Waarom moet het geld per se bij kunst en boeken vandaan komen?

Deze maandag begint de gezamenlijke publiekscampagne van de cultuur-, media- en sportsector tegen de aangekondigde verhoging van de btw op cultuur en sport, een paar weken nadat bij bekendmaking van het hoofdlijnenakkoord duidelijk werd dat cultuur en media niet zijn ontzien. Het stof is inmiddels wat neergedaald, en binnen en buiten de sector is volop op de aangekondigde maatregel gereageerd. Op waar die voor staat – waarbij binnenskamers woorden vallen als ‘rancuneus’ en ‘treiterij’ – maar ook over wat het doorvoeren van deze maatregel praktisch zou betekenen, en voor wie.

Het gaat zoals bekend niet om een rechtstreekse bezuiniging – hoewel er ook een korting van een miljard op nog niet nader benoemde subsidies boven de markt hangt – maar om een streep door het lage btw-tarief van 9 procent. Het komende kabinet wil dat er 21 procent btw in rekening wordt gebracht voor voorstellingen, musea, het werk van individuele makers, boeken en kranten, en sport.

Sinds deze aankondiging betrekt de cultuursector de verdedigingslinies – alweer. Voor de kunstvormen die zonder overheidssteun niet kunnen bestaan zullen er déja vu gevoelens zijn, en zij krijgen nu gezelschap van groepen die dit niet hadden zien aankomen; de makers en liefhebbers van ongesubsidieerde (podium)kunsten, tijdschriften, kranten, boeken en sport. De teller van de verschillende petities tegen de btw-verhoging staat bij het online gaan van dit stuk op bijna driehonderdduizend ondertekeningen, en dat is nog voordat de publiekscampagne aftrapt.

Ongemak

In columns en praatprogramma’s wordt het belang en de waarde van cultuur in den brede betoogd, waarbij opvalt dat er kennelijk niet veel mensen te vinden zijn die de maatregel willen verdedigen. Dat is misschien omdat de btw-verhoging alleen in de financiële bijlage van het hoofdlijnenakkoord staat en beleidsvoornemens of een visie op de culturele sector ontbreken.

Of wellicht omdat er toch ongemak is over het achteloos fors duurder maken van cultuurgoederen en wat dat zegt over een land: is hiermee zonder toelichting het idee losgelaten dat je wil stimuleren dat mensen zich goed informeren, zich in elkaar verplaatsen, hun verbeelding gebruiken, en zich in hun geschiedenis verdiepen? Nederland staat in Europa straks in de smalle top van landen met hoge btw-tarieven op cultuur – vrijwel alle Europese landen hanteren daarvoor speciale lage btw-tarieven, om ons heen bijvoorbeeld Duitsland met 7 procent, België met 6 procent en Frankrijk met 5,5 procent.

En onder dit alles zingt de notie dat nationalistische, populistische partijen in het algemeen niet veel op hebben met kritische media en meer experimentele of vernieuwende kunstvormen.

Peiling: veel kiezers zijn tegen

In de Tweede Kamer willen in ieder geval alle partijen van de aangekondigde btw-verhoging af, behalve de formerende partijen én het CDA. Dat bleek bij de stemming over een motie hierover van D66-leider Rob Jetten bij het debat over het hoofdlijnenakkoord. Maar ook bij stemmers op de formerende partijen is de maatregel niet geliefd, blijkt uit een onderzoek van Ipsos I&O. De meerderheid van hen is tegen de verhoging, bij NSC en BBB zelfs tweederde van de stemmers. Misschien dat er daarom bij Pieter Omtzigt ruimte leek tijdens het debat over het hoofdlijnenakkoord. Het NSC is „zeer zeker bereid” om de btw-verhoging van tafel te halen als er goede voorstellen komen om het geld op te halen bij het bestrijden van belastingconstructies.

Inmiddels is ook al wat gerekend aan wat de gevolgen zullen zijn van deze btw-verhoging, en wel door René Goudriaan, die voor het kabinet Balkenende IV al keek naar het verlaagde btw-tarief op cultuur. Zijn conclusie: partijen zullen de verhoging doorberekenen (te weinig vlees op de botten om het zelf op te vangen), en dat leidt tot substantiële vraaguitval. Dat is een technische manier om te zeggen dat er door de hogere prijzen minder boeken worden verkocht (9,4 procent), minder mensen naar voorstellingen en festivals gaan (5,5 procent ) en minder mensen musea bezoeken (3,3 procent). Het inkomen van de betrokken organisaties daalt daardoor met 160 miljoen euro.

Nieuwkomers en vernieuwers

Wie daar dan weer de gevolgen van zullen merken? De groep consumenten voor wie cultuur met deze prijsverhoging onbereikbaar wordt. En de bedrijven die meeprofiteren van cultuurbezoek, zoals de middenstand en horeca in stadscentra. De boekhandels, de programmerende instellingen en festivals. Maar vooral de makers. In de cultuursector werken meer zzp’ers dan in enige andere sector: bijna 60 procent van de ruim 300.000 werkenden in de creatieve sector is zzp’er. En hun gemiddeld jaarinkomen is 17.400 euro: een bedrag dat schril afsteekt tegen de bewering dat cultuur een ‘elitaire hobby’ is, van in ieder geval een paar van de formerende partijen.

Wie in ieder geval de dupe zijn: nieuwkomers en vernieuwers. Als de kosten omhoog gaan, wordt omzet nóg belangrijker. Dus zullen instellingen, festivals en theaters zich vaker bedenken voordat ze iets programmeren waarmee ze een risico nemen, omdat het niet gegarandeerd verkoopt. Minder kansen voor jong talent dus, voor ontwikkeling en groei. Daarmee lijkt de term ‘sluipmoordenaar’ voor deze btw-maatregel ijzingwekkend goed gekozen.