Voor mijn generatie (laat-generatie X/vroeg millennial) heeft Het oneindige verhaal, de beroemde fantasyroman van Duitse auteur Michaël Ende, ongeveer dezelfde status als Harry Potter voor de late millennials heeft. Dat komt vooral door de verfilming uit 1984: Wolfgang Pedersens verbeelding van de wereld van Fantasië met hulp van de studio van de legendarische poppenmaker Jim Henson liet een onuitwisbare indruk achter. Interessant genoeg behandelde die film alleen de eerste helft van het boek, waardoor dat deel veel bekender is dan wat er in het, veel duisterdere, tweede deel gebeurt. De jonge hoofdpersoon wordt al lezend de wereld van het boek ingetrokken, waar die in het eerste deel de fantasiewereld van de ondergang redt, maar zich in het tweede deel ontpopt tot tiran.
In hun toneelbewerking van de roman houden Het Filiaal theatermakers en percussiegroep HIIIT (voorheen Slagwerk Den Haag) het midden tussen boek en film. Ze kozen ervoor om de hele roman te bewerken, maar laten de vormgeving wel dicht bij die van de film aansluiten, en ook steken muzikale motieven van de soundtrack de kop op. Bovendien draagt deze Nederlandstalige voorstelling gebaseerd op een Duits boek de Engelse titel The Neverending Story, wat een wel erg doorzichtige poging van de marketingafdeling lijkt om op de nostalgie voor de film in te spelen.
De keuze om de hele roman in een voorstelling te proppen heeft voor- en nadelen. Vanwege de relatieve onbekendheid van de tweede helft van de roman is het een fijne correctie dat hier het volledige verhaal wordt verteld. Zo doen bewerker Don Duyns en regisseur Monique Corvers recht aan de complexiteit van Endes visie: hij wilde niet alleen een hoopgevend beeld schetsen van de kracht van fantasie, maar ook de schaduwzijde ervan tonen. Je verliezen in je eigen fantasie kan ook leiden tot egocentrisme en narcisme, en boek en voorstelling deinzen er niet voor terug om de vernietigende gevolgen daarvan te laten zien.
Dat is echter nogal een ingewikkelde boog voor twee uur theater. Duyns en Corvers jassen het verhaal er in een moordend tempo doorheen. Vooral de eerste helft lijdt daaronder: de heldhaftige strijd van krijger Atréjoe tegen het allesverslindende Niets wordt gereduceerd tot een veredelde samenvatting, waarin de personages niet uit de verf komen en er niets op het spel lijkt te staan – zelfs de vroege dood van het paard Artax, die een hele generatie kinderen traumatiseerde, maakt geen enkele indruk. Hoewel er meer tijd wordt besteed aan de tweede helft weet de voorstelling nergens echte spanning of een emotionele verbintenis met de gebeurtenissen op te roepen.
De schitterende poppen en maskers van vormgever Eva Arends maken veel goed: zij weet met haar creaties het gevoel van een compleet andere wereld op te roepen. Vooral in combinatie met acteur en poppenspeler Barend van Daal komen de zonderlinge bewoners van Fantasië met veel humor en verbeelding tot leven.
Vorig jaar won Trevor Grahl de Willem Pijperprijs voor Music for Malmö een tamelijk buitenissig experimenteel werk voor ‘hyperorgel’. Dat is een manier om allerlei orgels samen te smeden tot een soort mega-synthesizer. Voor de prijsuitreiking mocht Grahl een nieuw werk schrijven en hij besloot iets totaal anders te maken: een persoonlijk werk met een eenvoudige structuur. Voor dit werk, getiteld Spiewnik, kreeg hij vorige maand prompt wéér een prijs: de tweejaarlijkse Matthijs Vermeulenprijs voor beste compositie.
