
Een oude vrouw, die eruit ziet „als een personage in een maskerade” geeft een feestje waarbij kinderen achter de piano hun kunstjes vertonen. Elke keer is het weer een verschrikkelijk gebeuren, waar de lelijke vrouw en haar al even lelijke zuster vooral angst aanjagen met hun dwingende eenzaamheid. Toch draaft iedereen elke keer op, totdat er op een dag kinderen met een genetische afwijking binnenkomen. De moeders noch de kinderen zijn er blij mee. Het kan best zijn dat het pianospel van de „idioten” niet slechter is, maar er zijn grenzen aan met wie je podium deelt. Als een van de kinderen met een beperking de sterren van de hemel speelt, weet niemand wat te zeggen. Het kind hoorde er niet, wat ze speelde was onbekend en raar. Het stuk heet ‘De Dans van de Gelukkige Schaduwen’, een zelfgemaakt pianostuk over hoe voorkomen wordt dat werelden met elkaar worden verbonden.
De ‘Dans van de Gelukkige Schaduwen’ is niet alleen een prachtig verhaal dat de Canadese schrijver Alice Munro in 1968 opnam in haar gelijknamige debuutbundel. Het typeert ook veel van haar werk, waarin subtiele wreedheid en schoonheid opgaan in een beklemmende wereld. Munro overleed afgelopen maandag op 92-jarige leeftijd in een verzorgingshuis in Ontario. Ze leed de laatste twaalf jaar van haar leven aan dementie.
Lang had Munro de ambitie om ooit een dikke roman te schrijven, maar ze wist zich geen raad met de vorm, vertelde ze in interviews. Gelukkig maar dat het er nooit van kwam, want haar literaire kracht zat juist in haar verhalen die hele werelden opriepen, en die ook belangrijk waren voor de canonieke rol en de waardering voor het korte verhaal in het algemeen. Toen ze in 2013 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg, benadrukte de jury dan ook dat haar verhalen de gehele „epische complexiteit van de roman in slechts een paar pagina’s” herbergen. Waardering voor die kracht was er enkele jaren daarvoor ook geweest toen Munro in 2009 de Man Booker International Prize won voor haar hele oeuvre.
De kleine zeemeermin
Gemakkelijk was het allemaal niet gegaan. Jarenlang had Munro verhalen geschreven over de verstikkende sfeer op het platteland of over het belemmeren van vrouwen. Dat vrouwen er maar beter geen dromen op na konden houden, daarmee wilde ze zich niet verzoenen. Opgegroeid op het platteland met een vader die last had van driftaanvallen en een moeder die aan Parkinson leed, concludeerde ze: „Families zijn als gif in je bloed” – de woorden van een van de personages in het verhaal ‘Runaway’ (2005).
Na ruzies met haar emotioneel sturende moeder die aan Parkinson leed en een driftige vader met losse handjes, besloot ze de wereld in eigen hand te nemen. Haar eerste daad was het herschrijven van het sprookje van de Kleine zeemeermin. Waarom moest die zeemeermin sterven terwijl ze alleen maar verlangde naar liefde? Munro gaf het verhaal een happy ending.
Waar van dochters verwacht werd dat ze voor hun zieke moeder bleven zorgen, ontsnapte Munro aan die verstikking, vertelde ze in interviews. Ze ging journalistiek studeren, en tijdens die studie leerde ze haar eerste man Jim Munro kennen met wie ze drie dochters kreeg. Ze omschreef dat huwelijk als een tijd waarin er niets meer van haar verwacht werd dan een verzorgende rol, een ‘B-minus housewife’. Streven naar een zeventje als huisvrouw dus, en het was dan ook in deze tijd dat ze begon met verhalen schrijven wanneer de kinderen in bed lagen. In 1961, nadat er enkele in tijdschriften waren verschenen, schreef de Vancouver Sun een stuk over haar onder de kop: ‘Housewife finds time to write short stories.’
In 1968 kwam het daadwerkelijk tot een debuutbundel met verhalen, Dance of Happy Shades, nadat aanvankelijk meerdere uitgevers weinig heil in het werk hadden gezien. Critici waren wel meteen enthousiast, en ze mocht voor het boek een Canadese literaire onderscheiding in ontvangst nemen, de Governor General’s Award.
Haar boek Lives of Girls and Women (1971) werd als roman uitgegeven. Daarin schetst ze een portret van een jong meisje dat langzaam haar literaire stem vindt. Het hoofdpersonage besluit geen gothic novel te gaan schrijven, maar richt zich op het schrijven over dagelijkse, saaie dingen. Achteraf kan het ook gelezen worden als een soort memoir, of een manifest voor Munro’s hele oeuvre. Over de rol van de vrouw merkt een personage op: „We hebben nooit een eigen leven gehad, wat dat betreft staan we op één lijn met het vee.” Dat was wat verhalen konden veranderen.
Geen zorgen
De positie van de vrouw, opgroeien op het platteland, de hang naar een voller leven, of zelfs maar gewoon overleven: deze onderwerpen vormden de rode draad in de veertien boeken die Munro schreef, tot en met de latere verhalenbundels waarin het autobiografische meer om de hoek kwam kijken. „In feite schrijf ik al mijn hele leven autobiografische verhalen”, vertelde Munro in interviews. Dat is ook terug te zien in haar laatste verhalenbundel, Dear Life. Die verscheen op haar 81ste, een jaar voordat ze de Nobelprijs kreeg. De bundel bevatte volgens haar zelf de meest persoonlijke verhalen die ze te vertellen had. Ze wist toen nog niet dat haar meest persoonlijke verhaal nog zou komen. In 2013 werd ‘The Bear Came Over The Mountain’ in The New Yorker geplaatst, over een vrouw die dement wordt. Hemeltergend goed wordt dat proces vastgelegd: „Ik denk niet dat er iets is waar je je zorgen over moet maken”, zegt ze tegen haar man. „I expect I’m just losing my mind”. Die mededeling is het startpunt van het verhaal, waarmee Munro haar literaire eindpunt inluidde.
