‘Waarschijnlijk ben ik hier tot mijn dood mee bezig’

Bijna drie jaar geleden zat oud-turnster Petra Witjes (33) achter een tafel in een zaaltje in Nieuwegein. Aan een vierkoppige tuchtcommissie van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) vertelde ze over de fysieke en geestelijke schade die Vincent Wevers, haar oud-trainer, haar tussen haar tiende en zeventiende jaar heeft berokkend.

Dat hij de weegschaal inzette als machtsmiddel in de turnhal. Dat hij haar uitschold voor ‘rotte appel’ en ‘dikke koe’. Dat hij haar bij blessures liet doortrainen. Dat hij haar een keer tien baantjes kikkersprongen liet doen, met een zandzak van tien kilo op haar rug, omdat haar blik hem niet aanstond. Dat ze aan de haren werd getrokken. Het voelde extreem onveilig, zei ze.

Toen zij haar verhaal deed was het leed van veel ex-turnsters al breed bekend, onder meer door een hard onderzoeksrapport uit 2021, waaruit bleek dat belediging, intimidatie, chantage, controledrang, isolatie, dwang en vernedering jarenlang voorkwamen in de sport. De turnbond maakte excuses en er kwam een financiële regeling voor ex-topturnsters die slachtoffer waren geworden van grensoverschrijdend gedrag.

De tuchtrechters reageerden weinig begripvol tegen haar en andere ex-turnsters, vertelde Witjes kort na de zitting aan NRC. Alsof niet coach Wevers, maar zij in het beklaagdenbankje zaten. Waarom hadden haar ouders niet ingegrepen? Wist ze dat er ook positief over haar oud-trainer werd geoordeeld? En besefte ze wel dat er consequenties waren als ze niet de waarheid sprak, ook al stond ze niet onder ede? Wevers zelf ontkende fysieke mishandeling en diverse andere aantijgingen, maar zei wel spijt te hebben van het feit dat meisjes zo vaak werden gewogen. Hij wilde niet reageren op vragen van NRC.

Hij schold haar uit voor ‘rotte appel’ en ‘dikke koe’, al was ze nog een kind

Toen het vonnis van de tuchtcommissie – vrijspraak – een jaar later door de beroepscommissie van het ISR werd bekrachtigd, mede omdat het ISR-onderzoek naar klachten over grensoverschrijdend gedrag ernstig tekortschoot, waardoor ervaringen van turnsters niet werden meegewogen, sprak Witjes van „een blamage”. Er was „een juridisch steekspel” over de hoofden van de klagers gespeeld, schreef ze in een verklaring. „Ik kan blijven roepen en waarschuwen, maar als de ogen en oren niet geopend zijn, heeft het geen nut. Ik laat de zaak maar voor wat het is.”

Toch verschijnt dinsdag het boek Door de pijn heen, waarin Witjes niet alleen haar ervaringen als topturnster beschrijft, maar ook „de fuik van de sportrechtspraak” waarin ze als slachtoffer van ernstig grensoverschrijdend gedrag terechtkwam: een systeem dat daders in haar ogen niet bestraft, maar fungeert als hun „verlengstuk”.

Ook veel andere coaches werden ondanks klachten van meerdere turnsters vrijgesproken door het ISR, de plek in de sport waar grensoverschrijdend gedrag gemeld kan worden. Daarbij speelt mee dat de turnbond voor 2011 nog niet bij de sporttuchtrechter was aangesloten, en klachten uit die periode dus niet werden meegenomen. Sporters die het aandurfden een klacht in te dienen, werden daardoor – net als in de kwestie rond Wevers – vaak niet gehoord.

„We willen allemaal zo graag dat slachtoffers zich uitspreken”, schrijft Witjes. „Maar wat is het nut daarvan als het geen consequenties heeft voor een pleger en er zo met slachtoffers wordt omgegaan?”

