Veel ambitieuze mensen willen graag leidinggeven. Maar de vraag die we daarbij vaak vergeten is: waarom zou iemand mij eigenlijk als manager willen?
Wat voor leiders willen we?
Managementauteurs Gareth Jones en Robert Goffee stelden dit thema centraal, twee decennia geleden, in een klassiek artikel met als titel ‘Why Should Anyone Be Led By You?’
Een paar jaar geleden zat ik bij een college van Jones. Dit zijn een paar highlights uit mijn aantekeningen en uit zijn – recent herlezen – werk met Goffee.
Jones’ eerste punt: in veel managementboeken gaat het alleen maar over leiders en nauwelijks over de behoeften van de mensen in hun teams. Jones en Goffee deden hier onderzoek naar en dit is wat ze vonden. Medewerkers willen bij een groep horen. Ze willen gezien worden. Ze willen inspiratie en actie. En ze willen authenticiteit; benaderbare, menselijke managers die ‘echt’ zijn.
(Een beetje) zwakte tonen
Authenticiteit is in de benadering van Jones en Goffee een toegedichte kwaliteit. Het draait om de perceptie van je medewerkers. Wanneer zien zij jou als echt?
Volgens Jones en Goffee is het tonen van zwakte een belangrijke eerste vereiste daarvoor. We stellen meer vertrouwen in managers die eerlijk toegeven waar hun kennis tekortschiet, dan in wijsneuzen. Maar, zeggen Jones en Goffee, verstandige managers onthullen geen ‘fatal flaws’, zwaktes die hun leiderschap ondermijnen.
Ook belangrijk: laat merken dat je werkelijk geeft om de mensen om je heen en het werk dat ze doen. Daarnaast: weet wat er uniek is aan jezelf en steek dat niet onder stoelen of banken. Of het nu gaat om waar je vandaan komt, een opmerkelijke hobby, of een gekke karaktertrek, het zorgt ervoor dat je collega’s je als authentieker zien en je meer vertrouwen.
Hard werken
‘Gewoon lekker jezelf zijn’ is dus niet het advies dat Jones en Goffee geven. Dat gaat ook helemaal niet, omdat leiders in verschillende situaties verschillend gedrag moeten tonen. Dit geldt bijvoorbeeld in internationale bedrijven waar je per landscultuur soms moet wisselen in je stijl van leidinggeven. Maar ook als je start met een nieuwe baan of in een nieuwe rol is het goed om je af te vragen welke onderdelen van je gedrag aanpassing vergen.
Authentiek zijn is een bewust streven dat inspanning vraagt. Jones’ mantra hierin was: be yourself – more – with skill. Ja, managers moeten iets van zichzelf laten zien en daarin hoort ook een rode draad zichtbaar te zijn. Maar ze moeten daarnaast de vaardigheden ontwikkelen die horen bij leidinggeven. Zoals het kunnen aansluiten bij verschillende doelgroepen, luisteren wanneer dat moet en duidelijk zijn wanneer het nodig is.
De leider als zwaan
Meer jezelf zijn, gecombineerd met vakmanschap, is hard werken. Een mooie metafoor die ik noteerde uit Jones’ mond: goede leiders lijken op een zwaan die door het water glijdt. Het ziet er ‘smooth’ uit aan de buitenkant. Maar onder water wordt er heel hard getrappeld.
Het was geen fraai gezicht. Klein, schadelijk voor het aanzien van politiek. De week nadat de PVV het kabinet-Schoof had verlaten, gingen de drie overgebleven partijen van het inmiddels demissionaire kabinet, VVD, NSC en BBB, door met waar ze zo goed in waren: ruzie maken. Het ging een week lang over de verdeling van de vrijgekomen kabinetsposten, of liever gezegd: over één post, die van de vertrokken minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV). Haar portefeuille wil iederéén wel, zo bleek. Er komen verkiezingen aan, die, zo is de verwachting, weer gedomineerd worden door het thema asiel. Faber heeft twee asielwetten achtergelaten, die mogelijk nog behandeld kunnen worden vóór de verkiezingen. De overgebleven drie partijen willen daar goede sier mee maken. Omdat ze het allemaal wilden, is de portefeuille nu door de drie partijen onderling verdeeld. Het is een niet te volgen politiek compromis: de VVD krijgt de asielnoodmaatregelenwet, NSC krijgt ‘migratie’, BBB het COA, dat de opvang van asielzoekers regelt.