Toch twijfelt hij nog steeds, zegt de geboren Canadees Grahl (41) in perfect Nederlands. De twijfel loopt als een rode draad door het gesprek in zijn woning bij de Nieuwendijk in het centrum van Amsterdam. De sculptuur van de Matthijs Vermeulenprijs staat achter hem op een kastje, af en toe werpt hij er enigszins verbaasd een blik op. „Het vloeit nog niet soepel, er is nog een blokkade, maar ik heb het gevoel dat het begint te komen”, zegt Grahl. Dat belooft wat, als dit nog maar het begin is.
Fun fact: de biografie en de brieven van Matthijs Vermeulen, naar wie de prestigieuze prijs is vernoemd, staan bij Grahl in de boekenkast. John Snijders van het Ives Ensemble zei ooit dat Grahls muziek hem aan Vermeulen deed denken. Dat was bij een van de eerste projecten die hij in Nederland deed en het is tekenend voor Grahl dat hij zich vervolgens uitputtend in zijn overleden Nederlandse collega verdiepte: „Ik heb al zijn muziek beluisterd. Heel mooi.”
Orgel op half uur rijden
Grahl (Je spreekt het uit als in Holy Grail) groeide op in een katholiek gezin op het Canadese platteland. Zijn moeder had trompet gespeeld en zong in het kerkkoor, zijn vader speelde in de drumband, en Trevors eerste echte kennismaking met muziek vond plaats in de kerk: het orgel. „Ik wist meteen: dat wil ik! Maar de kerk was een halfuur rijden, er was verder nergens een orgel, dus het kon niet. Pas toen ik muziek studeerde aan McGill University in Montreal leerde ik orgel spelen.”
Behalve over twijfel gaat het gesprek over urgentie, een volatiel begrip in de kunsten waarover Grahl vaak spreekt met zijn studenten aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij compositie doceert. Hij had ooit een relatie met een dichter die zei dat hij ‘doodging’ als hij een dag niet dichtte. „O nee, dacht ik. Ik ga helemaal niet dood als ik niet componeer. Soms denk ik de hele dag niet aan muziek. Heb ik wel iets te zeggen? Ben ik niet gewoon een boer uit Canada?”
Toch weer die twijfel. Maar dan vertelt Grahl over het amateurorkest in Deep River, een stadje verderop, waar zijn vader in een kerncentrale werkte. „Er woonden maar vijfduizend mensen, maar vanwege die kerncentrale had 90 procent van de inwoners een PhD in wiskunde en uiteraard speelden ze allemaal viool, dus hadden ze een symfonieorkest.” Op zijn veertiende sprak Grahl de dirigent aan, hij wilde ook leren dirigeren. En een jaar later componeerde hij een heuse symfonie, die ook werd uitgevoerd. „Dat was heel leerzaam”, zegt hij droogjes.
Soms denk ik de hele dag niet aan muziek. Heb ik wel iets te zeggen? Ben ik niet gewoon een boer uit Canada?
Houden van vreemde dingen
Dit vroege, symfonische uitstapje was geen eenmalige exercitie, hoewel Grahl vooral naam heeft gemaakt als componist van bijzondere orgelmuziek: hij schrijft ook veel en graag voor orkest, zoals een tromboneconcert voor KCO-solotrombonist Jörgen van Rijen en een nieuw stuk voor dirigent Bas Wiegers en het Münchener Kammerorchester. „In Nederland word ik op een of andere manier niet opgepikt als orkestcomponist. Hopelijk brengt deze prijs daar verandering in, want ik heb allerlei rare ideeën voor grote projecten.”
Nee, Grahl kan niet ontkennen dat het er vroeg in zat. Zijn moeder noemde hem fancy, omdat hij van vreemde dingen hield, zoals kreeft en wijn, en zelf pasta maakte. En hij was homo, wat niet zonder slag of stoot geaccepteerd werd. Tegenwoordig heeft Grahl „een goede band” met zijn ouders, die hij „praktische mensen” noemt, die weinig snappen van de kunstwereld waarin hij zich beweegt. Omdat de uitreiking van zijn vorige prijs plaatsvond op hun 45ste trouwdag, 2 juni 2024, besloot hij een cadeautje voor ze te componeren, iets dat hen zou raken. Dat werd het prijswinnende Spiewnik (‘liedboek’). Zijn opzet slaagde: zijn moeder was tot tranen geroerd.
