Waarom zorgt seksuele voorlichting juist nu voor opwinding? ‘Ouders worden bang gemaakt’

Week van de Lentekriebels Juist op jonge leeftijd moet je kinderen leren over hun lichaam te praten, zeggen deskundigen. Rond hun twaalfde wordt het te ongemakkelijk. „Je wil ze vóór die tijd dingen bijbrengen.”


Illustratie Lynne Brouwer

„Wat vind je fijn? Kusjes geven? Een knuffel? Als er iemand aan je zit?” Twee kleuters van vier en zes praten een beetje verlegen en dan weer onbevangen – „niet een natte kus!” – aan een keukentafel met twee ouders. Even later in het filmpje, dat bedoeld is om ouders te helpen praten met hun kinderen over seksualiteit, krijgt een negenjarig meisje uitleg over de zaadlozing en de clitoris, en dat het een fijn gevoel kan geven als je erover wrijft. Rutgers, expertisecentrum voor seksualiteit, heeft het nieuwe filmpje inmiddels verwijderd van de site. Vooral om de kinderen te beschermen.

De video staat nog wel op de site van Forum voor Democratie onder de kop ‘Schokkende seksualisering van jonge kinderen’ en heeft de hele week ophef veroorzaakt. Onder het filmpje stonden vrijdagmiddag bijna 2.000 verontwaardigde reacties, zoals: „Ik vind het zo zielig voor de kinderen ..dat kleine jongetje weet zich geen raad! Zo ziek dit”. En: „Wat erg voor die kinderen om zulke zieke ouders te hebben! […] Waar is de kinderbescherming in deze??”

Rutgers publiceerde het filmpje naar aanleiding van de Week van de Lentekriebels, die afgelopen maandag begon. Daaraan deden 2.800 scholen mee, oftewel 43 procent van alle basisscholen. Het thema was ‘Wat vind ik fijn?’ Nog dezelfde dag barstte er een discussie los op sociale media. Er werd een petitie opgesteld door ‘bezorgde ouders van basisschoolkinderen’, die stelt dat „elk kind een natuurlijk tempo heeft op dit vlak en niet al (gedwongen) in groep vier over bloot, voorkeur, of piemels en vagina’s hoeft na te denken in de klas”. De petitie was vrijdag ruim 56.000 keer ondertekend.

De lesmethode die de basisscholen gebruikten, ‘Kriebels in je buik’ van expertisecentrum Rutgers, bestaat sinds 2016. Het bewuste filmpje hoort niet bij dat lespakket, maar stond op de site als hulp voor ouders. Het lesmateriaal bestaat uit animatie-uitleg, online of op papier, en filmpjes voor de groepen 1 tot 8. Extra materiaal dit jaar is een 3D-clitoris bij en uitleg over de vagina, die scholen konden aanvragen.

Eva Naaijkens van de Alan Turingschool in Amsterdam kreeg deze week voor het eerst in haar vijftienjarige loopbaan als schoolleider „heel veel vragen van bezorgde ouders, over of wij ook aan die Lentekriebels meededen”, vertelt ze. „Daar schrok ik wel van. Wij doen er niet aan mee, maar we besteden wel aandacht aan seksuele vorming zoals beschreven in de kerndoelen. Ik heb de ouders gerustgesteld: hier wordt bij ons niet op een niet-vakkundige manier over gesproken.”

Kamerleden stelden dinsdag vragen aan minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs, VVD) over het lespakket. Thierry Baudet (FVD) zei dat kinderen vanaf vier jaar oud op duizenden basisscholen worden „aangespoord om na te denken over geslachtsverandering, anale seks, trio’s en dragqueens” (de laatste drie komen er niet in voor, red.) De fractie van Denk kreeg „talloze mails” van „bezorgde ouders”, zei Kamerlid Stephan van Baarle. Ze maken zich volgens hem zorgen dat hun „jonge kind van vier of vijf jaar afbeeldingen van geslachtsdelen en seks krijgt voorgeschoteld”.

