Waarom het WK van 1974 alle andere prestaties van Oranje oversteeg

Vergeet het WK van 1978 in Argentinië, waar het Nederlands elftal nog dichterbij de wereldtitel was dan in 1974: het schot tegen de paal van Rob Rensenbrink. Vergeet het EK van 1988, toen Marco van Basten met een knappe volley de kroon op de Europese titel zette. Vergeet 2010, toen Oranje in de finale een teenlengte tekortkwam voor mogelijk WK-goud.

Drie succesvolle toernooien die voor altijd in de schaduw staan van het WK in 1974, ondanks (of dankzij – dixit Johan Cruijff) de verloren finale tegen gastland West-Duitsland, deze zondag precies een halve eeuw geleden. De aanvoerder bagatelliseerde de moeder aller nederlagen. „Het belangrijkste is niet of je wint of verliest, maar dat de mensen het er [nu 50 jaar] later nog over hebben.”

Het totaalvoetbal van Oranje, in de Britse pers Clockwork Orange genoemd, vrij naar Stanley Kubricks film, was even baanbrekend als het sambavoetbal in 1970 van Brazilië, dat het lichtvoetige spel wel met een (derde) wereldtitel bekroonde. Nog steeds word je in Zuid-Europa en Zuid-Amerika door oudere taxichauffeurs herinnerd aan ‘Kroef’, ‘Neskens’ en ‘Hanegem’.

Vijf verklaringen voor het feit dat het WK-zilver van 1974 meer tot de verbeelding sprak dan de andere drie Oranje-hoogtepunten.

1. Oranje was nieuw en hot

Het Nederlandse elftal had internationaal nog nooit iets gepresteerd. Waar de clubteams van Ajax en Feyenoord al Europa Cups en wereldbekers hadden gewonnen, grossierde de optelsom der delen – de nationale ploeg – in matige prestaties. Plaatsing voor het WK hing aan een zijden draadje toen België vlak voor tijd een zuiver doelpunt werd onthouden wegens vermeend buitenspel. De grensrechter vlagde, de scheidsrechter floot, de kwalificatie was een feit.

Van een Oranjekoorts was tijdens de voorbereiding geen sprake. Pas toen Uruguay in het eerste WK-duel in Hannover van de mat werd gespeeld, met twee goals van de jonge Johnny Rep, begon het toernooi te leven. Lovende reacties in de internationale pers. Tienduizenden supporters trokken de grens over voor de andere vijf groepsduels. De twaalfde man was geboren (tot de finale in München waar het Oranje-legioen veruit in de minderheid was). De massale uittocht is nu gewoon, maar was 50 jaar geleden een noviteit. De thuisblijvers zaten ook niet stil, er kwam een run op kleurentelevisies. Want Oranje keek je niet in zwart-wit.

2. Revolutionair totaalvoetbal

Spelers die voortdurend van positie wisselden, rechtsback Wim Suurbier die opeens als linksbuiten opdook: spelmaker Willem van Hanegem kon zijn ogen niet geloven toen hij de bal in de diepte stuurde. Gelegenheidslibero Arie Haan (hij was van origine een middenvelder) die meer vóór dan achter zijn mandekkers stond opgesteld. Doelman Jan Jongbloed van het bescheiden FC Amsterdam die op zijn 33ste pas één interland had gespeeld maar vanwege zijn snelle uitlopen de voorkeur kreeg boven hoger gekwalificeerde lijnkeepers. Midvoor Cruijff die over het hele veld zwierf en 29 doelkansen crëerde – nog steeds een record in de WK-historie. Het was nog nooit vertoond en daarom revolutionair. Neem de tweede goal tegen Brazilië: linksbuiten Rensenbrink trok naar binnen en plaatste de bal richting cornervlag naar linksback Ruud Krol, wiens voorzet door Cruijff met een volley werd verzilverd: 2-0. „Wat een juweel van een doelpunt”, jubelde tv-commentator Herman Kuiphof. Op naar de finale in München.


3. Minus de finale

Juist toen stokte het spel, het stierf niet eens in schoonheid. Van jagen, tackelen en positiewisselingen was geen sprake meer. Het superioriteitsgevoel nam de overhand na de vroege 1-0 voorsprong. De West-Duitsers moesten voor eigen publiek vernederd worden met het treiterend rondspelen van de bal. Ze roken bloed en wonnen met 2-1. Cruijff had na die ene verrukkelijke solo in de tweede minuut een off-day. Met wallen onder de ogen nam hij de zilveren medaille in ontvangst.

