Voor de krijgshaftige Daciërs was goud geen betaalmiddel, maar sterrenstof uit de kosmos

Een grote witte ruimte. Middenin staat een zwarte heuvel. Ruime gangen leiden naar het hart van die heuvel. Eromheen staan overal gouden sieraden opgesteld in zwarte kasten. Blauw licht en ongrijpbare spacy loungemuziek creëren een duizelingwekkende sfeer.

Het is een archeologische tentoonstelling in het Drents Museum in Assen. Maar je waant je in een grafheuvel uit oude Keltische verhalen, die toegang biedt tot een Andere Wereld, vol mysterieuze elven en met een heel ander tijdsbesef.

De Andere Wereld is hier de wereld van de Daciërs, een krijgshaftig volk uit het Donaugebied, waartegen de Romeinen beroemde oorlogen vochten, maar over wie verder bar weinig bekend is. Eigen schrift hadden ze niet en niet eens is bekend welke taal ze spraken. Zelfs hun naam is onduidelijk, evengoed kun je hen Geten noemen. Of Noord-Thraciërs. Hun cultuur is intens beïnvloed door steppevolken uit het oosten (Skythen, Sarmatiërs), Kelten uit het westen, Grieken en Perzen uit het Zwarte-Zeegebied en natuurlijk ook de Romeinen. Maar het is onmiskenbaar hún goud dat in de uitstallingen ligt om de heuvel heen, 673 objecten in totaal, uit bijna 2.500 jaar, van 2100 voor Christus tot 271 na Chr.

Goud is waar de Daciërs eeuwenlang bekend om waren. De Griekse schrijver Herodotus sprak zelfs van een „volk bedekt met goud”. Begrijpelijk, want midden in het Dacische gebied, ruwweg het huidige Roemenië, ligt in het Zevenburgse Ertsgebergte het rijkste goudgebied van Europa. Die rijkdom was een belangrijke reden voor de Romeinen om het gebied te veroveren, aan het begin van de tweede eeuw. Door die verovering wordt in het gebied nog altijd een Romaanse taal gesproken, een eiland in een verder Slavisch taalgebied. Het Roemeens heeft zich fier weten te handhaven tijdens alle latere overheersingen door Gothen, Hunnen, Avaren, Hongaren, Ottomanen en Habsburgers.

Bunești-Averești diadeem, 300-200 v.Chr.
Dacische armband uit Sarmizegetusa Regia, ca. 50 v.Chr.

Foto’s: Marius Amarie

Zonnegod

‘Dacië’ is een van oergebieden van de metaalbewerking, een van de grote technologische revoluties van de mensheid. De vroegste gouden objecten uit het gebied stammen al van 4500 v.Chr., vér voor de Koper- of Bronstijd. In Assen zijn de oudste voorwerpen gouden ringetjes uit de periode 2100 tot 850 v.Chr., die misschien als ruilmiddel werden gebruikt. Uit die tijd zijn ook prachtige gouden kommetjes: imitatie leren buideltjes van goud, die werden gedeukt en gebutst als offer aan de goden. Er liggen ook gouden zwaarden, machtige statussymbolen uit een krijgerscultuur, die ook geofferd werden. Maar aan welke goden werd geofferd? Misschien een zonnegod, in vrijwel alle periodes worden veel spiraalvormen afgebeeld, een klassiek zonnesymbool.

In het voorportaal van de witte hoofdzaal krijgt zo’n ‘zonneschijf’, uit 1500 v.Chr., speciale aandacht. Niet alleen prachtig uitgelicht maar ook voorzien van een 3D-animatie waarin de zonneassociatie en het gebruik glashelder worden gevisualiseerd. Ook een stierbeeldje voor op een paardenhoofdstel en een reusachtige armband voor op je bovenarm krijgen zo’n schitterende uitstalling. „Ik had wel voor alle voorwerpen zo’n animatie willen hebben”, zegt Irini Biezeveld trots, als we haar later spreken in het kantoor van het museum. Ze is conservator archeologie van het museum en medeverantwoordelijk voor de tentoonstelling.

Biezeveld is opgetogen dat de Keltische grafheuvel-associatie van de museumopstelling duidelijk is overgekomen. „Ja, dat is expres! We willen zo dat mystieke en mysterieuze van de Daciërs naar voren laten komen. Dat de bezoeker nieuwsgierig wordt gemaakt. Die berg verwijst ook naar het bergachtige landschap van Roemenië.”

