Het is voor Laila Haidari (46) moeilijk niet emotioneel te worden na de vraag hoe het met haar gaat. In een hotel in Vlaardingen zit de Afghaanse mensenrechtenactivist aan het raam, uitkijkend op Het Scheur. Ze laat haar ogen rusten op het stille water als de tranen komen. Het is geen klein verdriet, ongemakkelijk voelt het dus ook nooit; het bewogen leven van Haidari geeft genoeg aanleiding tot emotie. Ze probeert het dus ook niet te bedwingen. Uit de openheid waarmee ze haar pijn toont, spreekt kracht.
Haidari is vanuit Kabul naar Vlaardingen gereisd om woensdag de Geuzenpenning in ontvangst te nemen voor haar inzet voor vrouwen in Afghanistan. Ze is een kleurrijke verschijning; ze draagt een fluwelen groene jas met geborduurde bloemen op haar schouders, felroze schoenen en grote zilveren ringen aan beide handen. Haar donkerbruine krullen zijn vastgezet met een bloemenspeldje.
Lees ook Onder de Taliban zijn vrouwen steeds verder verdrongen uit het publieke leven
Sinds de Taliban in 2021 de macht overnamen in Afghanistan is het voor meisjes en vrouwen verboden om onderwijs te volgen of te werken. Haidari zette een geheime school op. Daar leert ze de meisjes – haar „dochters” – schilderen en sieraden maken, maar ook hoe ze een inkomen verwerven.
Ondanks het harde optreden van de Taliban blijft u zich inzetten voor de meisjes van Kabul. Waar haalt u die moed vandaan?
„Op mijn twaalfde werd ik uitgehuwelijkt aan een moellah [islamitische geestelijke], waar ik drie kinderen mee kreeg. Op mijn negentiende scheidden we, hij kreeg alles; het huis, geld en de kinderen. Ik belandde op straat, mijn familie wilde mij niet ondersteunen. Toen moest ik wel voor mijzelf zorgen. Ik leerde dat mensen twee dingen nodig hebben om zichzelf te redden; kennis en geld. Dat leer ik mijn dochters nu.
„In de drie jaar dat ik dit doe, heb ik de meisjes zien veranderen. Ze hebben kracht gekregen, tonen verzet. Toen de Taliban bijvoorbeeld langs de deuren gingen om activisten op te pakken, gingen mijn dochters nog elke dag de straat op om naar mijn school te gaan. Om niet op te vallen hebben ze grote zakken onder hun jurken genaaid waar ze hun boeken in meesmokkelen. Ze kleden zich zo traditioneel en conservatief mogelijk, zodat ze op gewone huisvrouwen lijken, en gaan zo elke dag stiekem naar school.”
Bent u niet bang gepakt te worden?
„Ik moet onze meisjes leren dat je moet vechten voor de democratie, en ik ben niet de enige die dit doet – er zijn veel hoogopgeleide vrouwen die meisjes thuis uitnodigen om ze iets te leren. In het ene huis leren ze wiskunde, in het andere economie. Ze kunnen ons niet allemaal tegelijk oppakken. En stel dat ze ons wel vinden; dan is dat de prijs die je betaalt als je democratie nastreeft. De meisjes weten dit. Ze nemen het risico, voor hun eigen rechten. De Taliban kunnen ons fysiek aanvallen, maar onze gedachten pakken ze niet af.”
Waarom willen de Taliban niet dat vrouwen naar school mogen?
„Kennis en onderwijs betekent macht voor vrouwen. Als vrouwen macht hebben, is er voor de Taliban geen plek meer. Dat weten ze.”
Voordat ze haar eigen school had, runde Haidari ook twee afkickklinieken – Afghanistan telt miljoenen drugsverslaafden – en het populaire café Taj Begum, waar ongehuwde mannen en vrouwen (met of zonder hoofddoek) konden samenkomen. Met de inkomsten van Taj Begum financierde ze de klinieken, ex-verslaafden mochten in het café werken.
De Taliban kunnen ons fysiek aanvallen, maar onze gedachten pakken ze niet af
Taj Begum is vernoemd naar een vijftiende-eeuwse krijgersprinses uit Herat die over een groot koninkrijk regeerde; een zeldzaam voorbeeld van vrouwelijke macht uit die tijd. Twee dagen nadat de Taliban het land hadden overgenomen, werden haar klinieken en café gesloopt.
Wat is er met Taj Begum gebeurd?