De moeizame weg van trauma naar herstel – dat is de kern van het boek, dat gestoeld is op onder meer dagboekaantekeningen die ze als kind maakte en geluidsopnamen. Ze heeft het geschreven voor álle slachtoffers van onderdrukking en misbruik. In veel sectoren zie je misstanden, zegt ze, en de patronen die daaraan ten grondslag liggen vertonen in haar ogen veel gelijkenis.

Na het hoger beroep wilde je het verleden achter je laten, zo leek het, maar in je boek komt dat uitgebreid aan de orde. Vanwaar die ommezwaai?

„Ik hield mijn ervaringen al jaren op therapeutische basis bij. Als ik een gesprek had gehad met het ISR bijvoorbeeld, voelde het goed om dat van me af te schrijven. Al waren er ook perioden dat ik het schrijven links liet liggen, omdat ik te heftige dingen meemaakte. Ik heb donkere periodes gekend, met veel angstaanvallen, en ik heb ook nog elke dag pijn door wat topsport van mijn lichaam heeft gevraagd. Het idee voor een boek ligt er al sinds 2019, maar het duurde een tijd voordat het lukte om het te schrijven.”

Je zette het schrijven van het boek door na een bezoek aan een traumacentrum, schrijf je. Daar was onvoldoende kennis over trauma en de connectie tussen lichaam en geest. ‘Dan fiks ik het zelf wel’ dacht je.

„Omdat ik de pijn over mijn trauma’s wegdrukte, kwam ik steeds op hetzelfde punt uit. Ik wil over een paar jaar niet wéér paniekaanvallen krijgen. Er moest iets veranderen, en daarbij besefte ik dat ook mijn vechtersmentaliteit herstel in de weg zit. ‘Je problematiek komt niet overeen met je voorkomen’, zei een psycholoog toen ik op mijn werk in de jeugdzorg was uitgevallen. Iets waarmee meer turnsters worstelen die met machtsmisbruik te maken kregen. ‘Eigenlijk zou je geen make-up meer moeten dragen, maar een bril en slobberige kleding’, zei de psycholoog.”

Overal komt machtsmisbruik voor. Maar wie grijpt in als mensen slachtoffer van een systeem worden? Dáár draait dit boek om

Je noemt machtsmisbruik een probleem dat breed moet worden aangepakt, in meerdere lagen van de samenleving. En toch zullen er mensen zijn die het boek zien als een afrekening met je oud-trainer.

Ze schudt haar hoofd. „Nee, ik plaats mijn ervaringen daarom in een bredere context. Overal, ook in de jeugdzorg en bij de Belastingdienst komt machtsmisbruik voor. Wie doet er iets als mensen slachtoffer van een systeem worden? Wie grijpt in? Dáár draait dit boek om.”

Je noemt je oud-trainer in het boek niet bij naam, hoewel overduidelijk is om wie het gaat. Waarom liet je de naam weg?

„In geen van de onderzoeken naar grensoverschrijdend gedrag in de turnsport worden namen genoemd. Moet ik dan degene zijn die dat wél doet? Ik heb er alles aan gedaan om niet de indruk te wekken dat dit boek uit wraak is geschreven, want dat is niet zo. Meer kan ik niet doen. Dat neemt niet weg dat ik het spannend vind hoe mensen gaan reageren na alles wat er over deze zaak geschreven is. Het kan confronterend worden.”

Ook omdat je als kind hebt ervaren hoe het voelt de controle kwijt te raken?

„Ik heb mensen heel lang niet vertrouwd. En nog steeds kost mij dat moeite. Maar ik wist dat er niets zou veranderen als ik mijn wantrouwen niet doorbrak. En ik weet dat ik geen ervaringen uit het verleden op het heden mag plakken. Een gesprek zoals dit probeer ik zonder wantrouwen in te gaan, maar daar moet ik me wel toe zetten.”

