
„Een klein beetje muntachtig”, zegt de buurman, als ik vraag hoe hij de garnering van verse eendenkroos op zijn toastje met belegen kaas vindt. „Vrij neutraal, niet pittig, zoals waterkers.” Hij proeft het voor het eerst, en ik ook. Want je kunt het nergens kopen. Tot nu toe.
In al zijn bescheidenheid is het een fascinerend plantje, zegt bioloog Ingrid van der Meer een dag eerder in Wageningen. Eendenkroos houdt haar als WUR-onderzoeker al meer dan tien jaar bezig, maar ze veert nog steeds op als je haar vraagt wat er zo bijzonder is aan iets wat je in elke boerensloot kunt vinden.
„Drie kleine blaadjes die op het water drijven met één worteltje”, zegt ze, terwijl ze de toppen van haar wijsvingers en duimen tegen elkaar aanhoudt om te laten zien hoe klein één plantje is. Kleiner dan een klavertje. „Met relatief veel vitamine E en hoge scores op alle aminozuren die mensen nodig hebben.”
En dat piepkleine plantje groeit héél snel. Elk moederplantje heeft de aanzet in zich van een dochter, kleindochter, et cetera, tot zes generaties. Het vermeerdert zich exponentieel: elke drie à vier dagen een verdubbeling, van één naar twee, van twee naar vier, acht, zestien, enzovoorts. Elke week kun je een nieuwe bak neerzetten en 60 procent van alle kroos oogsten.
Het begon ooit met een opdracht uit farmaceutische hoek om deze plant geschikt te maken voor de productie van antilichamen. „Ik zag hoe snel eendenkroos groeide en dacht: wat een leuk plantje, waarom eten we dit niet?” De reden is simpel en tegelijk best gek: het mocht niet.
Weliswaar kun je ‘waterlinzen’ terugvinden tot in boeken uit de zeventiende eeuw, maar ergens in de tijd raakte het uit beeld en tegenwoordig zijn er strenge voedselveiligheidsregels. Je zou denken: vergeten groente. Maar wat vóór 1997 niet op de markt was, geldt in Europa als novel food, een nieuw voedingsmiddel, dat door de Europese voedselautoriteit EFSA eerst veilig en voedzaam bevonden moet worden voordat het de winkel in mag. Ook al kun je eendenkroos in Azië al wél eten.
Wolffia eten ze daar, een variant die eruitziet als groene kaviaar. En zo wordt het inmiddels ook door een Israëlisch bedrijf in de markt gezet, als luxe garnering. Van der Meer koos voor twee soorten die hier al overal in de sloot drijven: Lemna minor en Lemna gibba, kleinkroos en bultkroos – die laatste doet de naam waterlinzen nog de meeste eer aan, met zijn blaadjes bol als ooglenzen. „En beide blijven knapperig als je ze kookt.”
Eiwittransitie
Het idee om eendenkroos als groente voor mensen op de kaart te zetten, en fondsen aan te boren om te onderzoeken of dat kan, ontstond in de periode dat de ‘eiwittransitie’ op stoom kwam: het inzicht groeide dat mensen minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten moeten eten, om de groeiende wereldbevolking van genoeg gezonde bouwstoffen te voorzien zonder de planeet te slopen. „Bedenk dat voor één kilo rundvlees elf kilo soja nodig is.”
Vier jaar geleden was het zover dat er een aanvraag naar de EFSA kon. „We hadden een serieus dik dossier”, zegt Van der Meer. Dat bood antwoorden op vragen als: zitten er gifstoffen, ziekteverwekkers of allergenen in eendenkroos, hoe produceer je het op commerciële schaal, wat is de voedingswaarde, hoe verteren mensen het, worden ze er niet ziek van? In drie experimenten hadden proefpersonen het gegeten. Ze vonden het lekker en ze kregen géén obstipatie of andere klachten.
