Toen Mark Rutte na meer dan veertien jaar premierschap afscheid nam, was hij met afstand de langstzittende naoorlogse minister-president, maar een ding was hem niet gelukt: langer doorgaan dan Soldaat van Oranje – de Musical. Ze waren nagenoeg tegelijk begonnen. Op 14 oktober 2010 stond Rutte op het bordes naast koningin Beatrix, op 30 oktober zat diezelfde Beatrix op de ererij bij de galapremière van een ongekend theaterspektakel. Soldaat van Oranje – de Musical bleek vrijwel meteen een schot in de roos. De hit-song ‘Morgen is Vandaag’ zou profetisch blijken, want nu, bijna vijftien jaar later, is Morgen nog altijd Vandaag. En overmorgen ook. En de dag daarna. Van Soldaat van Oranje komen we nooit meer af. Als je Ruttes premierschap overleeft, dan ben je echt onsterfelijk.
Toch kan het geen toeval zijn dat juist onlangs dit persbericht binnenkwam: ‘Soldaat van Oranje gaat stoppen’. Ik las het nog eens. Er schuilt altijd een addertje onder het gras, en inderdaad: „Soldaat van Oranje gaat stoppen… in de huidige vorm.” Aha. Stoppen. Maar toch weer doorgaan. Na een opfrisbeurt. Dat de productie inmiddels bijna drie keer langer draaide dan de oorlog zelf had geduurd, dat zelfs Mr. Teflon het Binnenhof had verlaten, en dat Soldaat inmiddels zoveel generaties toneelschoolstudenten had versleten dat er acteurs waren die ooit als jonge verzetsheld waren begonnen en inmiddels kaal en met een hernia terugkeerden als de bejaarde inlichtingenchef van koningin Wilhelmina: stoppen was kennelijk geen optie. Of wij het nu willen of niet: al vergeet Joe Biden hoe hij zelf heet, al overleeft Donald Trump nog een aanslag op zijn leven en gooit Poetin een kernbom op Nederland: de theaterhangaar blijft staan. De zaal stroomt vol. En als de jonge Erik op zijn motor springt, beginnen de tribunes te draaien en golft de zindering door het publiek. „Morgen is vandaag!”, schalt het door de hangaar.
Al zal het repertoire binnenkort dus worden aangepast, tijdens een creatieve APK. Vrij naar Diederik Ebbinge in Promenade: „We gaan het straks even nét iets anders doen dan u van ons gewend bent.” Wat scènes eruit, wat nieuwe songs erin. Benieuwd wat ons te wachten staat. Misschien wordt er, geïnspireerd door de Oranjewaanzin, wel een speciale versie van Snollebollekes’ ‘Van Links Naar Rechts’ aan de songlist toegevoegd. Van Links! Naar rechts! En misschien nog een heel klein beetje meer naar rechts. Tijdens de repetities in 2010 leek Job Cohen nog op weg naar het Torentje, maar de wereld is in al die jaren radicaal veranderd.
Lees ook
‘Soldaat van Oranje’ is technisch verbluffend
Erfgoed
Toch ben ik juist recent pas gaan begrijpen waarom Soldaat van Oranje – de Musical zo’n ongekend succes werd. Voor de duidelijkheid: ik kijk geenszins neer op de productie. Wat betreft staging, choreografie, compositie, arrangementen, ritme, de pulse, de timing, dynamiek, opbouw, de structuur van een Zwitsers klokwerk is Soldaat van Oranje buitencategorie. Een in ongenade gevallen talkshowpresentator zou zeggen: Champions League.
Het beste geheim van de voorstelling is het feit dat men destijds zo slim en bescheiden was om de songs te laten maken door vermaarde Amerikaanse componisten. Pas daarna werden de teksten terugvertaald door Frans van Deursen (heel fraai, het hoekige bonkige Nederlands klinkt opvallend rond en vloeiend). Het script liet men juist schrijven door twee Nederlandse makers die buiten het musicalwereldje stonden en die hun hele carrière high- en lowbrow met elkaar hadden verbonden. Edwin de Vries, die moeiteloos een kluns in een romkom speelde maar óók zo fijnmazig, slim en teder de scripts schreef voor Left Luggage en de bewerking van De Ontdekking van de Hemel.
En bovenal natuurlijk Theu Boermans, die weliswaar nooit eerder een traditionele musical had geregisseerd, maar met zijn gezelschap De Theatercompagnie juist zo succesvol was omdat hij iets unieks beheerste: hij kon je in een deftige schouwburg een Shakespeare als Driekoningenavond serveren waarbij hij geen millimeter inboette op de artisticiteit, soul en diepgang, maar maakte er tegelijkertijd iets extreem toegankelijks van. Hij zette Carice van Houten en Paul de Leeuw naast gelauwerde toneelspecialisten, vermengde traditie soepel, subtiel en smaakvol met een eigentijdse gloed. Hij nam zijn publiek serieus. Hij deed niet wat Rutte deed: Chopin uit pleaserigheid inruilen voor de Toppers. Nee; Boermans liet je juist speels en vrolijk voelen dat Chopin voor iedereen was. Zo bereikte hij een groot publiek, dwars door alle lagen van de bevolking heen. Heel wat anders dan de stemmige zelffelicitatie waarmee heel wat anderen zich profileerden.