„De laatste keer dat ik in het café was, had ik alles afgesloten en klaargemaakt voor de volgende dag. Maar die volgende dag kwam niet. Alles was vernietigd of meegenomen.”
Pratend over haar café wordt Haidari eventjes overspoeld door verdriet. Ze knijpt stevig in een papieren servet, drukt het tegen haar ooghoeken aan om de tranen te deppen. Ze haalt diep adem terwijl de tolk haar woorden vertaalt.
„Taj Begum was niet zomaar een café, het bood bescherming. De meeste activistische bewegingen in Kabul zijn vanuit Taj Begum begonnen. Ik serveerde gratis eten en drinken, terwijl mensen samenkwamen om te bespreken hoe ze de democratie in Afghanistan konden beschermen.
„Voor mij is Taj Begum een symbool van een vrouw die haar hele leven heeft gegeven voor democratie en vrijheid. Toen het werd gesloten, was dat weg.”
Hoe ervaarde u het moment dat de Taliban de macht weer overnamen?
„Ik voelde het jaren geleden al aankomen, toen de Verenigde Staten plotseling met de Taliban gingen onderhandelen. Het was puur theater; ik weet zeker dat de VS achter de schermen al hadden besloten ons land aan de Taliban te geven. Zodra de gesprekken begonnen, wist ik dat het niet meer goed ging komen. We hadden nooit gedacht dat we achtergelaten zouden worden.
Lees ook Kabul is een stad zonder vrouwen geworden
„Toch gebeurde het. De VS heeft Afghanistan in de hand van de Taliban gelegd. Terwijl Afghanen probeerden massaal het land te ontvluchten, werden Afghaanse medewerkers van buitenlandse ambassades allemaal geholpen met evacueren. Maar dit waren niet de mensen die zich hard maakten voor onze vrouwen. Zij hadden gewoon een goedbetaalde baan, verder niets – alleen omdat ze bij de ambassade werkten, mochten ze het land uit. De échte activisten, de vrouwen die vochten voor onze rechten, werden door geen enkel land geholpen.”
Wat is er met hen gebeurd?
„Veel Afghaanse vrouwenactivisten die door het Westen werden gefinancierd en gesteund, werden opeens niet meer beschermd. Ze werden vogelvrij verklaard.”
Enkele dagen geleden was het Internationale Vrouwendag. Op X noemde u het „de droevigste dag van het jaar”.
„Het is overal zwaar om een vrouw te zijn. Maar in Afghanistan voelt het als een strafbaar feit. Vrouwen over de hele wereld moeten alert blijven; er is altijd een risico dat de wereld weer van de mannen wordt. Jullie Nederlandse vrouwen hebben vrijheid, kunnen alles doen. Maar raak daar niet aan gewend. In deze wereld worden de oorlogen begonnen door de mannen, maar betaald door de vrouwen en kinderen.”
Tientallen mensen blokkeren een brede straat voor de rechtenfaculteit van de Universiteit van Belgrado in de Servische hoofdstad. Een vrouw van in de zeventig houdt een spandoek omhoog. „Stop de repressie. Laat alle arrestanten vrij!” staat er in grote letters opgeschreven. Kinderen blazen zeepbellen in de zondagavondzon. Een witte poedel rent blaffend rond. Twee jongens, rechtenstudenten, plaatsen opklapbankjes midden op de weg.
Dit is slechts een van de pop-up blokkades van de studentenbeweging in Belgrado en in veel andere Servische steden. Het is al dagen chaos in de stad. Diverse keren per dag blokkeren studenten en burgers straten en kruispunten met vuilnisbakken en meubels. Soms voor een paar uur, soms een hele nacht. Toeterende automobilisten proberen tevergeefs naar hun werk te komen. Oproerpolitie probeert de orde te bewaren – met een waarschuwing of, steeds vaker, door mensen te arresteren.
Na acht maanden van vreedzame protesten tegen corruptie en vermeend wanbestuur van de regerende Servische Progressieve Partij (SNS), veranderen de studenten nu van tactiek. De protestbeweging, ontstaan na het instorten van een stationsluifel in Novi Sad waarbij zestien mensen omkwamen, eist vervroegde parlementsverkiezingen om de huidige regering te vervangen. Ze willen een premier die minder afhankelijk is van president Aleksandar Vucic. Die weigert gehoor te geven aan deze eis. En dus roepen de studenten op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Het gevolg: repressie en staatsgeweld.
„Studenten worden bruut mishandeld door de politie”, zegt Aleks, een vierdejaars rechtenstudente die anoniem wil blijven uit angst voor de staatsveiligheidsdiensten. Ze staat voor haar faculteit. In haar rugtas – een pet met kogelwerend metaal en EHBO-spullen.