De basis voor het stuk is een opname uit de jaren 70 van het kerkkoor van de St. Hedwig Parish, de oudste Poolse gemeenschap in Canada. Vrijwel zeker zingt Grahls moeder mee op deze opname. Het gaat om een Maria-lied, dat Grahl flink vertraagde en oprekte. Vervolgens maakte hij er een atmosferische orgelomlijsting bij, gebaseerd op een spectrumanalyse van het lied. „Vroeger wilde ik orgel spelen en toen kon het niet. Ik ben als het ware terug in de tijd gereisd om het koor te begeleiden”, zegt Grahl.
De ‘blokkade’ die hij nog ervaart heeft niet alleen te maken met zijn jeugd ver weg van de kunstencentra, maar ook met de master die hij daarna deed in het Amerikaanse San Diego. Het muziekplezier werd er daar stevig uit geramd met extreem academisch onderwijs en strikte voorschriften. Grahl had les van Pierre Manoury, een Fransman uit de school van het Parijse elektronica-instituut Ircam, die zijn ideeën steevast afkraakte: „Zis is grand opéra, it is already been done before”, imiteert hij Manoury’s Franse accent.
„Toen ik in Den Haag kwam, vroeg mijn docent Richard Ayres: welke emotie heeft dit stuk? Ik wist niet wat er gebeurde. Emotie was stréng verboden, zo had ik geleerd.” Grahl lacht. „Achteraf is het absurd. Natúúrlijk gaat muziek over emotie.” Mensen gaan naar een concert om iets te ervaren, niet om doodgeknuppeld te worden met een systeem. Grahl prijst het Nederlandse muziekleven uitbundig, ook al staat het zwaar onder druk door de enorme bezuinigingen: „Nog steeds worden studenten hier uitgedaagd om hun eigen stem te vinden.”
De urgentie zit voor Grahl in de wens iets te „communiceren” met zijn muziek, „iets terug te doen”. Zo maakte hij onlangs een kinderopera voor de Griekse Nationale Opera, met een libretto van Andriana Minou, over iemand met een afwijkende vorm die moeite heeft zijn plek te vinden in ‘Vierkantland’ – een allegorie voor de positie van non-binaire personen die onder druk staat in Griekenland, waar extreemrechts aan invloed wint: „Tweehonderdvijftig kinderen deden mee, de zaal zat vol. Muzikaal was het natuurlijk basaal, maar het effect was enorm. Misschien is het wel het beste dat ik ooit gemaakt heb.”
Voor de Johan Cruijf ArenA verzamelen zich duizenden in rood en zwart-geklede fans. Ze noemen zichzelf ‘stays’. De K-popband Stray Kids, bestaande uit acht Koreaanse jongens, trapte vrijdagavond hun allereerste Europa tour af in Amsterdam. Het is de eerste K-popband die in de Arena speelt, en het concert is al lange tijd volledig uitverkocht.
De Nederlandse Kyra (28) staat midden op het plein en deelt ‘freebies’ uit: zelfgemaakte armbandjes en sleutelhangers in het thema van de K-popgroep. „Het uitwisselen van freebies is best wel een cultuur in K-pop. Ik wilde mezelf aansporen om wat extraverter te zijn in de fandom. Nu komen er fans naar me toe en ontmoet ik nieuwe mensen.”
Het Koreaanse fenomeen K-pop (Koreaanse-pop) is sinds een aantal jaar wereldwijd razend populair. De muziekgroepen, zoals BTS en Blackpink, bestaan uit hardgetrainde Koreaanse jongeren, die vaak al van kinds af aan in opleiding zijn om popster te worden. De groepen bouwen een groot deel van hun fanbase op via sociale media, waardoor ook Nederlandse fans ze hebben leren kennen.