Je schrijft ook dat je het vertrouwen in jezelf kwijtraakte door het gedrag van je oud-trainer. Op het laatst wist je niet meer wie je was.

„In de jaren na het turnen was het wantrouwen in mezelf groter dan het wantrouwen in anderen. Hoe kon het dat ik had meegemaakt wat ik had meegemaakt? Zoals veel slachtoffers van misbruik gaf ik mezelf de schuld.”

Je beschrijft dat je na het turnen in een giftige relatie terechtkomt, waarin je mishandeld wordt. Ook dan zoek je de schuld in eerste instantie bij jezelf.

„Ik heb jou vertrouwd en daardoor ben ik de mist in gegaan. Daardoor heb ik klappen gekregen.’ Dát was het stemmetje in mijn hoofd. Door die ervaring wilde ik jarenlang geen relatie aangaan. De geboorte van mijn zoon, twaalf jaar geleden, heeft geholpen. Ik zie hem als mijn redding. Als een allesbepalend kruispunt. Als hij vredig naast mij lag te slapen in bed, hield hij mij zonder het te weten een spiegel voor. Dat krijg je als je iemand liefde geeft.”

Dat je de controle terug hebt merk je als je je trainer jaren later tegenkomt. Je beschrijft hoe hij zich in de auto verstopt, in plaats van met jou het gesprek aan te gaan.

„Ik raakte niet in paniek, voelde geen wrok. Van een afstandje keek ik ernaar. Ik heb mezelf ontwikkeld, dacht ik. Hij heeft nooit zelfreflectie getoond, en waarschijnlijk gaat dat ook nooit gebeuren.”

Je hebt lang voor gerechtigheid gevochten, maar je oud-trainer is nooit bestraft. Kun je helen zonder gerechtigheid?

„Zijn vrijspraak, op formele gronden en door gebrek aan bewijs, heeft mij wel een extra trauma bezorgd. Hij loopt nog vrij rond in de sport. Was coach tijdens de Olympische Spelen in Parijs en heeft een eigen topsportacademie. Het systeem heeft gefaald. Sporters kunnen nergens terecht. Mijn wantrouwen in instanties is alleen maar groter geworden. Dus ja, ik weet het niet. Stel die vraag over vijftien jaar nog maar eens.”

Maar los daarvan: kun je als volwassene volledig herstellen van een kindertijd waarin je niet leerde anderen te vertrouwen?

„Zo’n trauma verandert je hersenen, omdat je in de overlevingsstand hebt gestaan. Elke ochtend was het voor ons spannend of de trainer in een leuke bui zou zijn, of dat je werd uitgescholden. Of je snel nog even naar de wc zou mogen voordat er werd gewogen. Maar ook hoe de groep zich zou gedragen. Want die andere meiden waren mijn vriendinnen, maar door de concurrentie die de trainer aanwakkerde werden we soms ook vals naar elkaar. De trainer liet zijn dochters, die in mijn groep turnden, ook doorvertellen wat wij op school deden. Iets lekkers halen in de kantine kon niet onbespied… Dat laat sporen na. Je kunt aan jezelf werken, het trauma accepteren, maar volledig herstellen? Nee. Het is een levenslang proces. Tot mijn dood ben ik hier waarschijnlijk mee bezig.”

Wat hoop je te bereiken met het boek?

Ze is even stil. „Ik hoop dat mensen het gesprek aangaan en de gevolgen van machtsmisbruik serieus gaan nemen. Te lang heeft de nadruk op slachtofferschap gelegen. Het is nu tijd voor actie. Systeemverandering.”

Je schrijft dat seksueel misbruik een onderschat probleem is in het turnen. Dat ‘slechts’ twee turnsters hiervan melding deden bij een grootschalig onderzoek uit 2021, wil niet zeggen dat het niet op grotere schaal gebeurde.