Protest tegen politiegeweld bij de rechtenfaculteit van de Universiteit van Belgrado.
Foto Spasa Dakic/ANP
Lees ook
Lees ook deze reportage uit Belgrado van begin dit jaar
‘Buitensporig geweld’
Een paar dagen geleden bestormden agenten Aleks’ faculteit. „Die varkens kwamen in volledige uitrusting, met wapenstokken, balaclava’s en metalen schilden. Waar heb je in godsnaam zo’n schild voor nodig? We doen niets. Het is een heksenjacht”, aldus Aleks.
Amnesty International spreekt over „grootschalige arrestaties” en „meldingen van buitensporig of onwettig geweld tegen de studentendemonstranten”. Honderden studenten, onder wie middelbare scholieren, en andere demonstranten zijn in de afgelopen weken aangehouden, aldus de mensenrechtenorganisatie. Velen zijn alweer vrijgelaten.
Politie arresteert een demonstrant tijdens een protest in Belgrado tegen de regering.
Foto Marko Djurica/Reuters
Agenten grijpen stevig in tijdens een protest in Belgrado tegen de regering.
Foto Zorana Jevtic/Reuters
„Het is een poging om ons bang te maken”, zegt student organisatiewetenschappen Matija Vojnic (20). Op zijn linkerarm heeft hij een flinke schaafwond. Een agent gooide hem tegen een muur aan, „alsof ik een soort crimineel was”. Hij werd vorige week gearresteerd tijdens een blokkade. „Om vijf uur ’s ochtends stormden vier pantserwagens op ons af. Het was afschuwelijk. Ze sloegen het hoofd van een jongen zo hard tegen de politiebus, dat het glas brak. De sirenes, het geschreeuw, het geweld, het blijft me achtervolgen”, zegt hij.
Tien dagen daarvoor was Vojnic door de staatsveiligheidsdienst, BIA, ondervraagd – zonder dagvaarding, zonder advocaat. „Ze wilden weten wat we van plan waren. Veel van mijn vrienden kregen soortgelijke oproepen”, zegt Vojnic, en „andere studenten werden gewoon op straat ontvoerd, in burgerauto’s door politierechercheurs. Niemand wist waar ze waren”.
Vucic’ regime was vooral een ‘spin-dictatuur’ gebaseerd op propaganda en mediacontrole, zegt hoogleraar Jovanovic
Vucic verliest geduld
„Het is pure intimidatie”, zegt hoogleraar rechten Miodrag Jovanovic van de Universiteit van Belgrado. De politie pakt zoveel mogelijk mensen op om haar macht te tonen. Vucic’ regime was tot nu toe vooral een ‘spin-dictatuur’ gebaseerd op propaganda en mediacontrole, zegt de hoogleraar, maar nu schakelt hij over op gecontroleerd geweld. „En dus zien we nu dagelijks inzet van excessief politiegeweld, omdat Vucic zijn geduld verliest.”
Net als veel Serviërs is Vucic de langdurige maatschappelijke ontwrichting door het studentenprotest beu. Bovenal wil hij dat het Servische parlement weer aan het werk kan gaan, zodat de economie weer kan groeien.
„Ravage is de nieuwe status quo”, zegt politicoloog Srdjan Cvijic, op een blokkade in de buitenwijk Zemun. „Studenten eisen verkiezingen, de politie slaat mensen in elkaar.” Hij noemt het politieoptreden „bruut en onnodig”. Het regime heeft niet genoeg politiemensen en daarom worden ook anderen ingezet „met balaclava’s en te veel tattoos om politieagent te zijn. Velen geloven dat het regime haar criminelen politie-uniformen laat aantrekken”. Dezelfde figuren die waarschijnlijk ook opzettelijk het politiegeweld uitlokken.
Een demonstrant probeert te verhinderen dat de politie een vuilcontainer van straat haalt.
Foto Oliver Bunic/AFP
De regering wil vooral laten zien dat ze alles onder controle heeft en niet bang is, zegt Cvijic. Vucic grijpt gewelddadig in om zijn kern van nationalistische, rechtse aanhangers niet te verliezen. Ondertussen zijn steeds meer Serviërs gefrustreerd door de protestbeweging. Ze geloven niet dat Vucic verkiezingen zal afkondigen, en vinden dat de studenten onnodig veel chaos veroorzaken. Mensen willen aan het werk, en niet urenlang in de file staan – en dat zijn echt niet alleen de hardcore SNS-fans die in de tenten voor het parlement kamperen.
