N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ik ben gestemd om een appeltaart te maken, mompelde ik zachtjes voor me heen. Soms heb je bijkans onbedwingbare zin om de keuken in te gaan. Dat kan zijn doordat je iets leest dat verlangen opwekt – ik las de woorden „gestoofde aubergines in tomatensaus waarin witte knoflookteentjes glinsterden als parels”. Soms ook laat je eigen verbeelding je ineens iets zien met een knapperige korst en een zachte binnenkant – een kaaskroket? een pasteitje? – en je gaat mogelijkheden verzinnen. Soms ook zit je even te cheflixen (cheflix.nl, waar chefs bereidingen voordoen), gewoon, als verstrooiing, en dan krijg je enorm zin in kabeljauw met zachte gestoofde kool omdat dat zo winters is, want er is nu skrei, kabeljauw uit Noorwegen, en kool volop, of in de ‘uienmartini met comtécrème’ van Ron Blaauw die ik vorige maand maakte, en wat was die lekker.
Of zal ik toch een taart bakken?
Zo dus. En omdat de regen tegen de ruiten slaat en de wind en de soppige grond en de grijze lucht enfin, omdat het echt weer is voor binnen blijven, bezig blijven, stel je je jezelf al voor in de keuken met je schort voor en muziek aan of een fijne podcast en bijna loop je er al heen en dan denk je: maar wie gaat dat opeten? En wanneer?
Het is een vreemd bezwaar aan koken dat het ook gevolgd moet worden door eten. Dat kán het bezwaar niet zijn aangezien dat het doel is. En toch is het zo. Met zijn tweeën een hele taart wegwerken duurt vaak langer dan de taart lekker is. Ik ga niet al dat gedoe doen voor die uienmartini om die dan snel voor het journaal weg te lepelen. Een pan chili maken is leuk, maar eh… En zelfs de twee ingevroren kipfilets wegen samen bijna een pond.
Stoofgerechten zijn dan wel zo vriendelijk om zich in te laten vriezen (en om dan héél lang in de vriezer te overwinteren, soms zo lang dat je de smaak er zelf bij moet verzinnen als je ze ontdooid hebt) maar verschillende groenten in de oven met een pittige pijnboompitten-ansjovissaus, betekent wel dat we nog drie dagen groentenkoekjes moeten eten of zoiets. Niet dat dat zo héél erg is, maar toch, het gaat vervelen en het doel van dat vrolijke koken was nu juist variatie en levendigheid.
Wil ik een wortel hebben, verkoopt Albert Heijn alleen een zak wortelen en dan is het weer verplicht wortelen eten, dagenlang. En wie zegt: ga dan ook niet naar Albert Heijn! Ga naar de markt! Die woont niet veertig minuten reizen van de markt af die er bovendien niet alle dagen is.
Alles smeekt om gasten, maar op het platteland zijn ook de gasten dunner gezaaid, zo is het nu eenmaal. En omdat ik nu toch in die kooklustige stemming was, zat ik te lezen óver eten, en dan stuit je als vanzelf op allerlei voorschriften voor disgenoten. De mensen stellen blijkbaar hoge eisen aan nu juist diegenen die het ze mogelijk maken om eens lekker te gaan koken.
Een vreemd bezwaar aan koken is dat het ook gevolgd moet worden door eten
De Italiaanse schrijver Giorgio Manganelli raadt aan op te letten of ‘de disgenoot niet juist in een toestand verkeert die hem ongeschikt maakt’ en dat is elke toestand die iemand vervult van iets dat de anderen maar matig zal interesseren: verliefdheid, een nog verse politieke of religieuze overtuiging, verzamelwoede en nog zo het een en ander.
Enfin. Geen taart gebakken. Wel een bloemkooltje in de oven geschoven, de dag erna bloemkoolflapjes gemaakt die ik de dag dáárna op brood gegeten heb. Allemaal heerlijk, dat wel.