„Sommige mensen twijfelen nog steeds aan de misstanden die in dat onderzoek wél benoemd worden. Daarom komen turnsters die seksueel misbruikt zijn daar niet mee naar buiten. Maar feit is dat ze bestaan, veel vrouwen hebben mij daarover verteld. Ze werden misbruikt tijdens trainingsstages, tijdens een overnachting bij de trainer thuis, in zijn auto. Het gebeurde bijna nooit in de turnhal zelf.”

Voelt het niet onrechtvaardig als seksueel misbruik in de turnsport onderbelicht zou blijven?

„Ja, en daarom schrijf ik het op. Maar het is niet aan mij daar uitgebreid over te vertellen, want het gaat over anderen. Mij valt wel op dat experts en instanties die zich bezighouden met grensoverschrijdend gedrag, een te strikt onderscheid maken tussen seksuele- en niet-seksuele gedragingen. Dat vind ik onterecht, want die vormen van misbruik kun je niet los van elkaar zien. Aan seksueel misbruik gaan vaak andere vormen van misbruik vooraf.”

In Door de pijn heen beschrijft Witjes hoe allesoverheersend haar sport was. Ze turnde van haar achtste tot haar zeventiende. Ze behoorde tot de Nederlandse turntop en kwam voor Nederland uit op EK’s en WK’s.

Haar trainer haalde haar ’s ochtends op van huis en bracht haar ’s avonds weer terug. Ze brachten acht tot tien uur per dag met elkaar door. „Ik zie hem en mijn trainingsmaatjes meer dan mijn eigen ouders”, schrijft ze. „Een groot deel van de opvoeding en verantwoordelijkheid rust daarom op de schouders van mijn trainer.”

Zo’n band hoort bij topsport, maar je kunt je afvragen hoe veilig dat is, zeker voor een kind.

Ze knikt. „In feite zeggen ouders tegen een coach: hier heb je mijn kind, ik vertrouw erop dat je de beste bedoelingen hebt. Tegenwoordig heb je mobiele telefoons, maar in mijn tijd was dat niet zo. Ik werd volledig geïsoleerd. In de jeugdzorg worden pleegouders gescreend, maar dat geldt niet voor trainers. ‘Sport is onafhankelijk’, zeiden ze toen ik voor een gesprek op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kwam om te praten over toezicht. Terwijl datzelfde ministerie subsidie geeft aan sportkoepel NOC-NSF. Hoe kun je dan van onafhankelijkheid spreken? In plaats van te kijken naar mogelijkheden voor beter toezicht, stellen mensen vragen over gebrekkig toezicht van ouders. Waar waren die toen de trainer het kind misbruikte?”

In jouw geval plakte de trainer de ramen van de turnhal af, zodat ouders niet konden meekijken.

„Onder het mom van: nieuwsgierige ouders leiden af. Een reden die nog steeds vaak wordt opgevoerd.”

Treft ouders geen blaam als ze de opvoeding van hun kind aan een coach overlaten, zoals je schrijft?

„Dat hangt van de situatie af. Sommige ouders – ik ken ze – zijn gevoelig voor de aandacht die ze krijgen als hun kind uitblinkt. Die zullen hun kind misschien pushen om extra hard te trainen. Maar mijn vader deed alles wat in zijn macht lag om grip op de situatie te krijgen, toen ik eenmaal verteld had wat er in de turnhal gebeurde. Het moeilijke is dat ouders vaak gemanipuleerd worden. Als ze de coach thuis ontvangen is die heel complimenteus. En kinderen durven niet te vertellen wat er werkelijk aan de hand is.”

Denk je wel eens: wie was ik geworden als ik niet was gaan turnen?

„Daar heb ik veel over nagedacht. Ik zie vaker dat meisje voor me van vóór het turnen. Met twee staarten, blij en ondernemend. Dat deel van mezelf was ik helemaal kwijtgeraakt. Door het turnen en de strijd daarna. Al heb ik haar gelukkig weer teruggevonden.”