Toen vroeg de EFSA naar aanvullend bewijs – de normale gang van zaken. Maar hoe geruststellend het ook mag zijn dat de EU de lat voor nieuw voedsel hoog legt, het eendenkroosdossier laat ook zien hoe moeilijk het is om innovatieve producten op de markt te krijgen – ook al lijken ze nog zo alledaags. De experts in de commissie die de aanvraag beoordeelt, blijven anoniem. Elk afzonderlijk lid kan met de meest onverwachte vragen komen. En telkens moest de groep van Van der Meer nieuwe rapporten aanleveren.
Het „fancy” moleculair onderzoek dat ze deed naar allergenen bijvoorbeeld volstond niet. Met ouderwetse methoden moesten patiënten onderzocht worden, vond de EFSA. „Maar eendenkroos bevat geen allergenen, dus je vindt geen patiënten.” Uiteindelijk kon Van der Meer met haar collega’s alle kwesties oplossen.
Althans, totdat de commissie bleef hangen op het gehalte mangaan, een mineraal dat in veel hogere concentraties ook in kikkererwten zit. „Dat zou te hoog zijn. Gek, want er is niet eens een bovengrens voor mangaan.” Maar het móést lager, en dus moesten ze niet alleen anders telen, maar ook in vijf ‘batches’ aantonen dat het gelukt was het mangaangehalte omlaag te krijgen. Toen van de vijf proeven er eentje nét boven de gevraagde waarde zat, heeft Van der Meer wel slecht geslapen. Al dat werk, al die hoepels, en dan hing de goedkeuring na al die jaren alsnog aan een zijden draadje. Door één bakje kroos.
Eindelijk, in de zomer van 2024, kwam het verlossende oordeel van de EFSA, en eind januari volgde de beslissing van de Europese Commissie dat eendenkroos als bladgroente op de markt mag.
Ligt het volgende week in het koelvak naast de rucola of in het vriesvak, bijvoorbeeld in een zak gemengde groenten? Waarschijnlijk niet, hoewel er al wel voedingsproducenten belangstelling hebben getoond.
Ingewikkeld om te produceren is het niet, zegt Van der Meer, die erbij zegt dat je het niet uit de sloot moet eten of thuis moet kweken – als je geen algen of andere viezigheid in je kroos wilt. Het moet onder gecontroleerde omstandigheden worden geteeld. Maar dan groeit het ook als een gek, zegt ze. Er is weinig voeding en licht voor nodig, vergeleken met andere kasgroenten die op water groeien. „En eendenkroos maakt heel efficiënt gebruik van het wateroppervlak, anders dan een krop sla, die veel meer ruimte nodig heeft.” Telers kunnen in bakken boven elkaar, tegen relatief lage kosten snel veel kroos oogsten, verwacht Van der Meer. Ideaal voor ‘verticale landbouw’.
Toch is enige scepsis moeilijk te onderdrukken. Want waar is de algenburger gebleven? Wanneer komt eindelijk de grote doorbraak van Hollands zeewier? Ook beloftevolle eiwitbronnen die het grote publiek maar moeilijk bereiken. Maar bij die twee ligt het toch weer anders, volgens Van der Meer. „Zeewier heeft best een aparte smaak, waar veel mensen niet aan gewend zijn. Eendenkroos smaakt minder vreemd, het heeft iets bekends.”
Stamppotje
„Wat proef je?”, vraag ik als ik de volgende avond thuis een theelepel kroos op een gekookt eitje heb gelegd. „Niet zoveel”, zegt de kritische tafelgenoot eerst. Even later, in een stamppotje met spekjes en boter, krijgt het grappig genoeg meer smaak. Sla of andijvie-achtig. Fris. Maar direct uit het bakje komt ineens nóg iets op. „Ik proef de Botshol!”, zegt de tafelgenoot, denkend aan het natuurgebied waar hij als kind veel kwam. „Gras, paardenbloemblad, misschien heb ik daar zelfs wel eendenkroos uit de sloot gegeten. Helemaal niet vies.” De smaak van vroeger. Dus tóch een vergeten groente.