Zo doen de partijen wat ze de PVV de afgelopen tijd (terecht) verweten: dat de partij van Geert Wilders cynische politiek bedreef over één thema. Het is niet uit te leggen aan kiezers dat zij zich nu aan hetzelfde bezondigen. Bovendien zegt het iets over de invloed die de PVV nog altijd heeft, al is hun rol uitgespeeld in het landsbestuur. Alsof de PVV opnieuw mag bepalen waar de verkiezingen van oktober over mogen gaan, de koers van de volgende maanden mag bepalen, en de rest keurig in het gelid meewandelt. Alle partijen willen nu streng zijn op migratie, vooral asielmigratie. En partijen nemen retoriek en gedrag van de PVV over, omdat ze bang zijn dat de kiezer denkt dat ze soft zijn. Stel dat de PVV in oktober geen enkele Kamerzetel zou behalen (overigens geen realistisch scenario), dan nog zou het PVV-gedachtegoed veilig zijn. Iedereen wil als de PVV zijn, en de drie leiders van de coalitiepartijen blijven zeggen dat ze inhoudelijk geen licht zien tussen hun partij en de PVV.
Zo is Geert Wilders weliswaar vrijwel zeker uitgesloten van een volgende regeringsdeelname, maar is zijn invloed groter dan ooit. Het was het enige juiste besluit van VVD-leider Dilan Yesilgöz om de PVV deze week uit te sluiten. Maar het besluit kwam laat, pas bijna een week na de val van het kabinet. Het had er alle schijn van dat ze onrust in de achterban wilde sussen. Deze zaterdag komt de VVD samen voor een partijcongres, een Liberale Open Dag, zoals zij het noemen. Yesilgöz kan geen discussie over haar leiderschap gebruiken. De reden die ze voor haar besluit gaf, was opvallend procedureel van aard.
Wilders noemde ze een ‘wegloper’, die zijn verantwoordelijkheid ontliep. Dat is waar, en een legitieme reden om de PVV als ongeschikt te beoordelen. Maar de ideeën van Wilders hadden een veel grotere barrière moeten vormen. Wilders is veroordeeld wegens groepsbelediging door zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak van 2014, en heeft daar nooit afstand van genomen. Wilders wil de Koran verbieden, moskeeën sluiten, en Nederland „de-islamiseren”. Die ideeën staan haaks op het liberale gedachtegoed van de VVD én haaks op de democratische rechtsstaat. Het ijskast-verhaal is ongeloofwaardig gebleken. Yesilgöz had iets moeten zeggen over het uitsluitende, discriminerende en haatzaaiende karakter van het PVV-gedachtegoed. Dat zij dat niet deed, wekt de indruk dat ze bang is dat ze de rechtervleugel van haar partij en teleurgestelde PVV-kiezers wegjaagt. Maar duidelijkheid over waar de VVD voor staat is niet alleen moreel juist, het zal op langere termijn in haar voordeel werken. Partijen als de VVD zijn onder invloed van de PVV richting kwijt en ogen uitgeblust, zonder enig zelfvertrouwen. Willen partijen geloofwaardige alternatieven zijn voor kiezers, dan moeten ze daar iets aan doen.
Lees ook
Lees ook: De eeuwige dans tussen VVD en PVV
Dat geldt zeker niet alleen voor de VVD. Ook NSC en BBB wekken de indruk het niet meer te weten. NSC, dat het kabinet inging om de rechtsstaat te bewaken, heeft nooit consequenties verbonden aan uitspraken en opvattingen van PVV’ers in het kabinet. Zelfs niet toen hun enige bewindspersoon van kleur, Nora Achahbar, zich niet langer thuisvoelde in het kabinet. Inmiddels zegt NSC het eens te zijn met de asielplannen van Marjolein Faber, en wilde de partij delen in de eer. NSC is na het recente vertrek van Pieter Omtzigt een stuurloze partij geworden, waar achter de schermen gevochten wordt om het partijleiderschap. Ook BBB zit in zwaar weer, en dreigt maar weinig zetels over te houden. Ook die partij ziet de oplossing in PVV’tje spelen. Partijleider Caroline van der Plas noemde deze week het „beteugelen van de islamisering” een van de redenen waarom BBB in het kabinet zit. Op die manier is er geen PVV meer nodig. Het wordt tijd dat partijen, ook aan de rechterkant, meer investeren in hun eigen verhaal, en minder angstig reageren op alles wat Wilders doet.