Zomervakantie
Ook onder de tegenstanders van Vucic bestaat scepsis over de vraag of verkiezingen de oplossing bieden. Want wie zou het overnemen? Zou die partij echt minder corrupt en incompetent zijn? Ondertussen is het maar de vraag of de studentenbeweging de druk op het regime kan volhouden. De zomervakantie nadert, veel studenten moeten werken om hun studie te bekostigen. Bovendien: politieoptredens zullen snel geen nieuws meer zijn. Het wordt lastig om de kritieke massa vast te houden – iets waar Vucic waarschijnlijk al op rekent.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de politie willen NRC niet te woord staan. Vucic zei onlangs in een persconferentie dat de politie „rechtmatig en tijdig” ingrijpt om de openbare orde te herstellen. De autoriteiten ontkennen het gebruik van buitensporig geweld.
De studenten laten zich niet intimideren. „We willen niet in angst leven. Ze kunnen ons arresteren of slaan, maar ons zullen ze niet breken”, zegt Vojnic. De beweging komt binnenkort met een eigen kandidatenlijst voor de verkiezingen. Aleks: „Met een parlementaire meerderheid kunnen we dit machtsbeluste regime stoppen en het rechtssysteem herstellen”.
Wegblokkade van demonstranten in Belgrado. Ze eisen vervroegde parlementsverkiezingen en vrijlating van opgepakte demonstranten.
Foto Marko Djurica/Reuters
Lees ook
Lees ook deze reportage over het studentenprotest in Novi Sad
Een ceremoniële trommel en een wandelstok – die objecten bevestigden in 1937 dat de dalai lama, de hoogste geestelijk leider in het Tibetaans boeddhisme, was gereïncarneerd in de destijds tweejarige Lhamo Dhondup. „Van mij”, zei het jongetje toen hij de spullen, die hadden toebehoord aan de vorige dalai lama, voor zich zag. Monniken hadden ze bij wijze van test meegenomen tijdens een bezoek aan zijn dorp Takster.
Dat moment bepaalde de verdere levensloop van Lhamo Dhondup: niet alleen werd hij daarna klaargestoomd voor een leven in het teken van de boeddhistische leer en ingehuldigd met de naam Tenzin Gyatso. Zijn positie als prominente Tibetaan maakte dat hij voor zijn volk ingrijpende beslissingen zou nemen. Zo vluchtte hij in 1959 uit Tibet, te paard over de Himalaya , nadat een volksopstand tegen de Chinese inlijving van Tibet was mislukt. Vele volgelingen gingen hem achterna. De dalai lama verblijft sindsdien in India; verspreid over dat land zijn meerdere exclaves voor de Tibetaanse gemeenschap.
Zondag wordt hij negentig; zijn verjaardag is al de hele week gemarkeerd met evenementen en ceremonies in het Noord-Indiase Dharamsala, waar zowel de Tibetaanse boeddhisten als politici hun hoofdkwartieren konden vestigen. Daar hoorden zijn volgelingen afgelopen woensdag een verlossende boodschap: de veertiende dalai lama maakte bekend dat na zijn dood een nieuwe reïncarnatie te wachten staat. Er komt dus een volgende hoogste spirituele leider van het Tibetaanse boeddhisme.
Zo’n bevestiging van de wedergeboorte is van groot belang – in voorgaande jaren had de dalai lama wel eens gespeculeerd dat hij mogelijk de laatste met die rang zou zijn. In de video die woensdag werd vertoond, bevestigde hij „dat het instituut van de dalai lama zal voortbestaan”. Dat leidde tot applaus en gejuich uit de groep monniken in donkerrode gewaden die zich hadden verzameld in een bibliotheek.
Een speciale non-profitorganisatie is inmiddels opgericht om de boeddhistische tradities te ondersteunen en te zijner tijd de zoektocht naar de opvolger in gang te stellen. Vooralsnog heeft hij geen verdere instructies of geschreven aanwijzingen achtergelaten aan deze nieuwe Gaden Phodrang Trust, liet de leiding van de organisatie weten aan internationale persbureaus.
In de vrije wereld
De uiteindelijke opvolger kan man of vrouw zijn. En, belangrijk: die hoeft niet de Tibetaanse nationaliteit te hebben. De dalai lama stelde eerder al dat zijn reïncarnatie „in de vrije wereld” zou opduiken. Die opmerking raakt precies aan de gespannen speculaties rondom de opvolging. Dat is naast een religieus vraagstuk ook een geopolitiek euvel. Tibet is nog steeds ingelijfd in de Volksrepubliek; China ziet de veertiende dalai lama als een separatist.
