De verre toekomst, miljoenen jaren weg, is dichterbij dan ooit. Aanhangers van het zogeheten ‘longtermisme’ menen dat het belang van de vele miljarden mensen die nog zullen leven, nu al beleidsbeslissingen en politiek moeten bepalen. Hún belang kan zelfs zwaarder wegen dan het onze nu. Het is een stroming die de laatste jaren vooral in de VS populair is geworden, ook onder miljardairs en ceo’s.
De Amerikaanse filosoof Samuel Scheffler, onlangs te gast voor een lezing aan de TU Delft, sympathiseert met de inzet van dat denken, maar heeft er ook grote bezwaren tegen. Het afwegen van toekomstig geluk tegen dat van de huidige mensheid leidt tot „heel interessante puzzels waar je eindeloos dissertaties over kunt schrijven”, maar miskent volgens Scheffler de reden dat mensen écht rekening houden met de toekomst: hun „liefde voor de mensheid als een voortdurend project”. Hij herkent dat ook in de fascinatie met de Apocalyps in klimaatactivisme en de populaire cultuur.
Kan apocalyptisch denken mobiliseren voor de toekomst? Neem de Duitse actiegroep die zich bewust ‘de laatste generatie’ zich noemt?
„Ik neem aan, dat die naam bedoeld is als een voorspelling die zichzelf weerlegt. Hoe effectief zo’n benadering is, is een empirische vraag. Ik heb er mijn twijfels bij. Het kan mobiliseren maar het kan ook ertoe leiden dat mensen zich ervan afkeren en overgaan tot de orde van de dag. Omdat het te extreem is. In films en literatuur vind ik het apocalyptische thema interessant, omdat het een uitdrukking is van de angst van mensen voor de toekomst.”
Wat heeft u tegen longtermisme?
„Ik ben het eens met longtermisten dat het verstandig is om na te denken over de lange termijn. Wie zou dat niet verstandig vinden? (lacht) Alleen, ik ben het oneens met het argument dat zij geven voor het belang van de toekomst. Dat is voortgekomen uit de school van effectief altruïsme en die heeft een sterk utilistische oriëntatie. Het gaat om het berekenen van maximaal geluk voor een maximaal aantal toekomstige mensen. Zij zeggen: er kunnen nog triljoenen mensen leven die een heleboel geluk en waarde zullen produceren. Dát is het belang dat wij hebben bij de toekomst.”
Dus puur kwantitatief?
„Ja, het maakt een aggregaat van iedereen die in de toekomst zal leven. Ik vind dat uitgangspunt van maximaal menselijk geluk over biljoenen jaren niet de meest dwingende manier om over de toekomst na te denken. Je hebt het om te beginnen over mensen die nog niet bestaan, dus waarom doet hun aantal er eigenlijk toe? En het heeft praktische implicaties: longtermisten vinden dat we veel meer prioriteit moeten geven aan langetermijnbedreigingen en bereid moeten zijn daarvoor eventueel huidige problemen te negeren. Dat is de consequentie van hun utilisme: de huidige mensheid, dat zijn er maar een paar miljard, dus hun belangen verbleken vergeleken met die van alle toekomstige generaties. Ik vind dat een verkeerde manier om over de toekomst te denken.”
Hoe moeten we ons dan wel op de toekomst oriënteren?
„Mensen, althans de meeste, zien zichzelf niet als abstracte actoren die voor toekomstige universums moeten zorgen, zoals je dat in longtermisme tegenkomt. We denken over onszelf als concrete wezens die nú al verbonden zijn met verleden en toekomst. We hebben voorouders, we worden geboren in een bepaalde cultuur en tijd, we krijgen van alles mee – of we het leuk vinden of niet. En we anticiperen altijd al op de toekomst, op het voortbestaan van de mensheid. Ook impliciet. Waarom schrijf ik een filosofisch artikel? Als er morgen niemand meer is die het leest omdat de mensheid zal zijn uitgestorven, dan stop ik ermee. Veel van onze activiteiten ontlenen ten minste een deel van hun waarde aan de onuitgesproken verwachting dat de wereld en de mensheid zullen blijven bestaan.”
Onze ‘historische sensibiliteit’.
„Ja, we zien onszelf als onderdeel van een keten van generaties. Dat besef was in de traditionele samenleving heel duidelijk, nu veel minder. Maar het is er nog steeds. Dat is niet alleen een zorg om je directe familie, je eigen samenleving of cultuur. We zijn opgenomen in het ‘project van de mensheid’, zoals ik het noem. We zouden getroffen worden door een diepe droefenis als dat morgen zou ophouden te bestaan. Dáárom maken we ons zorgen over de toekomst, niet omdat we het geluk van zoveel mogelijk mensen over een miljoen jaar willen maximaliseren.”
Is dat een empirische vaststelling of een filosofische?
„Ik zou het bij het verkeerde eind kunnen hebben over de meeste mensen, in dat opzicht is het een empirische kwestie. Maar ik kan me geen samenleving voorstellen waarin mensen niets geven om de toekomst. De ‘mensheid’ bedoel ik overigens niet biologisch, Homo sapiens, of als een historisch reservoir van hoog-culturele prestaties. Ik heb het over de mens als levensvorm. We houden van onze creativiteit, nieuwsgierigheid, sociabiliteit, humor.”
Ondanks alle ellende?
„Tja, die vraag krijg ik vaak: wie hou je voor de gek met die ‘liefde voor de mensheid’? Kijk eens om je heen: oorlog, moord. Maar wat ik bedoel is dat we ook temidden van die ellende de wens hebben dat de mensheid zal blijven voortbestaan.”
Uw benadering is wel bekritiseerd als een soort piramidespel. U maakt zingeving voor de mensheid afhankelijk van telkens nieuwe generaties, zodat die nooit wordt waargemaakt. Het gevolg is dat bij de laatste generatie, die er ooit zal komen, met terugwerkende kracht alles zinloos blijkt te zijn geweest.
„Het is een slim argument, maar ik ben er niet van ondersteboven. In Annie Hall komt Woody Allen als 9-jarige bij de psychiater, hij wil geen huiswerk maken omdat de wereld over biljoenen jaren vergaat (lacht). Je kunt er tegenin brengen dat het voor een zinvol leven niet vereist is dat de mensheid eeuwig blijft bestaan, maar wel een behoorlijke tijd. Historisch zijn we nu eenmaal bijziend, kun je ook zeggen. We schoppen het blikje een eind de straat door, in de verwachting dat anderen het weer verder schoppen. We weten nooit hóé ver, maar dat geeft niet.”
U spreekt van ondraaglijke droefheid die ons zou overvallen bij het bericht dat de mensheid morgen uitsterft. Anderzijds, dat de wereld na je dood doorgaat zónder jou kan toch ook droevig stemmen?
„Dat komt er dan toch op neer dat je wilt dat het feestje doorgaat, alleen mét jou. Niet dat het stopt. Dat strookt met mijn argument. Stel je voor dat we tegen zo iemand zeggen: oké, dan vermoorden we de rest van de mensheid op het moment dat jij overlijdt. Zou hij zich dan beter voelen? Ik denk het niet.”