Tussen gerafeld blad schuilt een geel bolletje, ter grootte van een tennisbal. Te klein, te geel – hier kan Kees Buijsman, bloemkoolteler uit Lutjebroek, niks mee. In een krat gaan zes grote witte bloemkolen. Nederlanders houden van grote witte bloemkolen. Acht kleinere kan ook nog. Maar deze is zo klein, die is het oogsten niet waard. Duidelijk geval van faunaschade. Houtduiven zijn hier de boosdoeners.
Kees Buijsman kan met recht zeggen dat hij uit de kool komt. Zijn vader teelde al bloemkolen, Kees en zijn broer namen het bedrijf in Lutjebroek over. Duiven zijn er altijd geweest. Maar ze aten alleen de jonge blaadjes, de grotere kolen lieten ze links liggen. Nu blijven ze terugkomen. „Ze strippen de kolen tot er geen blad meer aan de nerf zit”, zegt Buijsman.

Foto Simon Lenskens
Buijsman staat tussen de bloemkolen op een akker vlak bij Westwoud en laat zien wat houtduiven hier aanrichten. Samen met taxateur Dirk Jan Roos, die in opdracht werkt voor BIJ12, de instantie die namens de provincies tegemoetkomingen voor faunaschade uitkeert.
Roos komt hier vaker. Hij loopt door het land en neemt de schade op. Afhankelijk van de bloemkoolprijs krijgt de teler een vergoeding. Als die tenminste alles heeft gedaan om zijn gewassen te beschermen. Door jonge planten af te dekken, en vlaggen, bewegende vogelverschrikkers en knalapparaten neer te zetten bijvoorbeeld.
Op het eerste gezicht staan de kolen er vanochtend goed bij. In het midden staan volle bloemkolen in strakke rijen. Maar langs de randen liggen open stukken, de bladeren zijn kort en aangevreten. En omdat de koolbladeren te klein blijven om de bodem te bedekken, tiert het onkruid welig. Dat neemt weer voeding weg van de kool. En dat alles maakt de witte bloem in de kool onverkoopbaar.
De combinatie van water en veel grasland maakt Noord-Holland een snoepwinkel voor ganzen
De meeste bloemkolen komen nog steeds tot volle wasdom, maar aangevreten kolen groeien minder goed. „Als de bloemkolen gelijk opgroeien, halen we met twee oogsten alles van het land”, zegt Buijsman. Nu moet hij wel vijf, zes keer keer mensen inhuren om te oogsten.
Stille slopers
Ganzen en wolven zijn berucht vanwege de schade die ze aanrichten. Maar houtduiven, dat zijn de stille slopers. Vandaag publiceert BIJ12 de cijfers over het schadejaar 2024. De vergoede faunaschade in Nederland neemt al jaren toe. In 2024 bedroeg die 75 miljoen euro, 20 miljoen meer dan een jaar eerder.
Ongenaakbaar op nummer 1 staat de grauwe gans, met 35 miljoen euro aan tegemoetkomingen. Op 2 de houtduif: bijna 11 miljoen. De wolf, weliswaar voor het eerst in de top 10, kwam met de 876.093 euro nog niet aan een tiende van dat bedrag.
Vanuit de gewassen berekend, is grasland de grootste schadepost met bijna 50 miljoen, maar meteen daarna komt de bloemkool. Een relatief duur gewas, de schade bedroeg vorig jaar 5,5 miljoen euro. De gebroeders Buijsman kregen vorig jaar zo’n twee ton uitgekeerd.
Dol op raaigras
Noord-Holland is de provincie waar wilde dieren en landbouw elkaar het meest in de weg lijken te zitten. De combinatie van water en veel grasland maakt het een snoepwinkel voor ganzen. Ze zijn dol op kortgemaaid Engels raaigras en geven het nauwelijks de kans weer aan te groeien. Houtduiven, kauwen en kraaien op hun beurt komen af op de kolen en sla op de vruchtbare West-Friese klei.
In totaal keerde de provincie vorig jaar meer dan 27 miljoen euro uit. Voor 2025 hadden de provincies landelijk 61 miljoen euro aan faunavergoeding begroot, maar ze willen dit nu al opschroeven naar 96 miljoen euro.
Dat de kosten stijgen, betekent overigens niet dat de schade evenredig toeneemt. Deels zijn de hogere kosten het gevolg van meer aanvragen: versoepeling van de regels heeft de drempel verlaagd om een claim in te dienen.
En wat ook te horen valt: de tolerantie neemt af. Boeren en tuinders voelen aan alle kanten druk, maar zelf zouden ze lijdzaam moeten toezien hoe dieren hun oogsten verpesten? Dat frustreert, en de provincie krijgt daarvoor de rekening.
Maar meer faunaschade is er ook. Een belangrijke oorzaak, meldt BIJ12, is dat houtduiven in een aantal provincies niet meer afgeschoten mogen worden.
Er golden al strikte voorwaarden voor het afschieten van ganzen. Het geweer is de laatste optie, als boeren alles hebben gedaan om schade te voorkomen. Een aantal andere dieren, waaronder de houtduif, mocht nog vrij worden bejaagd. Tot 2023. Toen oordeelde de Raad van State dat de provincie Noord-Holland onvoldoende onderbouwd had waarom beschermde diersoorten gedood mochten worden. Afschot van houtduiven is nu zonder ontheffing niet meer toegestaan.
Taxateur Roos noemt het een kip-ei-kwestie. Toen duiven nog bejaagd mochten worden, was de populatie beheersbaar en kon de provincie niet onderbouwen dat afschot nodig was. „Pas nu het uit de klauwen loopt, kunnen ze aantonen dat jagen nodig is voor een goede balans.”