Beijing wil zelf de wedergeboorte van de boeddhistische leider aanwijzen, zodat daarmee een eventuele politieke – en bovendien in de hele wereld zeer sympathiek gevonden – tegenstrever kort kan worden gehouden. Maar, zo stelde de huidige veertiende leider: „Niemand anders [dan de stichting] heeft de bevoegdheid om zich met deze kwestie te bemoeien.”
Lees ook
‘De Tibetanen bevinden zich al 75 jaar in de frontlinie tegen China’
De bevestiging van de dalai lama werd opgelucht ontvangen door zijn volgelingen. Zij weten straks welke instantie ze kunnen volgen. Maar het zal China er waarschijnlijk niet van weerhouden zelf een gesanctioneerde wedergeboren kandidaat aan te wijzen. Dan zijn er twee dalai lama’s, zoals ook in 1995 gebeurde bij de opvolgingskwestie rondom panchen lama (de eennahoogste geestelijke). De Tibetaanse kandidaat werd ontvoerd door China; er is sindsdien niets van de destijds 6-jarige jongen vernomen. De door de Tibetaanse stichting aangewezen vijftiende dalai lama zal mogelijk ook gevaar lopen.
Banneling
De historische gebeurtenissen in Tibet maakten dat Tenzin Gyatso zich genoodzaakt zag zijn religieuze positie ook politiek te maken. Hij wierp zich als banneling op voor de Tibetaanse zaak in de wereld. Kan de opvolging dan wel worden overgelaten aan zo’n proces van reïncarnatie, waarvan de uitkomst zich pas na zijn dood en in visioenen en mogelijk lange zoektochten, aan de volgelingen zal openbaren?
Er is bij ons geen twijfel over. (…) Hij zal ons sturen naar wie we nodig hebben
„Reïncarnatie is voor mij een dagelijks gegeven. Het hoort gewoon bij de wereld – het gebeurt en we zijn allemaal gereïncarneerd”, vertelde de monnik Nechung Kudho Dorjee eerder dit jaar in een gesprek met NRC. In een Tibetaans eettentje in de Indiase hoofdstad New Delhi vertelde hij vol genegenheid over de „ondeugende”, „vriendelijke” dalai lama die hij zelf als gevlucht kind had leren kennen in Dharamsala. Dorjee is in de Tsuglagkhang-tempel in Dharamsala meermaals aanwezig geweest bij ceremonies waarin de dalai lama zich uitlaat over zijn visioenen en meditaties. Het zijn momenten die „een diepe indruk op eenieder maken”.
„Er is bij ons geen twijfel over. Zijne Heiligheid doorgrondt de boeddhistische leer als geen ander. Hij zal ons sturen naar wie we nodig hebben.” Meer maakt de monnik zich druk bij de gedachte aan de continue tegenwerking van China. „Ik weet dat de dalai lama graag naar Tibet wil. Daar komt hij vandaan – misschien is het fijn voor hem persoonlijk – maar belangrijker: daar zijn ook veel gelovigen. Dat zijn mensen die verdienen Zijne Heiligheid te ontmoeten, denk je in hoe bijzonder dat voor hen zou zijn. Maar in China kan hij niet blijven.”
Een beetje fronsend kijkt architect Marwa al-Sabouni (43) naar de schier eindeloze puinhopen in het centrum van Homs, de Syrische stad waar ze is geboren en getogen en waaraan ze zeer is gehecht. In de stoffige straten ontbreekt op een paar passerende fietsers en auto’s na nog elk leven. „Al veertien jaar mist onze stad een hart”, zegt ze. „Van het verwoeste centrum is nog altijd haast niets herbouwd. Zo blijft onze stad gemarginaliseerd, bijna dood. We móéten manieren vinden om die weer tot leven te brengen.”
Zelf bracht ze met haar man Ghassan Jansiz, ook een architect, en hun beide kinderen een deel van de oorlog door vlakbij de oude binnenstad van Homs. Al kort na het begin van de opstand tegen het onderdrukkende bewind van president Assad in 2011 kreeg Homs de bijnaam ‘hoofdstad van de revolutie’, maar de bewoners betaalden er een hoge prijs voor. „Ik herinner me nog dat we op een gegeven moment maar stopten met het vervangen van de ruiten”, vertelt ze, „omdat die voortdurend kapot gingen”.