„Ik dank God op mijn blote kníeën dat het afgelopen is, want het was onmenselijk zwaar”, zei de beste speler van het toernooi. Hij had in de week voor de finale in het spelershotel met naakte vrouwen gezwommen, wat breed werd uitgemeten door boulevardblad Bild. Johan had na publicatie urenlang zijn vrouw Danny aan de (vaste) telefoon om uit te leggen dat er verder niets was gebeurd. De verloren finale, 31 jaar na de oorlog, voelde voor velen als een revanchewedstrijd, maar werd een nationaal trauma dat pas in 1988 zou worden verwerkt, met de EK-zege in Hamburg op (weer) het gastland.

Johnny Rep (midden) juicht nadat Johan Cruijff (op de grond) Oranje met een volley uit een voorzet van Ruud Krol op 2-0 heeft gezet in de wedstrijd om een finaleplaats tegen Brazilië. „Wat een juweel van een doelpunt”, jubelde tv-commentator Herman Kuiphof.
Foto ANP

4. De jacht en de buitenspelval

Voor de finale incasseerde Oranje in de zes groepswedstrijden één tegentreffer, een eigen doelpunt van Krol. Tegenaanvallen werden zo snel mogelijk onderbroken. De buitenspelval was ook revolutionair. „Als je een hand opstak vlagde hij al”, zei Rijsbergen onlangs bij de NOS.

Het afjagen begon voor de middenlijn, nu door statistici high turnovers genoemd. Als een zwerm bijen doken soms wel zes of zeven spelers op de bal (en de tegenstander). „Alsof we niet goed bij ons hoofd waren, het was haast overdreven. Maar we hielden van voetbal en wilden de bal hebben”, verwoordde Van Hanegem de nooit vertoonde tactiek in een extra hoofdstuk van Auke Koks Wij waren de besten.

In de WK-historie werden door geen enkele ploeg zoveel ballen in zeven wedstrijden voortijdig afgepakt (67) als door Oranje in 1974, volgens databureau Opta, dat alle eindronden vanaf 1966 heeft geanalyseerd. Op het WK in 1978 zat deze werkwijze er nog steeds ingebakken (51). In Argentinië was meer dan de helft van de basisspelers uit West-Duitsland weer van de partij, maar de twee grote uitblinkers uit 1974 ontbraken: Cruijff (vrijwillig) en Van Hanegem (gefrustreerd omdat hem geen basisplaats werd beloofd). ‘De Kromme’ liep op zijn laatste benen. En hoe goed Rep, Krol, Haan, Neeskens, Jongbloed en Rensenbrink nog steeds speelden, ze misten de brille van de afwezigen.


5. Ongemeen hard

Op beide toernooien speelde Oranje ongemeen hard. Het mooie spel in 1974 ging gepaard met slidings, tackles en elleboogstoten. De meeste overtredingen werden niet bestraft: er waren weinig camera’s als bewijsmateriaal en de VAR bestond nog niet. De wedstrijd om een finaleplaats tegen Brazilië leek wel vrij worstelen. De NOS analyseerde de wedstrijd met een denkbeeldige VAR: vijf rode kaarten bij Nederland, vier voor Brazilië. In werkelijkheid werd alleen Luiz Pereira van het veld gestuurd nadat hij Neeskens bijna door midden had gezaagd.

Een week eerder, in hetzelfde Westfalenstadion in Dortmund, werd de Bulgaarse uitblinker Hristo Bonev bij herhaling getorpedeerd. Scout Cor van der Hart had dit letterlijk geadviseerd, nadat hij de Bulgaren aan het werk had gezien. Onder het mom: ‘Bonev is de enige goeie, de rest kan er niks van’.

Gevraagd of het niet een onsje minder had gekund (29 geregistreerde overtredingen), reageerde de Oranje-selectie lacherig. Michels, bekend van de uitspraak ‘voetbal is oorlog’: „Een elftal dat niet aan voldoende gele kaarten komt, moet een boete krijgen.” Rijsbergen: „Michels zei altijd: je moet ook de bal spelen.” Haan: „Je zoekt steeds verder de grens op.”

The Times vergeleek de Oranje-spelers met mannequins, zo gracieus konden ze voetballen. Des te verontwaardigder was de Britse krant over het gemene spel: „Het zijn modellen met vieze nagels”. Ook Volkskrant-verslaggever Ben de Graaf waagde het gemene spel te bekritiseren. Het leverde ‘de azijnpisser’ een nat pak op. „Dat ik door reserves in het zwembad werd gegooid, deed me het meeste pijn”, reageerde de enige journalist die niet meeliep in de polonaise.