Wiersma kon zich de vragen „goed voorstellen”, antwoordde hij. Hij wees erop dat het materiaal niet van het ministerie van OCW is en dat hij nog niet het volledige lespakket van Rutgers heeft. Hij vindt het belangrijk dat kinderen leren om hun grenzen te kennen en het bij een ander kunnen aangeven als ze iets niet fijn vinden. Net als dat kinderen de vrijheden leren „die bij Nederland horen” en verliefd mogen worden op wie ze willen. Daarin „hebben scholen natuurlijk uitdrukkelijk een rol”.

Wiersma heeft de leerdoelen van de Week van de Lentekriebels bekeken en die verschillen per leeftijd. „Dat transgenderpunt van de heer Baudet, zit hier in groep 8.” Dus niet bij de kleuters. Net als bijvoorbeeld de menstruatiecyclus, de zaadlozing en geslachtsdelen.

Maar in sommige gevallen „kun je doorslaan”, zei hij, dus daar „moeten we met z’n allen op letten”. Ouders moeten met hun zorgen terecht kunnen bij de scholen of kunnen een klacht indienen bij de inspectie.

Schoolleider Naaijkens vindt dat Baudet met zijn opmerkingen over wat leraren zouden bespreken met kinderen een karikatuur maakt van het onderwijs. „Ik kan me niet voorstellen dat er ook maar één school is die aan leerlingen vertelt wat Baudet schetst.” Leraren kunnen op een vakkundige manier seksuele voorlichting geven, zegt zij. „Er worden zoveel dingen door elkaar gehaald. Ouders verwarren hun persoonlijke seksuele verlangens met een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen. Er wordt door de bril van volwassenen naar gekeken.”

Waarom nu opwinding?

Basisscholen zijn al tien jaar verplicht om kinderen ‘seksuele vorming’ te geven. Alles van ‘wie mag er wel en niet aan mij zitten?’, bij de kleuters, tot hoe weet ik dat ik verliefd ben?, bij kinderen van tien. Scholen mogen daar, volgens de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, naar eigen inzicht lesmateriaal voor bestellen. Het lespakket van Rutgers wordt door scholen het meest gebruikt. Daarnaast zijn er nog twee erkende lespakketten: ‘Wonderlijk gemaakt’ voor reformatorische scholen, en ‘Veiligwijs’ – voor iedereen.

Waarom zorgt seksuele voorlichting juist nu voor opwinding? Omdat het in de Kamer zo breed is uitgemeten, zegt Naaijkens. „Ouders worden bang gemaakt. Zij vertrouwen deze politici. En dat zouden ze ook moeten kunnen.” En omdat het thema voor het eerst ‘positief’ is – wat vind ik fijn? – zegt Anna Marah Jansen, specialist seksuele ontwikkeling bij kinderen tot twaalf jaar.„Eerder waren de lesprogramma’s meer gericht op grenzen stellen. Daar gaat het overigens nog steeds over. Ouders vinden dat makkelijker, want natuurlijk willen ze dat hun kind grenzen kan stellen. Maar het helpt niet om alleen tegen een kind te zeggen dat je nee moet zeggen als je iets niet wilt.”

Ja, seksuele vorming is „zeker de taak van ouders”, zegt Elsbeth Reitzema, verantwoordelijk voor het pakket bij Rutgers. „Maar veel ouders vinden dat lastig. En dus mijden ze soms het gesprek, gaan ze niet altijd in op vragen van hun kind. Of ze beginnen er te laat aan.” Sinds 2012 staat in de kerndoelen van het basisonderwijs beschreven wat kinderen op dit gebied moeten weten.

De stichting Zorg voor Seksualiteit krijgt regelmatig kritische telefoontjes van ouders en leraren over het materiaal van Rutgers, vertelt directeur Arjet Borger, gezondheidswetenschapper. „Ze vinden het materiaal niet passen bij de diverse leerlingengroep en willen de zorgen van ouders serieus nemen. Soms vinden ze het materiaal te expliciet.” Haar stichting maakt sinds vijf jaar alternatief voorlichtingsmateriaal, ‘Veiligwijs’, voor de basisschool, dat ook wetenschappelijk onderbouwd is. Dat nemen inmiddels zeventig scholen af – openbare, christelijke en een azc-school. Het is veel duurder dan het materiaal van Rutgers, want de stichting krijgt geen subsidie. „Er zit ook veel meer in ons pakket: onder meer persoonlijke begeleiding van leraren.”