Ook zag ze vanuit het raam van haar woning hoe na de inslag van een zware mortiergranaat in hun straat verscheidene doden, onder wie enkele kinderen, werden geborgen. Het gezin week naderhand uit naar een appartement op de derde verdieping van een gespaard gebleven middenklassebuurt buiten het centrum, waar ze nu nog wonen. Vluchten uit Syrië, zoals miljoenen landgenoten deden, wilden ze niet.
Al in die oorlogsjaren formuleerde ze haar ideeën over hoe architectuur kan bijdragen tot een meer levensvatbare stad, onder meer in haar boek Battle for home. Ze trok er internationaal de aandacht mee en is sindsdien een veelgevraagd spreker in het buitenland. Ze is net terug van een conferentie in de Qatarese hoofdstad Doha. Haar werk leverde Al-Sabouni in 2018 ook de Prins Claus-prijs op.
Lees ook
‘Vluchten was voor ons niet het antwoord’
„Ik ben geen activist, meer een denker”, zegt ze over zichzelf tijdens de lunch bij haar thuis. Maar een studeerkamergeleerde is Al-Sabouni, die zoals veel Syrische vrouwen consequent haar haar bedekt met een hijab, allerminst. Ze houdt ervan buiten te zijn en haar ideeën over architectuur in de praktijk te brengen, waar ze maar kan. Een ander deel van haar tomeloze energie kan ze kwijt aan haar moederschap en enkele paarden, waarover ze zich sinds enkele jaren met haar man ontfermt.
De kern van Al-Sabouni’s opvattingen is dat goede architectuur de levensvatbaarheid van dorpen en steden verhoogt, terwijl slecht ontworpen gebouwen tegenstellingen juist aanwakkeren. Zo betoogde ze dat eenvormige, onpersoonlijke en naar binnen gerichte betonnen blokkendozen van drie of vier verdiepingen hadden bijgedragen tot een verlies aan sociale samenhang in haar eigen Homs.
Marwa al-Sabouni, hier in een verwoest deel van Homs, heeft een sterke visie op de wederopbouw van Syrië.
Foto Arthur Larie
Uit elkaar gegroeid
Dat effect werd nog versterkt doordat onder de ook door haar verafschuwde Assad en zijn regime etnische en religieuze minderheden apart werden gehuisvest. Daardoor groeiden de gemeenschappen uit elkaar en kwamen ze zelfs tegenover elkaar te staan. Al-Sabouni sprak in dit verband van „de vloek van het sektarische urbanisme”. In de ook in architectonisch opzicht meer diverse oude binnenstad was dat veel minder het geval.
„Ik vond [de nieuwe machthebbers] heel open. Het zijn mensen die bereid zijn om te luisteren
De na Assads val eind vorig jaar aangetreden nieuwe machthebbers in Homs hebben haar inmiddels één keer uitgenodigd voor een gesprek. „Ik vond ze heel open”, zegt Al-Sabouni, „Het zijn mensen die bereid zijn om te luisteren. Maar ze hadden veel andere dingen aan hun hoofd en bovendien ontbrak het ze aan geld. En daarna is de communicatie gestopt.”
De toestand in Syrië blijft wankel, constateert Al-Sabouni, maar ze prijst zowel de bevolking als de nieuwe regering om hun gematigde opstelling, ondanks alle oorlogstrauma’s. „Als iemand die deze jaren meemaakte, weet ik dat mensen deze pijn en tragedies nooit zullen vergeten, maar ik denk dat ze toch met elkaar zullen kunnen omgaan, omdat we in God geloven en in genade. Natuurlijk zijn tijdens de oorlog morele normen in verval geraakt. Maar na de machtsovername hebben we geen grote plunderingen gezien of chaos. En daar verdient zowel bevolking als regering lof voor.”
Patrouille in de buurt al-Hameediye van Homs.
Foto Arthur Larie
Het grote geld
Tegelijkertijd vreest Al-Sabouni dat haar land wordt overgeleverd aan buitenlandse projectontwikkelaars die het grote geld ruiken. „De schaduw van het Saoedische-Emiraatse-Amerikaanse model hangt al dreigend over Syrië. Iedereen wil deals sluiten en grote bouwprojecten beginnen. Ook de Syriërs lijken het wel prima te vinden dat er flinke winst op de wederopbouw kan worden gemaakt.”