Maar ondanks dat dreamteam leek een musical over Soldaat van Oranje mij in 2010 een wanstaltig idee. De filmklassieker van Paul Verhoeven op muziek zetten? Vandalisme op cultureel erfgoed! Ik probeerde me het zingende verzet van Rutger Hauer en Jeroen Krabbé in te beelden. Bij Krabbé kon ik me er nog wel iets bij voorstellen. Veel mensen denken dat ik een hekel aan Krabbé heb vanwege zijn ijdelheid, maar ik houd juist heel veel van hem. Geen greintje van die valse bescheidenheid, dat ‘Let maar niet op mij, ik stel niks voor’. Nee, Krabbé zou het beslist kunnen: zo’n musical. Maar dat was het punt niet. De film van Verhoeven knetterde van het scherm, alsof het celluloid constant onder stroom stond. Dat was zíjn talent: het subversieve, onvoorspelbare, grillige. Ik had ooit eens gehoord dat Steven Spielberg en George Lucas zo onder de indruk waren van Soldaat van Oranje (Soldier of Orange) dat ze Verhoeven polsten voor de regie van een nieuw deel van Star Wars. Helaas krabbelden ze na het bekijken van Turks Fruit meteen terug. Verhoeven daarover: „Ik denk dat ze bang waren dat de Jedi aan het neuken zouden slaan, nietwaar?”
Hoe kon je Verhoevens vuur het beste geweld aan doen? Nou, door er een musical van te maken. Zelfs de beste uitvoeringen van de avantgardistische musicals van Stephen Sondheim of de musical-comedy The Book of Mormon van de makers van South Park zouden nooit die zinderende rauwe hongerigheid en dreiging benaderen van Paul Verhoeven. Alleen al door het simpele feit dat je liedjes nu eenmaal zingt in de maat. Verzet hoort niet keurig in de maat.
Lees ook
‘Soldaat van Oranje’ zal steeds nieuwe generaties aanspreken
Heldenmoed
Heel wat jaren na de première kon ik er niet meer onderuit: mijn beste vriend had een grote rol in Soldaat bemachtigd. Ik moest erheen. En dus stapte ik bij Leiden Centraal in de bus naar Valkenburg (Katwijk, niet Limburg). Daar aangekomen lag de rode loper uit. De sfeer was opgetogen. Logisch: wij gingen de nazi’s verslaan. Het was een speciale jubileumshow. Ik weet niet meer welke mijlpaal ze destijds hadden bereikt, ik weet alleen dat ik een Soldaat van Oranje-mok cadeau kreeg bij de ingang. Vanaf nu zou ik elke ochtend, al bij de eerste koffie, wegdromen over Neerlands heldenmoed.
Het zaallicht ging uit. Er zijn veel dingen die je over de voorstelling kunt zeggen, en bijna al die dingen zijn van die typische snobistische sneertjes, altijd afkomstig van kleinburgerlijke kunstenaars die niet doorhebben dat hun theatrale afkeer van populaire cultuur juist blootlegt hoe kleinburgerlijk ze zelf zijn. De voorstelling begon. En natuurlijk: het was regelmatig te zoet, te sentimenteel, te platgeslagen, maar evengoed was het onontkoombaar. Of je nu wilde of niet, Boermans sleurde je dat universum binnen, dirigeerde je langs alle registers, vriendelijk dwingend, waardoor je al gauw je eigen smaak of genre-afkeer vergat en werd meegevoerd in een epos dat heel soms echt dreigde de grens richting de afgrond der smakeloze oorlogsporno in te kukelen, maar er telkens net op tijd bij vandaan bleef.
Ik geloof dat ik me eigenlijk alleen echt kapot heb geërgerd bij het slotapplaus. Er klonk een instrumentale reprise van de titelsong, de acteurs maakten een tweede buiging en het publiek begon aan een spontane uitvoering van een oer-Hollandse traditie: lomp, ongegeneerd enthousiast met de muziek meeklappen. Uit de maat.