BBB-gedeputeerde Jelle Beemsterboer hoopt dat jagers volgend jaar weer op houtduiven kunnen schieten
De provincie is op dit moment hard bezig die onderbouwing alsnog te leveren, wil BBB-gedeputeerde gedeputeerde Jelle Beemsterboer (BBB) graag gezegd hebben. Zodat jagers volgend jaar weer op houtduiven kunnen schieten, hoopt hij. Maar het becijferen van de schade is daarvoor niet genoeg, er zijn ook vogeltellingen nodig.
„Het ganzenplan telde bijna vierhonderd pagina’s”, zegt Beemsterboer, om aan te geven hoeveel er nodig is om een nieuw faunabeheerplan te schrijven dat ook stand houdt bij de rechter als het wordt aangevochten. „Want dat gebeurt standaard.”
„Intussen zien we de populatie uitdijen”, zegt Beemsterboer. „En straks zitten we in de situatie dat jagers heel veel dieren moeten doden om de populatie weer naar beneden te krijgen.”
Om de ganzen in Noord-Holland nogmaals als illustratie te gebruiken: „We willen van 150.000 standganzen, die het hele jaar blijven, naar 20.000. Om uiteindelijk weinig ganzen te hoeven schieten, moet je er eerst heel veel doden.” De BBB-gedeputeerde vindt het aan alle kanten ongemakkelijk, zegt hij. Voor de ondernemers, maar ook voor de provincie en dus voor de belastingbetaler.
En dan is er nog iets, zegt hij: „Waarom is het zo moeilijk om die afgeschoten dieren een plaats in de voedselketen te geven?” De gans is nu mondjesmaat als pastrami in de supermarkt te vinden. De houtduif is nog verder van ons bord.
Rust- en foerageergebieden
Voordat de vraag hoe je duif bereidt überhaupt ter tafel komt, stellen dierenbeschermers iets fundamenteels aan de orde: de inrichting van het Nederlandse landschap en de dominantie van intensieve landbouw daarin. Ook kleinere populaties blijven naar akkers en weilanden komen zolang er veel raaigras en weinig rust- en foerageergebieden zijn. En bosschages voor de duiven.
Er wordt te snel naar het geweer gegrepen
Bovendien nemen uitgedunde populaties van bijvoorbeeld ganzen snel weer toe als dieren worden gedood, zegt de Dierenbescherming. „Er wordt te snel naar het geweer gegrepen”, zegt woordvoerder Marlous van ’t Pad Bosch. „Kijk eerst naar de knelpunten in een gebied, los die op, en kijk dan pas naar afschot.”
De Dierenbescherming schrok vorige week toen bleek dat demissionair staatssecretaris Jean Rummenie (Landbouw, BBB) de jacht nog snel meer ruimte wil geven, tientallen wilde soorten zijn dan niet meer beschermd. Van ’t Pad Bosch: „In de huidige wet is het uitgangspunt voor afschot ‘nee, tenzij’, dat wordt ‘ja, mits’. Dat maakt het dus makkelijker om dieren af te schieten. Het wordt het beginpunt, in plaats van een laatste redmiddel. En dat treft bovendien veel meer soorten dan de vijf die nu vrij bejaagd mogen worden. Als dieren hun beschermde status verliezen, daalt niet alleen die ene populatie, maar ook die van dieren in de keten die daarvan afhankelijk zijn.”
Houtduif gaat niet goed
Bij de houtduif is te zien wat je bij meer dieren ziet: een kloof tussen cijfers en perceptie. Of eigenlijk, tussen het algemene beeld en de situatie op een akker. Op basis van vogeltellingen heeft de houtduif een ‘ongunstige staat van instandhouding’. In gewoon Nederlands: het gaat helemaal niet zo goed met de houtduif. Maar als ze allemaal op vijftien hectare bloemkool afkomen om te snacken, is het niet zo gek dat de teler en de taxateur zeggen: het worden er steeds meer.
Niet alleen ziet Buijsman sinds twee jaar meer duiven. Hij merkt ook dat ze zich niet meer zo makkelijk laten verjagen. De bewegende vogelverschrikkers, het geritsel van de plastic vlaggen, het getoeter uit de auto van Buijsmans vader, die de hele dag rondjes rijdt om de vogels te verjagen, het gaskanon dat elke twintig minuten een paar doffe knallen afschiet – het doet ze niks.

Foto Simon Lenskens
„Kijk, daar zitten ze”, zegt Kees Buijsman. Hij heeft net het gaskanon gedemonstreerd. Maar pas als hij honderd meter verderop met de auto langs een veld jonge bloemkolen rijdt, vliegt een troep duiven sloom op, om een paar meter verder alweer neer te strijken.
Jagers houden niet alleen de populatie onder controle, met elk schot jagen ze ook veel vogels weg, zeg Buijsman. „Nu we de jager niet meer mogen inschakelen, hebben de duiven vrij spel, het is hier net de Febo. Ik wil ze niet uitroeien, maar ze moeten weer bang zijn voor de jager.”
Tussen de bloemkolen schieten twee hazen richting de horizon. Roos zegt: „De balans is zoek. Mensen hebben een negatief sentiment bij jagen, maar als je hoort hoe groot de economische schade nu is, is dat dan wat je wilt?”
Aan de vogels zelf hebben de teler en de taxateur geen hekel. Duiven en kraaien zijn slimme beesten, zegt Buijsman. Roos spreekt van „een stukje evolutie”. Vogels passen zich snel aan. „Als de jager komt, zijn ze op hun hoede. Als ze mij zien denken ze: o, het is de taxateur maar.”