Het koude, regenachtige concert van Bob Dylan op zijn zwarte Fender Stratocaster met parelmoer ingelegde hals, voor het eerst in de Rotterdamse Kuip in 1978, met special guest Eric Clapton. De drie avonden van de Rolling Stones in juni 1982, waarvan de derde veel later moest beginnen omdat buiten nog Hells Angels aan het vechten waren. De intieme sfeer van Simon & Garfunkel. Madonna dansend op een loopband. De indrukwekkende visuele productie van popster Michael Jackson.
Hoe stadion de Kuip, thuisbasis van voetbalclub Feyenoord in Rotterdam-Zuid, kon trillen bij concerten, hoe overweldigend het geluid was, met bassen en een beukende kickdrum tot in je borst. Hoe een zingende mensenmassa op het veld en op beide ringen een avond magisch maakte. Het bier en patat voor wie een veldkaartje (45 gulden) bemachtigde bij de voorverkoopadressen en op houten vlonders stond die de grasmat moesten sparen.
Concert van Di-rect in de Kuip.
Foto Andreas Terlaak
Maar ook: de uitdagende akoestiek in een openluchtstadion. Hoe geluid kon weglekken en het kon galmen, wat de verstaanbaarheid beïnvloedde. De kleine poppetjes op het podium toen er nog geen videoschermen waren. De flauwvallers vooraan (voordat barriers het publiek veiliger opdeelden), hoe het water met bakken tegelijk uit de hemel kwam bij Prince in 1990 (en bliksem zijn piano onder stroom zette) of de juist zinderende hitte op het veld. Én het meeluisteren zonder kaartje buiten op de trappen.
De stadionshows van grote Amerikaanse en Britse artiesten als David Bowie, Bruce Springsteen en Prince waren onvergetelijk
De Kuip – officieel Stadion Feijenoord, het op één na grootste voetbalstadion van Nederland – was 47 jaar (ook) een legendarische concertlocatie. De stadionshows van grote Amerikaanse en Britse artiesten als David Bowie, Bruce Springsteen, Prince, U2, Madonna, Michael Jackson, Rolling Stones en de Eagles waren onvergetelijk. De laatste jaren trokken vooral Nederlandse artiesten als Kane, Doe Maar en Marco Borsato de Kuip vol.
Einde van een era
En nu dan Di-rect. De Haagse band viert zijn 25ste jubileum met drie avonden in dit stadion – zo’n 50.000 bezoekers per avond. Zij zijn de laatsten, blazen met hun Haagse rock- en lichtshow een era van memorabele stadionconcerten uit. Er komen duizenden woningen rondom het stadion en concerten geven veel geluidsoverlast. Voor miljoenen heeft De Kuip de concertrechten verkocht, daarmee ook de nijpende financiële status van het stadion oplossend.
Dat geld keihard boven sentiment gaat, verbaast niemand in Rotterdam. Maar de fraaie opening raakt: een ode aan de muziek die klonk in de Kuip, in een zwartwitfilm met oude concertbeelden op de klanken van Dylans ‘Like A Rolling Stone’. Het publiek is er stil van.
Di-rect-fans in de Kuip.
Foto Andreas Terlaak
Dan is het tijd voor Di-rect, de vijfkoppige band met zijn expressieve zanger Marcel Veenendaal. Aanvankelijk kwam hij als flamboyante hippie vanaf 2009 wat onwennig nieuw tussen de Haagse no-nonsense rockers, die al in hun tienertijd het eerste Di-rectliedje schreven. Maar Veenendaal bood met zijn fraaie wendbare stem een weer heldere toekomst na het afscheid van hun eerste zanger. Er ontstond een interessanter eigen geluid, dat rock verbreedde naar funk en soul met blazers.
