Waarom komt februari nooit verder dan 29 dagen?

Eens in de vier jaar is er een 29ste februari. Verder komt de kleine maand februari nooit. Ja, Zweden heeft in de achttiende eeuw ooit een februari met 30 dagen gehad, toen de regering er met de kalender aan het hannesen was. Waarom is februari begrensd op 29 dagen terwijl de andere maanden wél 30 of 31 dagen hebben?

Een onvoltooide maand is het altijd geweest. Eeuwenlang, tussen Karel de Grote en Bismarck, heette februari in het Duits zelfs met weinig liefde Hornung, misbaksel. Of beter gezegd: ‘onecht kind’, iets dat verwekt is in een hoekje (Horn is hier verwant met het Engelse corner).

Met wat Latijnse getallenkennis wordt de kern van de februarikwestie, die we aan de Romeinen danken, al duidelijk. September, oktober, november, december verwijzen naar getallen. Zeven, acht, negen, tien: dat moet betekenen dat het Romeinse jaar ooit met maart begon. Met februari als láátste maand. Niet zo gek ook voor een ‘reinigingsmaand’. De naam februari komt van het jaarlijkse reinigingsoffer ‘februa’.

Ergens in de vijfde eeuw voor Christus werd bij de Romeinen januari de beginmaand, genoemd naar de god van de grenzen en deuren, al werden de consuls nog lang per 1 maart benoemd.

Geschonden maand

Zolang de volgorde van de maanden niet verandert, is verschuiving van het jaarbegin ook niet heel ingrijpend. In de Middeleeuwen begon het jaar in verschillende regio’s vaak op verschillende momenten. In het ene gebied begon het nieuwe jaar met Kerstmis, in een ander pas met Mariaboodschap (25 maart) en in weer een ander met Pasen, dat ieder jaar op een ándere datum valt. Hoe dan ook, dáárom is februari zo kort: het was ooit de laatste maand, die geschonden kon worden om het totaal aantal dagen in een jaar te kunnen manipuleren.

Net als bijna alle kalenders is ook de Romeinse kalender ooit begonnen als een echte maankalender, met de maanden geplakt op de maancyclus van ruim 29,5 dagen. Februari had altijd 28 dagen, de elf andere oude Romeinse maanden hadden er 29 of 31 (nooit 30, omdat de Romeinen bang waren dat even getallen ongeluk brachten, extra pech dus voor februari). Het normale Romeinse jaar telde zo 355 dagen (oneven!).

Nu en dan wat extra dagen

Om deze maanmaandencyclus enigszins samen te laten lopen met de zonnecyclus van bijna 365,25 dagen per jaar, kun je (zoals in de joodse kalender) nu en dan een maand verdubbelen. Maar de Romeinen kozen voor nu en dan extra dagen in februari (waardoor de maanden zelden gelijk zullen lopen met de maan). De hoogste priester (pontifex maximus) kon naar eigen goeddunken de kalender rechttrekken door invoeging van de schrikkelmaand intercalaris ná 23 februari, waar bij dan de rest van februari verviel.

Die mensis intercalaris had 27 dagen, de totale jaarlengte werd dan 377. Dat moest zo ongeveer om het jaar gebeuren, maar in de praktijk waren er grote schommelingen. De verlenging was een handig instrument om het mandaat van politieke leiders, die per jaar benoemd werden, te verlengen of juist niet. Zo bleek de zonsverduistering van 14 maart 190 v.Chr. in de Romeinse kalender op 11 juli te vallen.

In 46 v. Chr schafte de toenmalige pontifex maximus en dictator Julius Caesar het hele intercalarissysteem af en voerde vanaf het jaar 45 v Chr. de kalender in die wij in essentie nog steeds hebben. Hij bracht de totale jaarlengte op 365 dagen, door alle 29-dagen maanden op te hogen tot 30 of 31. En eindelijk kreeg ook februari een extra dag, maar slechts eens in de vier jaar. Nog altijd de kortste.