstelling van duistere zwaarte naar licht, maar helaas zonder dat die boog echt op spanning kwam te staan.