Di-rects entree is groots en niet zonder effect: ze lopen van buiten via een rode loper het stadion in. ‘You’ll Never Walk Alone’ klinkt – hoe kan het ook anders hier – maar wel in de mooie originele versie van Gerry & The Pacemakers. Het uitverkochte stadion weet wat het te doen staat en brult mee: „Walk oooon”, terwijl de band zichtbaar ontroerd zich een weg door de massa baant met de in een rood gewaad gehulde zanger.
25 jaar Di-rect. Dat gaat van softe rockballads als ‘Times are Changing’, die alle harten opent, tot van energie uiteenspattende rock-‘n’-soul-knallers. Aan grote optredens is de rockband intussen wel gewend. En aan bandjubilea viel marketingtechnisch altijd wel een stuntje te knopen. Maar het is verbazingwekkend wat een bijzonder hoogwaardige, internationaal ogende productie nu in de Kuip is neergezet: een massief podium, waarbij links en rechts torenhoge videoschermen een hoofd en een opgestoken hand vormen. De catwalk doorklieft het hele middenveld. En dan is er het orkest dat letterlijk een wall of sound achter de band vormt in een hoge zwarte lichtmuur met een groot balkon. Overal zijn camera’s en er vliegt een drone.
Terugblikken en gasgeven
Het wordt een concert van terugblikken en gasgeven. En het moet gezegd, in dat laatste is Di-rect zich met de jaren steeds muzikaler gaan verrijken. De jazzblazers die al jaren bij de band horen, sturen naar een ander niveau, maar ook de rockers zijn hun sound smeuïger gaan kruiden. De energie bouwt dit concert slim op. In de Kuip gaat het van feestelijk (al vroeg spuit de confetti bij ‘OMG It’s Happening’) naar emotioneel in ‘Soldier On’ waarin Veenendaal zijn overleden broer memoreert tot stevigere, organische rootsy rock, met geladen orkestrale momenten.
Fans onderweg naar een van de drie shows van Di-rect in de Kuip, de laatste concerten in het Rotterdamdse stadion.
Foto Andreas Terlaak
‘Snakebite’ is een hoogtepunt waarin de band boven zichzelf uit stijgt, gloedvol ingeleid door gitarist Spike met trompettist Jan van Duikeren. De steeds weer in andere tovenaarsoutfits verschijnende zanger is hier een outlaw met punthoed die het vanuit de diepte brengt op filmisch strijkers. Ook ‘Walk With Me’ druipt van rockbombasme, terwijl de vuurballen met vinnige stoten de lucht in schieten.
Dan wordt het dansbaarder. In ‘Devil Don’t Care’ laat Van Veenendaal zijn forse groene cape dansen op luchtroosters. Di-rect schiet richting iets als ‘dancerock’ met elektronische nummers als ‘Hibernation’ en ‘Sphinx’ – de lasers schieten langs de ring.
Steeds nieuwe tovenaarsoutfits voor zanger Marcel Veenendaal.
Foto Andreas Terlaak
Tot alles weer stil wordt. Een microfoon in het midden van het veld. Een semi-onversterkt moment tussen zanger en gitarist in donker. Het onopgesmukt ‘All in Vain’ is het siersteentje dat opgetild wordt door band en orkest. En als die emotie eruit is, is het tijd voor de finale voor de laatste klap: tabee Kuip. Als Di-rect deze avond iets heeft bewezen is het dat het afscheid van de Kuip als concertlocatie een groot gemis is. „Laten we zo hoog mogelijk springen. Laat deze tent bewegen en het dak trillen”, roept Spike bij ‘Young Ones’. Onder gouden vuurwerkspetters zindert de Kuip voor het laatst op muziek.
Lees ook
Lees ook: Di-rect is klaar voor De Kuip: ‘Je hart open, je armen wijd, dan moet het vanzelf gaan’
Het voordeel van freelancen is dat je je eigen tijd kunt indelen, het nadeel van freelancen is dat je je eigen tijd kunt indelen. Voor mij is dat extra ingewikkeld in de weken van Roland Garros en Wimbledon: de grand slams die in Europa worden gespeeld en dus overdag op televisie zijn. Het is elk jaar een afleiding, maar dit jaar heeft tennis een haast magische aantrekkingskracht op me. Misschien komt dat omdat het publieke debat dat ik geacht word te volgen zo lelijk, oneerlijk en laf wordt gevoerd. Er klopt niets van. Tennis is dan het ultieme escapisme.