„Heb je gehoord dat Walid Mohammad al-Zoughbi, een Syrische expat, heeft voorgesteld een Trump Tower in Damascus te bouwen? Een heel domme suggestie. Dat is het laatste dat we nodig hebben. Ze kunnen beter wat aan de verkeersproblemen in Damascus doen of aan het waterprobleem of de banden herstellen met de omliggende dorpen. Wat ontbreekt, is een visie. Niemand heeft het over het land, het klimaat, plattelandsgemeentes, kleine bedrijven of over het karakter van de steden.”
Wat ontbreekt, is een visie. Niemand heeft het over het land, het klimaat, of over het karakter van de steden
De autoriteiten, ook in de hoofdstad Damascus, gaan volgens Al-Sabouni bovendien niet erg systematisch te werk. „De data ontbreken nog. Er is geen inventarisatie gemaakt van het aantal verwoeste woningen. We weten ook niet hoe groot de bevolking van het land momenteel is. Evenmin welke gebouwen helemaal en welke gedeeltelijk zijn verwoest. Misschien kan er wel veel meer worden gerepareerd dan we denken en hoeft niet de hele stad te worden herbouwd.”
Natuurlijk is er dringend behoefte aan meer woningen, erkent Al-Sabouni, nu er een stroom van terugkerende vluchtelingen en ontheemden op gang is gekomen. „Maar om dan te zeggen: we hebben snel hoge woontorens nodig die door buitenlandse bedrijven worden aangelegd, is volgens mij niet de juiste analyse van het probleem. Ook Syrische ondernemers ruiken trouwens hun kans.”
Tekeningen van Marwa al-Sabouni in haar boek ‘Building for Hope’ over wederopbouw na een conflict of crisis.
Foto Arthur Larie
Voetballen in de buurt al-Hameediye, die tussen 2011 en 2014 werd omsingeld door het Syrische leger.
Foto Arthur Larie
Helende werking
De afgelopen jaren heeft Al-Sabouni veel nagedacht over manieren om het verwoeste Homs nieuw leven in te blazen via de architectuur. „Je moet de mensen voorop stellen en je moet een band met het verleden creëren. Mooie plekken die nu zwaar beschadigd zijn maar waaraan mensen dierbare herinneringen hebben. Daarvan kan een helende werking uitgaan.”
Dat kan volgens haar onder meer worden gedaan door gebruik te maken van oude bouwmaterialen zoals basaltblokken uit verwoeste gebouwen. Basalt is vanouds een veelgebruikt bouwmateriaal in Homs. Maar het kan ook door oude irrigatiekanalen met water uit de naburige Al-Aassi-rivier, in de klassieke oudheid Orontes genaamd, te herstellen. „Dat zou de aanblik van de stad veranderen, de manier waarop mensen water gebruiken, hoe je de oevers van die kanalen gebruikt voor economische doeleinden maar ook voor ontspanning.”
Lang niet alle kapotte gebouwen hoeven wat haar betreft te worden herbouwd. Zo is er bij voorbeeld dringend behoefte aan parken, die de gemeenschapszin versterken. „We hebben geen park in Homs. Mensen komen nu bijeen in wat ik een asfalt-park noem. Ze gaan op een bepaalde plek gewoon op de weg zitten met vouwstoeltjes en blijven daar in hun vrije tijd urenlang thee drinken en roken.”
Een openbare bibliotheek zou de stad weer een ziel kunnen geven
„Deze plaats zou bij voorbeeld heel geschikt zijn voor een museum over de geschiedenis van de stad”, zegt ze, lopend over de citadel, een steile, rotsachtige heuvel midden in Homs van waaruit je een spectaculair uitzicht over de stad hebt. Ruim twee millennia geleden zou hier een eerste nederzetting hebben gestaan, een voorloper van het huidige Homs. Een windje zorgt er voor enige verkoeling, terwijl ook de schaduw van enige grote dennen weldadig is. Daarnaast is er dringend behoefte aan een openbare bibliotheek. „Die zou de stad weer een ziel kunnen geven”, stelt ze.
Homs, na Damascus en Aleppo de derde stad van het land, heeft weinig eigen opmerkelijke gebouwen over. In het verleden waren die er wel maar mede door toedoen van Ottomaanse en Franse koloniale heersers werden die uit de weg geruimd. „Met de gebouwen die we hebben verloren”, schreef Al-Sabouni twee jaar geleden in het tijdschrift Getty, „moeten we toegeven dat we de taal hebben verloren waarin die gebouwen tot ons spraken en hoe we tot elkaar spraken. Ik zie geen hoop voor Homs tenzij we die betekenis weer terugvinden en onze taal herbouwen.”
