Waarom beeldhouwer André Volten zijn kolossale werken als een schaakspel zag

Een roestvrijstalen zuil van op elkaar gestapelde schijven: 13 meter hoog. Een stalen constructie van in elkaar grijpende balken: 9 meter hoog, 27 meter lang. Twee cilinders van roestvrij staal waarvan één in het water staat, erbovenop twee schakels in een knoop: 11 meter hoog. Doorsnee van de schakels: 1,20 meter.

Beeldhouwer André Volten (1925-2002), ontwerper noemde hij zichzelf, maakte het liefst grote werken. Veel ervan zijn nog altijd te zien in de openbare ruimte, Amsterdam telt 23 ‘Voltens’. De zuil van gestapelde schijven (1970) staat op het Frederiksplein tegenover De Nederlandsche Bank. ‘De Knakenpaal’ werd hij in de volksmond al snel gedoopt (Volten zelf gaf zijn sculpturen geen namen). De constructie met de balken (1966) is te vinden aan de Oostoever van de Sloterplas. En ‘De Knoop’, ook al een naam die vanzelf ontstond, staat in Amsterdam Noord aan het IJ, vlak bij het atelier van de beeldhouwer.

Die vroeg in 1996 aan zijn vriend en dichter Bert Schierbeek om een bijpassend gedicht te maken. Volten las het voor bij de opening:

hier sta ik

stalen stilte

schepen praaien

mijn voeten

half in het water

half op het land

sta ik doodstil

Poëzie in ijzer en staal heet de tentoonstelling die vorige week opende in Atelier Volten, het voormalige atelier dat tevens dienst deed als woonhuis. Tegenwoordig is het een klein museum, alleen open in het weekend.

Het is een week voor de opening, de tentoonstelling is zo goed als ingericht. Curator Frits Prior houdt in de deuropening van de eerste zaal – er zijn drie zalen – al meteen halt: „Zie je door de zalen heen hoe zijn vormentaal veranderde? De basis was altijd: vierkanten en cirkels. Maar daarmee construeerde hij soms werken met kubussen of balken, dan weer waren het zuilen, cilinders of bollen.”

En met die vormen speelde André Volten. Hij verzaagde, stapelde of splitste ze, verdraaide ze of liet ze hellen. Maar liever dan ermee te spelen, kun je zeggen dat hij de vormen doordácht. Voltens ochtendritueel, lees je in de catalogus, bestond uit „filosofisch werk lezen, een schaakstelling doorgronden en het project dat hij omhanden heeft doordenken”.

Atelier Volten
Foto Olivier Middendorp
Staat Trompenburgstraat
Foto Olivier Middendorp

Mijn werk lijkt op schaken, legde Volten in 1996 uit in radio-interview met museumdirecteur Rudi Fuchs: „Als ik één stuk verzet, verandert niet alleen de hele ruimtelijke situatie, maar ondergaat bovendien de intrinsieke waarde van ieder stuk op dat moment óók een wijziging. Dat vind ik dermate fascinerend dat ik – om rust te vinden en te denken over deze dingen – altijd graag een stelling in mijn directe omgeving heb.”

Als je dat weet, zie je meer. Constructie 1960, het model staat in de eerste zaal, bestaat uit vier gestapelde kubussen, maar dat heb je eerst niet door. Het komt doordat de vlakken, ribben en hoeken van de kubussen niet te zien zijn: door lijnen op schijnbaar willekeurige plekken wordt het volume van de kubussen gesuggereerd in plaats van getoond. Frits Prior: „Dit is één van zijn vroegste geometrische werken, maar alles zit er al in. Hij creëerde volumes waarbinnen zich iets afspeelt – en dat deed hij door dingen weg te laten.”

Het zijn kortom allemaal uitgedachte structuren, waarmee de kunstenaar schijnbare eenvoud mogelijk maakte. Voeg gebogen lijnen samen: een cirkel. Kijk je beter: vier kubussen. Geometrische abstractie van een zuivere, mathematische precisie is het – en juist die precisie maakte dat al die kolossale werken hun schoonheid bleven behouden.