Aan tennis klopt juist alles. Zo is de sport esthetisch superieur. Welke andere sport is nou zo consistent en tegelijkertijd zo gevarieerd? Je herkent de lijnen van een tennisbaan onmiddellijk, maar vorige week stuiterde de ballen nog hoog op rood gemalen baksteen, terwijl ze deze week laag doorglijden op groen kort gemaaid gras. De sport beweegt elk jaar op dezelfde manier mee met de seizoenen, waardoor de grote veranderingen volstrekt vertrouwd aanvoelen. Alles is steeds op dezelfde manier anders.
En dan de meedogenloze puntentelling die lafheid afstraft en moed beloont. Je kunt meer scoren dan je tegenstander en toch verliezen, omdat het ene punt nou eenmaal belangrijker is dan het andere. Het is nooit genoeg om uit de startblokken te vliegen. Heel fel aanvallen, de tegenstander overrompelen en daarna lafjes verdedigen heeft geen zin. Het systeem van punten, games en sets – allemaal mini-wedstrijdjes op zichzelf– dwingt je de tegenstander altijd serieus te blijven nemen. Totdat het laatste punt is gespeeld, bestaat de kans dat hij toch een manier vindt om je alsnog te verslaan.
Zelf speel ik al dertig jaar wedstrijden en hoewel ik maar weinig talent heb en veel vaker verlies dan win, voelt het bevrijdend. Geconfronteerd worden met je eigen onvermogen is niet prettig, maar op een tennisbaan kan ik er goed mee leven.
Verliezen voelt zelden onrechtvaardig, omdat tennis juridisch gezien perfectie benadert. De spelregels zijn zo duidelijk, dat er tot op hoog amateurniveau zonder scheidsrechters wordt gespeeld. Bij voetbal is dat bijvoorbeeld anders; laat drie analisten een tackle zien en de kans is groot dat je, zelfs nadat de beelden oneindig vaak zijn herhaald, drie verschillende oordelen krijgt.
Er gaat dan veel energie verloren aan geruzie. Op tennisbanen is er ook genoeg woede en frustratie, maar weinig ruzie. Het spel is zo onverbiddelijk eerlijk dat falende tennissers alleen maar boos kunnen worden op zichzelf.
Op de andere televisiezenders gaf iedereen elkaar de schuld, partijen zijn nu alweer bezig met de volgende zetelverdeling, er is constant gedoe over regels en je kunt doen alsof dat allemaal ‘nog nooit is vertoond’, maar alles blijft al jaren op een andere manier hetzelfde. En dus dwaalde ik veel vaker dan dat ik me had voorgenomen af naar Eurosport, waar Loïs Boisson, de mij totaal onbekende nummer 361 van de wereld, stond te stunten tegen de als derde geplaatste Jessica Pegula. Je kunt honderd keer Arjan Noorlander heten, maar no way dat ik dan naar jouw duiding ga zitten luisteren.
Afgelopen zondag ging ik dan ook goed zitten voor de mannenfinale van Roland Garros. Ik kon natuurlijk ook zien dat het niet zomaar een wedstrijd was, maar het is moeilijk om er meteen kwalificaties op te plakken. Het was geweldig, maar ik heb zoveel geweldige wedstrijden gezien. Ik had iemand anders nodig om mijn gevoel bij de wedstrijd onder woorden te brengen.
Gelukkig is er dan The Tennis Podcast, waarin drie keurig articulerende Britten ons vertellen hóé goed die wedstrijd nou precies was. Tenniscommentator David Law zei dat hij zich zeer bewust was van het fenomeen ‘recency bias’ – de neiging om recente gebeurtenissen belangrijker te maken dan zaken uit een verder verleden – maar toch dacht hij „dat we misschien wel getuige zijn geweest van de beste wedstrijd aller tijden”.
Ongebruikelijk grote woorden die, na twee weken lang uren per dag werkontwijkend tennis kijken, voelden als rechtvaardiging – of op z’n minst als een excuus waar ik vrede mee kon hebben.