De groep Stray Kids haalt zijn populariteit vooral uit de unieke muziekstijl: elektronische hiphop rock-elementen
De groep Stray Kids haalt zijn populariteit vooral uit de unieke muziekstijl: elektronische hiphop met rock-elementen. Daarnaast hebben enkele leden van de groep een internationale afkomst. Twee bandleden spreken vloeiend Engels, wat de fandom toegankelijk maakt voor internationale fans.
Onder de wachtende fans zitten ook de Bulgaarse Kristiana (23), Nia (22) en Miriam (23). Ze hebben net bij de merchandise-tent een ‘lightstick’ gekocht, die 75 euro kost. „Iedereen heeft zo’n lightstick. Je kunt ze tijdens het concert verbinden met een app en de lampjes in de lightstick zullen dan mee veranderen met de lichten op het podium. Het maakt het heel leuk om te juichen en te dansen, en het geeft een gevoel van verbondenheid met alle fans in het stadion”, vertelt Kristiana.
De meiden zijn naar Amsterdam gekomen, omdat Stray Kids in slechts vijf Europese steden optreedt. „Het is heel bijzonder dat ze nu in Europa zijn. Ik ben al tien jaar fan, maar dit is de eerste keer dat ik naar hun concert kan”, zegt Miriam. Ook de Poolse Natalia (26) is naar Nederland gereisd voor de band. „Stray Kids komt met hun tour niet in de buurt van Polen. Nu reis ik naar meerdere steden voor de concerten. Ik was nog nooit in Amsterdam geweest.”
Hoge energie
Dat de show in Amsterdam speciaal is, is te merken aan de hoge energie van de band en de fans. Gedurende het ruim drie uur durende concert, zingen fans hard, gillen ze wanneer hun favoriete bandlid op het scherm verschijnt en doen ze de danspasjes mee. De choreografie van Stray Kids wordt alleen maar energieker. In het toegift staan de bandleden op verhoogde karren, die de arena rondrijden. Fans op de tribune rennen naar voren als de karren dichtbij komen. Tijdens een wedstrijd om wie het luidste publiek kan zijn, laat Stray Kids de arena galmen van het schelle geluid. Het doet denken aan de boyband-gekte van onder meer One Direction.
Concert van Stray Kids in Amsterdam. Foto Vincent van den Boogaard
En dat terwijl in Korea juist strenge regels gelden tijdens de K-pop concerten. Daar wordt van fans verwacht dat ze stil zijn en op hun plek blijven zitten, luidt de Koreaanse ‘concert etiquette’. Na het eerste nummer is de hele tribune van de Amsterdamse arena al gaan staan, maar bandleider Bang Chan wijst de fans op de etiquette: „Laten we allemaal even gaan zitten, zodat iedereen het nog kan zien”, zegt hij.
Toch genieten de bandleden duidelijk van het enthousiasme van de fans. De online fandom bestempelt het concert als de meest energieke van de tour. Als toeschouwer van het concert is het ook moeilijk om niet aangestoken te worden door de Stray Kids-waanzin.
Ricky Gervais – 64 jaar inmiddels, en hij lijkt populairder dan ooit – heeft twee overtuigingen die hij graag uitspreekt: 1) op het podium moet je alles kunnen zeggen, en 2) God bestaat niet. Die eerste is onder comedians inmiddels een open deur geworden, de tweede een nogal oppervlakkige benadering van religie. Toch lijkt hij er zelf nog altijd van onder de indruk, en de laatste jaren heeft dit zijn weerslag gehad op zijn stand-upcomedy.
In zijn nieuwste show, Mortality – de losse rode draad erin is ‘ouder worden’ –, waarmee hij dit weekend twee keer in een uitverkocht AFAS Live stond, gebeurt dat opnieuw. Maar zeker niet de hele avond.
