Voorzitter Onderwijsraad: ‘Investeren in onderwijs is lonend’

Onderwijs kost geld. Veel geld. Zo wordt er in de politiek vaak tegenaan gekeken. Onderwijs als kostenpost. Maar investeren in onderwijs is ook lonend. Bij de besluitvorming over de rijksbegroting zou meer naar deze publieke voorziening moeten worden gekeken als een langetermijninvestering. Dat schrijft de Onderwijsraad in een advies aan kabinet en parlement.

Dat investeren in onderwijs loont „klinkt als een open deur”, erkent de raad zelf in het voorwoord. Toch vindt de raad het nu, vanwege de formatie van een nieuw kabinet, belangrijk om deze oproep te doen. Zodat bij het vaststellen van een regeerakkoord en het opstellen van komende begrotingen ook vanuit dit perspectief wordt gekeken naar het onderwijs.

„De uitgaven aan onderwijs zijn een investering in de eerste 25 tot 30 jaar van iemands leven, terwijl ze zich een leven lang uitbetalen”, zegt Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad. „De kosten gaan voor de baten uit, en die baten betalen zich lang uit.”

Zijn er berekeningen van de opbrengsten van onderwijs?

„Onderzoek wijst uit dat elk jaar extra onderwijs dat iemand volgt, later een gemiddelde loonstijging van 5 tot 10 procent oplevert. Dat leidt vervolgens ook tot hogere belastingopbrengsten.”

Waarom zet het Centraal Planbureau (CPB) de opbrengsten van onderwijs dan op nul in de rekenmodellen?

„Onderwijs heeft ook bredere opbrengsten die minder goed te meten zijn, zoals de ontwikkeling van sociaal en cultureel kapitaal, gezonder gedrag, een grotere kans op werk, veiligheid, burgerschap en sociale cohesie. Wij vinden dat er toch nog eens gekeken moet worden of je een beredeneerde inschatting van die opbrengsten zou kunnen maken. Een oplossing zou kunnen zijn om te werken met een vaste voet of een vast bedrag dat staat voor alle opbrengsten waarvan we absoluut indicaties hebben dat ze er zijn, maar die moeilijk of niet meetbaar zijn.

„Daarnaast is het CPB zelf een aantal jaren geleden begonnen om op een andere manier te kijken naar welvaart, waarbij economische groei niet meer de enige maatstaf is. Er worden indicatoren ontwikkeld om ‘brede welvaart’ te meten. In die nieuwe aanpak zou onderwijs ook een plek moeten krijgen.”

Zorg is nu de grootste post op de rijksbegroting. Wordt daar anders naar gekeken dan naar onderwijs?

„Bij de zorg geldt in de rijksbegroting een andere systematiek. Daar is wettelijk vastgelegd dat de laatste stand van zaken in de wetenschap en de praktijk bepaalt wat goede en veilige zorg is. Dat is het leidende principe voor de besluitvorming over de kosten. Als er nieuwe bestedingen nodig zijn, dan komen die er automatisch bij. Voor extra uitgaven aan onderwijs ligt dat anders, daar is altijd een politiek besluit voor nodig.

Ook voor defensie geldt een andere systematiek. Daar wordt gesproken over een vaste bestedingnorm van 2 procent van het bbp. Is een van die begrotingsmodellen niet toepasbaar voor het onderwijs?

„Wat wij adviseren, is: kijk voor onderwijs ook naar een andere en meer passende manier om te begroten. Wij geven de inhoudelijke argumentatie mee om zo’n mechanisme ook voor het onderwijs te ontwerpen. Waarbij je dus meeweegt dat investeren in onderwijs loont.”

De Onderwijsraad noemt het in het advies ook „een kwestie van beschaving” om te investeren in onderwijs. Is dat een oproep aan het komende kabinet om meer geld uit te trekken voor het onderwijs, of er in elk geval niet op te bezuinigen?

„Nee, dit advies is niet bedoeld als oproep om meer of minder in onderwijs te investeren. Wel willen we de onderhandelaars bij de formatie een ander perspectief bieden als er moeilijke beslissingen genomen moeten worden. Zodat er niet louter over onderwijs wordt gedacht als kostenpost. Los van de argumenten die we daarvoor aandragen, wijzen we erop dat investeren in onderwijs een kwestie van beschaving is, zeker voor een rijk en ontwikkeld land als Nederland. Onderwijs is de beste investering die je als land kunt doen. We willen heel graag dat die notie bij de onderhandelaars aan de formatietafel op het netvlies staat.”

Is dat bij deze formatie urgenter dan bij eerdere formaties?

„Nee, dat is iets wat wat we aan elke formatietafel belangrijk vinden om mee te geven.”