Oceaanreuzen

André Volten werd als oudste zoon van een Zuiderzeevisser in 1925 geboren in Andijk (Noord-Holland). Hij volgde het voorbereidende jaar van de kunstnijverheidsschool, zijn eerste werken waren schilderijen. Daar stopte hij snel mee (Frits Prior: „Hij vond dat hij er geen ruimtelijkheid in kreeg”). Zijn sculpturen maakte hij eerst nog zelf, lassen met zware metalen had hij geleerd op de NDSM-werf in Amsterdam Noord. Het latere, industriële werk werd gemaakt door buren van Volten: de Noord-Amsterdamse Machinefabriek (NAM), Verzinkerij Johan Vis & Co.

Voor KPN in Den Haag gemaakte sculptuur uit 1993. Nu geplaatst aan de Minervalaan in Amsterdam.
Foto Olivier Middendorp


Voor KPN in Den Haag gemaakte sculptuur uit 1993 als model in Atelier Volten
Foto Olivier Middendorp

Poëzie in ijzer en staal laat noodzakelijkerwijs vrijwel alleen modellen zien: de eigenlijke werken staan in de openbare ruimte. Maar dat is niet erg, het klopt juist. Volten maakte van al zijn werken modellen, meestal van metaal, soms van hout. Of hij maakte een maquette, zodat de opdrachtgever een indruk kreeg van het werk in verhouding tot de ruimte eromheen. Die modellen en maquettes kwamen ze bekijken in zijn atelier. Atelier Volten, waar Volten met zijn vrouw Sophie woonde tot zijn overlijden in 2002, telt twee verdiepingen. Boven was het woonhuis, daar werden de opdrachtgevers ontvangen. Beneden in de werkplaats werkten hij en zijn assistenten aan de modellen en maquettes.

Waarom maakte hij vooral enorme werken? Frits Prior: „Als je lassen leert op een werf, je loopt er tussen al die oceaanreuzen, en je ziet hoe groot je met staal kunt werken – dan heeft dat invloed. Verder functioneerde hij in de openbare ruimte, het publieke domein vormgeven was zijn wereld. En daar verschenen in de jaren vijftig en zestig sowieso veel kunstwerken die zich moesten verhouden tot nieuwe gebouwen.”

Dat laatste had ook te maken met de éénprocentsregeling van het Rijk die indertijd bestond: één procent van de bouwsom werd besteed aan kunst. Frits Prior: „Daardoor was het ook te betalen, want dit soort werk is niet goedkoop. De meeste kunstenaars maakten werken die in het gebouw waren geïntegreerd. Maar hij koos er bewust voor eigenstandig werk te maken: losstaand van het gebouw, maar wel in directe relatie met dat gebouw en de omgeving. Dus móést hij vaak wel groot werken. Zoals bij de Knakenpaal op het Frederiksplein, waar hij moest opboksen tegen de kolos van De Nederlandsche Bank.”

Model van ‘De Knakenpaal’ (1970) in Atelier Volten. De sculptuur van gestapelde schijven is 13 meter hoog en staat tegenover De Nederlandsche Bank op het Frederiksplein.
Foto Olivier Middendorp

Het maken van zo’n groot werk kostte vaak zomaar een jaar – of zelfs twee. Er waren veel mensen bij betrokken, voor berekeningen en voor de uitvoering, er was veel materiaal nodig, vaak een zware fundering. „Rijk is hij er niet van geworden. Als je klein werk maakt, verkoop je ook meer. Hij maakte één of twee werken per jaar.”

Het werk moest ook precies zo staan en niet anders: deze plek in de ruimte, met die omvang. „Wat nog vaak een hele discussie was met opdrachtgevers. Acht meter of dertien meter hoog, dat kost echt meer geld. Maar hij hield voet bij stuk.”

En nee, de titel van de tentoonstelling is niet alleen terug te voeren op Voltens vriendschap met Bert Schierbeek. Die titel refereert ook aan het werk zélf. Frits Prior: „Zijn werken zijn groot en zwaar, maar tegelijk licht, ritmisch en soepel. Ze lijken soms te dansen, ze zijn springerig en levendig, met een zachte, speelse kant. Geconstrueerd en tegelijk poëtisch: dat is wat je ervaart.”

Maquette voor de inrichting van het Jaarbeursplein in Utrecht (1986) in Atelier Volten.
Foto Olivier Middendorp