Op geen enkel moment werden we geconfronteerd met die pijnlijke waarheid: wij zijn helemaal geen moedig volk. Integendeel
Vreemd eigenlijk dat ik pas recent besefte dat juist in dat moment, de triestheid van dat collectieve a-ritmische geklap, de kern besloten lag van het eindeloze succes van Soldaat. Soldaat van Oranje – de Musical was uiteindelijk toch vooral een grote geruststelling, een bevestiging van hoe we onszelf het liefst zagen: als helden. Alle kwaliteiten en virtuositeit ten spijt, nergens werd het écht gevaarlijk of grimmig. Op geen enkel ogenblik werd er een rake tik uitgedeeld die barsten sloeg in ons verwrongen nationale zelfbeeld. Dat bleek ook wel. Zelfs na deze zinderende vertelling over verzet, over níét gezellig meedoen, was de eerste impuls van het publiek precies dat: gezellig meedoen. Klappen. Voor de acteurs ja. Maar toch ook vooral voor onszelf. Wij hadden het toch maar mooi gedaan. Met z’n allen! Wij. Wij waren allemaal Erik. Toen, nu en morgen weer. Want morgen is vandaag.
Lees ook
64 keer naar Soldaat van Oranje
Nota bene koning Willem Alexander zelf had in 2020, op die uitgestorven Dam tijdens de dodenherdenking, emotioneel in herinnering geroepen hoe ook zijn eigen grootmoeder, koningin Wilhelmina, tijdens de oorlog mensen in de steek had gelaten. Maar in de musical werd dat ongemak nergens écht opgezocht. Op geen enkel moment werden we geconfronteerd met die pijnlijke waarheid: wij zijn helemaal geen moedig volk. Integendeel. Van de troon tot aan de straat: Nederlanders hadden de genadeloze vertrapping van anderen veelal laten gebeuren. Of erger nog: aangejaagd, toegejuicht. Dit schaapachtige slotapplaus vatte het perfect samen: we volgen de kudde, feliciteren onszelf, stellen geen vragen. Logisch. In al die uren op die rijdende tribunes langs stranden, woeste zeeën, onderduikadressen, Engeland-safehouses, waren wij geen enkel moment gedwongen om naar de rand van het ravijn te bewegen. Dichter naar de gerechtvaardigde schaamte toe. Naar de mentaliteit van wegkijken, braaf de regels opvolgen, amoreel zijn. Niet eens immoreel, niet moedwillig kwaad doen, maar vertrekken vanuit de opvatting dat de moraal er helemaal niet toe doet. ‘Wie ben ik? Ik doe ook maar wat ik moet doen.’
Illusie
Je kunt een rechte lijn trekken van die mentaliteit toen naar de gratuite onverschilligheid waarmee zovelen de laatste tijd reageren op de roerige politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Er is een beroemde zin: na de oorlog zat iedereen in het verzet. Maar momenteel kun je beter zeggen: vóór de oorlog zit iedereen in het verzet. Met een stemmig gezicht kun je „Nooit meer is nu!” prevelen, en degenen die een wanhoopskreet slaken over de aanhoudende afslachting van tienduizenden onschuldige levens bestempelen als het nieuwe kwaad. Je kunt je schouders ophalen over ministers van de grootste regeringspartij, die gebruik maakten van nazi-termen als omvolking maar die vroom beloven vanaf nu enkel nog te spreken over zorgen om demografische ontwikkelingen.
„Als wij niets doen, wie dan?
We zien toch dat dit… niet kan.”
Maar iedereen ziet zichzelf als onderdeel van het verzet, en de ander als de wedergeboorte van het kwaad. Elke aansporing tot ware zelfkritische reflectie op onze historie wordt lomp weggeslagen. ‘Zolang geleden!’ Liever herbeleven we nog even de illusie. Een sprookje dat ons goede gevoel bekrachtigt. Soldaat van Oranje voorziet ultiem in die behoefte, en zal dat blijven doen: kom maar, hier is het veilig. In de hangaar is de wereld overzichtelijk. Meerstemmig en lyrisch zingt het ensemble:
„Denk je soms dat dit ons leven niet raakt
Of wachten we tot de storm over waait
Onze vrienden kapot worden gemaakt
Kijken we toe tot de wind weer draait
Niemand van ons, heeft hierom gevraagd
Maar doen of je neus bloedt is god geklaagd
we zitten te slapen, ons huis staat in brand
En je kunt niet weg ’t is overal, steek je kop niet in het zand
Als wij niets doen? Wie dan?
We zien toch dat dit niet kan
’t Is nu aan jou en mij
Onze enige hoop zijn wij
Denk maar niet dat dit geruisloos verdwijnt
Het gaat niet weg als je je ogen maar sluit
Je hoort en je ziet (maar je zwijgt)
Volg je je hart of red je je huid.”
En wat doet het publiek? Het zwijgt. Redt de huid. En besluit te doen wat het zo goed kan, of eigenlijk juist helemaal niet kan maar toch altijd weer doet: klappen. Uit de maat. Dat wel. Zou dat het verzet zijn?