Je hebt je hele leven hard gewerkt, maar moet nog een aantal jaar tot je pensioen. Hoe houd je dat vol? Niet alleen werknemers, maar ook werkgevers houden zich met die vraag bezig, met het oog op de stijgende AOW-leeftijd. Als mensen in de ziektewet belanden, moeten zij immers voor de extra kosten opdraaien.
Sinds 2014 wordt mede daarom in toenemende mate een voor werknemers financieel aantrekkelijke afbouwregeling in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) opgenomen. Met het zogeheten Generatiepact kunnen werknemers minder gaan werken, maar behouden ze een groot deel van hun salaris en bouwen ze bovendien meestal volledig pensioen op. Ook moet het leiden tot meer carrièrekansen voor jongeren.
Maar niet alle werknemers profiteren mee van de afbouwregeling, blijkt uit onderzoek waarmee econoom Albert Rutten deze maand promoveerde aan de Universiteit van Tilburg. Het zijn vooral mensen met midden- en hoge inkomens die gebruikmaken van het Generatiepact. Werknemers in lagere inkomensgroepen, die vaak zwaarder fysiek werk uitvoeren en meer belang hebben bij de afbouwregeling om gezond hun pensioen te bereiken, zijn ondervertegenwoordigd.
De onderzoeker bestudeerde de effecten van het Generatiepact bij meer dan dertig gemeenten, die werkgever zijn van onder meer beleidsadviseurs, vuilnismannen en straatreinigers. De vaakst voorkomende regeling bij deze gemeente was dat iemand met een fulltime dienstverband twee dagen minder gaat werken, tegen 80 procent van het oorspronkelijke salaris en met volledige pensioenopbouw. Waar ambtenaren met goedbetaalde kantoorbanen vaker gebruik maakten van de regeling, deden mensen met een lager inkomen dit veel minder. „Zij kunnen het zich waarschijnlijk niet veroorloven om 20 procent van hun salaris in te leveren”, zegt Rutten.
Sneller carrière
Ook slaagt het Generatiepact er niet in om jongeren sneller carrière te laten maken, zag Rutten. Zij worden niet sneller aangesteld als leidinggevende en schuiven ook niet sneller omhoog op de loonladder. „De doelen van het Generatiepact zijn dus maar ten dele gehaald”, stelt Rutten. Een deel van de ouderen maakt weliswaar dankbaar gebruik van de regeling, maar voor een ander deel is zij waarschijnlijk financieel niet aantrekkelijk genoeg. „Wil je het Generatiepact wel laten werken, dan zou je voor de lagere inkomensgroepen bijvoorbeeld een meer genereuze regeling kunnen afspreken. Maar dat kost een werkgever wel een hoop geld.”
Daarbij kan het zijn dat er verschillen zijn tussen het gebruik van de regeling bij gemeenten en andere sectoren waarin het generatiepact is opgenomen in de cao, zoals de metaalindustrie. „Een gemeente heeft geen winstmaximalisatie als doel”, legt Rutten uit. „De overheid vindt het prima om quitte te spelen en zal misschien ruimhartiger zijn met de regeling. Bij bedrijven moet er onderaan de streep wel een positief resultaat zijn. Maar je kunt je ook goed voorstellen dat sectoren met een enorme uitval van mensen boven de zestig jaar een afbouwregeling ook aantrekkelijker vinden. Dit voorkomt mogelijk een forse uitstroom in de ziektewet, hetgeen voordelig is voor werkgevers.”
Rutten keek ook of het Generatiepact leidde tot een afname van het medicijngebruik onder ouderen, als mogelijke indicator van een verbeterde gezondheid. Hierin zag de onderzoeker geen significant effect. Hij blijft voorzichtig met het interpreteren van dat resultaat: „Medicijngebruik is natuurlijk een nauwe definitie van gezondheid. Het is maar de vraag of je de mate van gezondheid daar echt aan kunt afmeten. Niet iedereen die bijvoorbeeld meer stress ervaart, gebruikt medicatie.”
Lees ook
Na vijftien jaar discussie gaat het pensioenstelsel op de schop: wat staat er precies te gebeuren?
Hoewel het Generatiepact door de bevoordeling van hogere inkomensgroepen oneerlijk voelt tegenover werknemers met een lager salaris, vindt Rutten afschaffing ervan niet meteen de oplossing is. „Nederland vergrijst, en dus is er door opeenvolgende kabinetten ingezet op langer doorwerken om het sociale zekerheidsstelsel overeind te kunnen houden. Daar is alleen wel draagvlak voor nodig. Met zo’n afbouwregeling toon je goede wil, het maakt een verhoging van de AOW-leeftijd draaglijker. Ook als je niet de onderste groep bereikt, kan dat voor een politicus een belangrijke reden zijn om de regeling in stand te houden.”