Elke vrijdag komen families samen voor de Khalid ibn al Wahid Moskee in Homs.
Foto Arthur Larie
Afkeer van modernisme
Net als de door haar bewonderde Britse filosoof Roger Scruton koestert Al-Sabouni een uitgesproken voorkeur voor de menselijke maat. Esthetiek is een ander onmisbaar element in beider visie. Van het koele modernisme met spectaculaire hoogbouw, zoals van vakgenoten als Le Corbusier, heeft ze daarentegen een afkeer.
In esthetisch opzicht komt Al-Sabouni de laatste jaren ook op een andere manier aan haar trekken. Nog gedurende de Syrische oorlog drongen vrienden erop aan dat zij en haar man een zieke merrie zouden overnemen. Het leek het echtpaar een goed idee, ook voor hun kinderen die wel wat afleiding konden gebruiken. De merrie herstelde en baarde vervolgens jaar na jaar nieuwe veulens. Daardoor hebben Al-Sabouni en haar man inmiddels, bijgestaan door personeel van de manege, zeven paarden te verzorgen.
Met zichtbaar plezier toont Al-Sabouni deze zaterdagochtend hun Arabische volbloeds op de paardenclub aan de rand van Homs. „Ik geloof dat paarden de belichaming zijn van gemoedsrust en schoonheid”, zegt ze na enige rondjes rond het uitgestrekte complex van de manege. „Maar ze belichamen ook tegenstrijdige waarden. Ze zijn heel sterk maar ook teer en vriendelijk ondanks hun vermogen om je pijn te doen, maar dat doen ze niet. Het zijn nobele dieren en ook in mijn beroep kunnen we daarvan veel leren.”
Een van de paarden van Marwa al-Sabouni.
Foto Arthur Larie
Huis van Marwa al-Sabouni en haar man aan de rand van Homs.
Foto Arthur Larie
Architectuurklassen
Doordat ze op enigszins gespannen voet stonden met andere leden van de paardenclub, dreigden Al-Sabouni en Jansiz niet langer van de faciliteiten van de club gebruik te kunnen maken. Daarom kochten zij en haar man alvast een stuk land buiten Homs, naast een spoordijk, waarop ze eigenhandig niet alleen stalruimte voor de paarden hebben aangelegd maar waar ook een gebouwtje is verrezen waar ze in het weekeinde graag zitten en waar ze ’s zomers architectuurklassen willen geven. Het architectenpaar probeert er ook zijn eigen bouwkundige opvattingen in de praktijk te brengen.
Toen ze het land kochten was alles wat er op stond door het Syrische leger platgebrand en weggevaagd. Waterputten waren dichtgegooid. „Het enige boompje dat nog overeind stond was deze vijg”, wijst Al-Sabouni op een boompje voor het gebouw. „Die doet het nu weer goed, we hebben ons vorige zomer volgegeten aan vijgen.” Inmiddels is er ook maïs ingezaaid en hopen ze steeds meer zelfvoorzienend te worden.
Het bescheiden complex is nog niet af. „We hebben al twee keer opnieuw moeten beginnen”, bromt Jansiz, Marwa’s echtgenoot. Dat kwam omdat ze – nog onder Assad – te maken kregen met mensen van de gemeente die stelden dat hun bouwvergunning niet deugde. Een veel toegepaste afpersingstruc in die tijd. „Toen we geen steekpenningen wilden betalen, braken ze af wat we al hadden opgebouwd”, zegt hij.
„Ik wilde hier iets bouwen dat niet los van zijn context stond”, legt Al-Sabouni uit, „en dat ook geen herhaling van iets bestaands was.” Ze wijst op een natuurstenen muur met drie bogen. „Kijk, die hebben vrienden ons gegeven uit hun verwoeste huis.” Een ander traditioneel element zijn de oranje dakpannen. „We wilden het duurzaam maken, zonder gebruik van veel chemicaliën. Door het gebruik van natuursteen is het hier ook relatief koel.”
Onder de vloer van het zitgedeelte klinkt plotseling een luid gekakel. Al-Sabouni lacht en gebaart om mee te komen. Daaronder blijkt nog een ruimte te zitten, waarin niet alleen kippen maar ook enige Jacob-schapen staan, een ras dat dikwijls vier hoorns heeft. Zo bouwen Al-Sabouni en haar man in de schaduw van het verwoeste Homs stap voor stap aan steeds nieuwe dimensies van hun eigen plattelandsidylle.
Het huis van het architectenechtpaar aan de rand van Homs.