Versiering paardentuig uit de schat van Craiova, 400-300 v.Chr.
Rhyton van Poroina Mare, ca. 300 v.Chr.
Schat van Brasov.

Foto’s: Marius Amarie

Caesar

In de tentoonstelling wordt voor het gemak iedereen in het gebied Daciërs genoemd, maar die naam is relatief recent – hij stamt uit de periode waarin de Romeinen het gebied bedreigen en de eerste grote Dacische koninkrijken ontstaan. De oudst bekende schriftelijke vermelding van de Daciërs komt uit Caesars De Bello Gallico, van rond 50 v.Chr. Uit die tijd zijn onder meer indrukwekkende spiraalvormige koninklijke armbanden te zien, óók al weer geofferd, met drakenkoppen op de uiteinden.

De Daciërs voerden een militair windvaandel met een wolfachtige drakenkop, die een heel eng geluid maakte

Irini Biezeveld
Conservator Drents Museum

Die drakenkoppen zijn symbool van het Dacische koningschap. Achter de witte zaal met de zwarte heuvel is daarom een ruimte waarin kinderen hun eigen drakenvaandels kunnen maken, als echte Daciërs. Biezeveld: „De Daciërs voerden een militair windvaandel met een wolfachtige drakenkop, die door een fluitje in de kop een heel eng huilend geluid maakte. Je ziet die Draco ook afgebeeld op de Zuil van Trajanus in Rome, die helemaal aan de Dacische oorlogen is gewijd. De Romeinen nemen dat vaandel over van de Daciërs. En de Franken nemen dat later weer over van de Romeinen.” Het Roemeense nationalisme in de twintigste eeuw greep graag terug op de heldhaftige Daciërs, in 1966 zelfs vereeuwigd in het nationale automerk Dacia (nu een onderdeel van Renault). Ook de wolfsdraak duikt nog regelmatig op.

Je kunt in het museum ook zelf sieraden maken van zilver- en goudkleurig draad, en die dan weer als échte Daciërs achterlaten op een speciale muur als offer aan onbekende goden. De muur hangt vol kunstig knutselwerk. Biezeveld, enthousiast: „Ja, dat spreekt ongelooflijk aan. Al direct in de eerste week waren hele plankjes vol, dat had ik niet verwacht. En door mensen van alle leeftijden. Ze laten het niet achter voor de goden, maar met een briefje erbij dat het voor een vriendin is, of een overleden moeder. Toch een soort offer. Er was trouwens ook iemand die erbij schreef dat-ie nu wel een Xbox terug verwachtte. Een handeltje met de goden!”

Helm van Cotofenesti, ca. 450 v.Chr.
Menselijk hoofd vervaardigd uit zilver, onbekende functie. Gevonden bij de schat van Peretu, 325-275 v.Chr.

Foto’s: Marius Amarie

Sterrenstof

En dat we van de Daciërs op de tentoonstelling vooral leren over hun goud- en zilversmeedwerk, is niet zo gek, legt Biezeveld uit. „Natuurlijk is archeologie veel meer dan goud en zilver. Maar van de Daciërs is nu eenmaal vooral goud en zilver overgeleverd. De archeologie was in Roemenië tot een paar decennia geleden vooral schatgraven. Langzaam komt er meer kennis over de Daciërs naar boven. Dat ze bijvoorbeeld het landschap ingrijpend veranderden, met duizenden aangelegde terrassen in het berggebied om op te wonen. En soms werd een hele bovenkant van de heuvel afgevlakt, een enorm werk. Dat kan je dan weer wel zien op de video die op de tentoonstelling wordt getoond.”

En wat zie je als je al het goud bekeken hebt en eindelijk de heuvel in durft? Geen groot Draco-vaandel vol in wind, geen gouden afgodsbeeld, en al helemaal geen elvenwereld om in te verdwalen. Je kijkt naar een grote foto van het heelal vol sterren en sterrenstelsels, onder het kopje ‘Rijkdom uit de kosmos’. Want, zo wordt uitgelegd, goud is sterrenstof en de Daciërs gaven het in feite terug aan de kosmos. Moderne mensen drukken de waarde van goud uit in geld. De Daciërs niet, zij offerden het aan de goden of stopten het als grafgift in de grond. „Van sterrenstof uit de kosmos, gevonden op aarde, terug het universum in.”