Al begon het gevaarlijk in Amsterdam, al was dat niet gevaarlijk in de zin van ‘stoer en onafhankelijk’, zoals Gervais dat zelf voor ogen heeft. Nee, het was gevaarlijk voor de kwaliteit van de show: alwéér ging het over de vrijheid van meningsuiting. Wéér over de klachten die Netflix ontving na zijn vorige special. En om de zoveel tijd wéér dat bekende trucje na een harde grap: „Oef, deze gaat de Netflix-uitzending niet halen”.
In het universum van Gervais is verontwaardiging over zijn voorstellingen een soort kwaliteitsmeter
In het universum van Gervais is verontwaardiging over zijn voorstellingen een soort kwaliteitsmeter. Wat natuurlijk onzin is, verontwaardiging verhoudt zich tot kwaliteit zoals mannen met tatoeages zich verhouden tot voetbal: er bestaat een zekere overlap, maar daar is alles mee gezegd.
Een andere geliefde categorie van Gervais sluit hierop aan: het grove om het grove. Zo voert hij een buurman in Pakistan op die aanbelt voor seks met een meisje. Maar helaas, het meisje is nog niet ongesteld. Wat de buurman dan gaat doen? Een homo van het dak smijten, wellicht, zegt Gervais. Ja, het is grof en ongevoelig, maar voor een comedian is nog belangrijker dat de grap saai is, voorspelbaar, al duizenden keren gedaan.
Grof én sterk
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat grof per definitie slecht is. Op andere momenten is Gervais grof en sterk tegelijk. Zo is er een vermakelijke fantasie waarin Gervais in de gevangenis belandt en niemand hem wil verkrachten, wat hij ook probeert. Hij houdt een pleidooi voor pesten omdat het altijd gepeste jongetjes zijn die later seriemoordenaar worden, en je kunt er maar beter vroeg bij zijn.
Ricky Gervais. Foto STEVO ROOD
Gervais is intelligenter, subtieler en vooral zelfkritischer dan hij meestal lijkt. Dat komt bijvoorbeeld naar de oppervlakte in een uitgebreide verklaring waarom hij zo vaak op het christendom inhakt en zelden op de islam. Ligt aan zijn christelijke opvoeding, legt hij uit, hij wil de cultuur belachelijk maken die hij het beste kent. Daarna, na een korte stilte: „No, I’m shit-scared, obviously.” Dan ineens lijkt hij te begrijpen wat er in ander materiaal aan schort: „Ik ben eerlijk, maar ik ben niet moedig.”
Zijn filosofischer verhandelingen mogen er ook zijn. Hij heeft een sterk betoog over de tijd- en plaatsafhankelijkheid van onze morele overtuigingen. Driehonderd jaar geleden was Gervais misschien wel slavenhouder geweest, zegt hij, alleen dan wel een van de goeie; hij zou iedereen netjes behandelen. Ook dit stuk is grof, maar dat is slechts de stijl waarin hij een overtuigend verhaal giet. Het werkt niet per se omdat het grove grappen zijn, het werkt omdat hij laat zien hoe mensen voor zichzelf recht praten wat krom is: we doen slechte dingen, maar op de goede manier.
Ricky Gervais in Amsterdam. Foto STEVO ROOD
Je moet van deze momenten genieten, want meteen daarna komen de platgetreden paden weer. Tegenwoordig hoef je niet meer deugdzaam te zijn, zegt Gervais, je hoeft alleen maar op sociale media te zeggen dat je deugdzaam bent. Een theorie die tien jaar geleden op Twitter al niet meer origineel was.
En aan het eind is er toch weer dat stokpaardje. „We hebben een raar decennium achter de rug”, zegt hij, „waarin mensen ons probeerden te vertellen waar we wel en niet om mochten lachen. Maar we hebben ons verzet en we hebben gewonnen, so fuck them.”
Prima, Gervais, je hebt gewonnen. Hopelijk kun je dit in een volgende show dan eindelijk laten rusten.