Zelfs op het materiaal van Veiligwijs reageren ouders soms heftig. Zo had een basisschool te maken met boze ouders nadat ze het materiaal over ongesteld worden van Veiligwijs in de klas hadden behandeld. „De leraren zijn daarna met onze steun een maand bezig geweest om het vertrouwen te herwinnen van die ouders en hun kinderen. Ondanks dat ons materiaal minder expliciet is dan dat van Rutgers.”

De polarisering op sociale media vindt Borger verschrikkelijk. Want het ís niet zo dat ouders die twijfelen over lesstof meteen „oer-conservatief” zijn. „Of veel taboes hebben. Nee. Ze willen er gewoon even over praten met de leerkracht voordat het op school wordt behandeld. Of ze hebben vragen over de stof, de leeftijd. Ze vragen zich af of het echt nodig is om met een 9-jarige al over de clitoris te praten. Mijn ervaring is dat in de meeste gezinnen echt gepraat kan worden over het lichaam en hoe kinderen weerbaar worden.”


Lees ook over seksuele opvoeding: Les 1, en 2 en 3: jouw lichaam is van jou

Het doel van Zorg voor Seksualiteit is dat „álle kinderen zich veilig voelen”. Dus ook kinderen die niet gediend zijn van al te expliciete lessen. Zo hoorde Borger van ouders dat een leerkracht bij uitleg over seks ‘haal je handen van je oren’ zei tegen hun kind, toen hij protesteerde. „Dan ga je op dat moment een grens over van dát kind.” Ook met kinderen die moeite hebben met homoseksualiteit „moet je, respectvol, met de ouders spreken. Wáár zit uw moeite? Hoe kunnen we zorgen dat uw kind gelukkig is in de klas én respectvol kan omgaan met de klasgenoot die twee ouders heeft van hetzelfde geslacht?”

De volwassen blik

De zorgen en de ophef zijn ingegeven door de volwassen blik, stellen vrijwel alle deskundigen. Elsbeth Reitzema: „Dan krijgt het lesmateriaal opeens een seksuele lading. Maar kinderen zijn helemaal niet bezig met seks; dat komt pas met de hormonen in de puberteit. Als een kind aan zijn piemel zit, dan is dat niet seksueel. En het is ook niet erg. Volwassenen vinden het misschien gek om te zien, maar voor een kind is dat volstrekt normaal. Alleen: wij leren ze om het niet in de klas te doen, bijvoorbeeld, zoals je ook niet uitgebreid in je neus peutert.”

De non-seksualiteit van kinderen is juist de reden dat de tegenstanders seksuele-vormingslessen voor kinderen onnodig vinden. Ook zij zeggen: kinderen zijn er toch niet mee bezig? Val ze er dan ook niet mee lastig op school. Maar uit allerlei studies is gebleken dat het goed is voor kinderen, later, als ze al veel en open over hun lichaam en fysiek contact met anderen hebben kunnen praten.

Anna Marah Jansen: „Ik vind de ontstane dynamiek jammer, omdat het voortkomt uit angst. Er wordt primair gereageerd maar er is gewoon weinig basiskennis bij ouders over een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen. Mensen zijn bang dat als je gaat praten over seks, dat kinderen het dan gaan doen. Terwijl we wéten dat het tegenovergestelde waar is. Bovendien: na hun twaalfde gaan de meeste kinderen niet meer naar hun ouders als ze vragen hebben, want dat is ongemakkelijk. En dus wil je ze vóór die tijd dingen bijbrengen.”

Als kinderen vragen hoe baby’s gemaakt worden en volwassenen reageren met ‘daar praten we niet over, daar ben jij te jong voor’, zegt Jansen, leren ze de kinderen dat ze er geen vragen over mogen stellen. Dan komen ze niet meer bij je terug als ze vragen hebben. „Kinderen gaan dan ergens anders informatie zoeken: op internet.”