Waarom Europa de toon zet in de strijd tussen grote tech-bedrijven

Europeanen klagen vaak dat de grootste, dominantste tech-bedrijven van de wereld allemaal Amerikaans of Chinees zijn. En dat Europa er achteraan hobbelt. Teveel regeltjes, te hoge belastingen, te weinig stimulansen voor ondernemers die risico’s willen nemen. Geen wonder, zeggen zij, dat Europa in verval raakt en de keiharde mondiale race om digitale dominantie niet gaat winnen.

Deze somberaars moeten vooral het nieuwe boek van Anu Bradford lezen, Digital Empires; the Global Battle to Regulate Technology. Bradford (1975) is de Fins-Amerikaanse hoogleraar aan de Columbia Law School die in 2020 furore maakte met het boek The Brussels Effect. Ze betoogde daarin dat Europese regels wereldwijd de toon zetten en daarmee ook Europese normen en waarden mondiaal verspreiden. Haar nieuwe boek is een vervolg daarop. Bradford zoomt ditmaal in op de wedloop tussen techbedrijven uit ’s werelds drie grootste handelsblokken: de VS, China en de Europese Unie. Intrigerend genoeg concludeert ze dat Europa het helemaal niet zo slecht doet als het zelf vaak denkt.

In Digital Empires vergelijkt Bradford drie ‘digitale rijken’. Het Amerikaanse digitale rijk, signaleert zij, is totaal door de markt gedreven. Vrij ondernemerschap, openheid en een grotendeels afzijdige overheid kenmerken dit model. In Amerika reguleren techbedrijven tot nog toe zichzelf – met als gevolg dat er amper regulering is. Het Chinese digitale rijk, daarentegen, is een staatsgedreven model: uiteindelijk voert de staat de regie over wat Chinese techbedrijven kunnen doen en wat niet, en ook waaróm ze het doen – namelijk ter meerdere glorie van de Chinese staat. En die staat, die er in de digitale beginfase bij gebaat was om techbedrijven vrij te laten en expansief te laten groeien, neemt deze bedrijven de laatste tijd steeds meer in de tang, omdat ze vindt dat Alibaba of anderen zijn ideologische strijd tegen de VS beter moeten dienen. Het derde digitale rijk, het Europese, wordt weer door iets anders aangedreven: door rechten van burgers/consumenten, zoals het recht op privacy of het recht om verschoond te blijven van discriminatie, fraude of fake news.

Ongeremd kapitalisme

De grote slag die er nu wereldwijd gaande is, is er dus een tussen drie totaal verschillende modellen. In trefzekere hoofdstukken boordevol informatie, gelardeerd met voorbeelden uit de praktijk, gaat Bradford langzaam op haar kernvraag af: wie gaat deze strijd om de mondiale hegemonie winnen?

De Amerikanen, met hun ongeremde kapitalisme en hun winstgedreven digitale bedrijven, waren er als eersten bij en zetten tot dusver de trends. Daarom zijn de grootste techbedrijven van de wereld Amerikaans – Meta, Google, Microsoft, Apple. Hun grootste opponenten zijn Chinese bedrijven, die eveneens door ruiten gaan. De Europeanen zijn minder innovatief en agressief op dit gebied. 95 procent van de Europese techbedrijven, schrijft Bradford, behoort tot het MKB.

Europa is wel de koning van de regulering. Omdat er in Europa democratisch over regelgeving moet worden beslist (dit jaar komt er een groot regelpakket voor kunstmatige intelligentie), gaat dit vrij traag. Maar de Europeanen hebben één groot voordeel: zij hebben de strengste regulering van de drie blokken en domineren daardoor de wereld. Ofwel, Europa produceert geen winnaars, maar Europese standaarden zijn wereldwijd bepalend. De Europese interne markt is zo enorm dat Amerikaanse en Chinese techbedrijven niet de luxe hebben om die te omzeilen. Dus moeten ze zich aan de strenge Europese regels houden als ze op de Europese markt actief willen zijn. Dat is zoveel werk en jaagt hen zo op kosten, dat ze het zich niet kunnen permitteren om zich ook nog aan ándere regelsystemen te houden. Omdat Europese regels de strengste zijn, houden ze die vaak wereldwijd maar aan – daarmee zitten ze in alle jurisdicties goed. Google volgt de Europese privacywetten zelfs in de VS. Over de hele wereld kopiëren overheden de Europese regels omdat hun bedrijven erom vragen.

Kunstmatige intelligentie

De hamvraag is: kan de EU dit volhouden? Kan zij met een langzaam, reactief en beperkt controleapparaat de razendsnelle veranderingen in de techwereld wel bijhouden? Kunstmatige intelligentie schijnt elke dag zijn capaciteiten te verdubbelen – kun je daar tegenop reguleren en controleren? Bradford denkt van wel. Niet omdat de Europeanen in de versnelling gaan en er meer bovenop gaan zitten, maar om een andere reden: de Amerikanen bewegen richting het Europese model omdat ze eindelijk het nut van meer regulering inzien. De reden: hun bezorgdheid over China dat wereldwijd bedrijven als Huawei inzet als lange arm van de staat. Ze zien ook hoe China Amerikaanse techbedrijven met restricties de pas afsnijdt. ‘Het is niet de EU die moet kiezen tussen het Amerikaanse en het Chinese model’, concludeert Bradford, ‘maar eerder de VS die moeten kiezen tussen óf samen optrekken met de Europeanen óf de Chinese invloed verder laten groeien.’

Het Amerikaanse model begint te falen, stelt zij bovendien. Iedereen ziet dat de wereld niet beter of democratischer wordt van totale openheid en zelfregulering door techbedrijven – president Trumps mislukte coup in het Capitool, opgehitst via sociale media, was wellicht de doodsklap voor dit optimisme.

Het grootste risico voor Europa is volgens Bradford niet dat er geen Europees Meta of Google is, maar wat zij noemt ‘techno-nationalisme’: de neiging om zichzelf af te sluiten van de buitenwereld, en zelfs de transatlantische toenadering af te wijzen, in een hang naar Europese soevereiniteit.

In dit boek demonstreert Bradford redelijk overtuigend dat de VS en Europa alleen samen een dam kunnen opwerpen tegen het techno-autocratische China. Als ze elkaar onderling bevechten, is de kans groter dat de digitale samenleving van de toekomst vorm krijgt naar het Chinese model.



Leeslijst