Vogelgriep slaat over naar Antarctica en bedreigt daar zeldzame soorten

Hoogpathogene vogelgriep heeft de overstap naar Antarctica gemaakt. Dat meldde de British Antarctic Survey (BAS) begin deze week. De dienst trof veel dode en ernstig zieke zeevogels aan op Bird Island, bij het grotere eiland Zuid-Georgia, onder Zuid-Amerika. Het gaat om de inmiddels beruchte variant van het type H5N1 die sinds 2021 over de wereld raast en grote aantallen slachtoffers maakt onder wilde dieren.

De getroffen vogels zijn vooralsnog alleen subantarctische grote jagers (Stercorarius antarcticus). Het zijn grote, bruine zeevogels die nauw verwant zijn aan meeuwen en sterns. Ze migreren jaarlijks van hun broedgebieden in Antarctica naar noordelijker overwinteringsgebieden en keren in hun voorjaar (ons najaar) weer terug. De grote jagers van Bird Island hebben het virus hoogstwaarschijnlijk opgelopen in Zuid-Amerika, waar deze vogelgriep eind 2022 arriveerde en sindsdien hard toeslaat.

„Het was te verwachten dat het virus Antarctica zou bereiken”, reageert vogelgriepexpert Thijs Kuiken van het Rotterdamse Erasmus MC. „Maar als het dan inderdaad gebeurt, dan is dat toch een schok. Echt heel erg.”

Groot besmettingsgevaar

Op Bird Island en Zuid-Georgia broeden tientallen miljoenen zeevogels, waaronder albatrossen en pinguïns. Alleen al op Bird Island zelf gaat het om 50.000 paar pinguïns. Daarnaast leven er 65.000 zeeleeuwen, die ook zeer bevattelijk zijn voor vogelgriep. „De kans is groot dat dit een enorme uitbraak wordt”, zegt Kuiken. „Grote jagers zijn rovers en aaseters: die bezoeken al die andere soorten. Een groot besmettingsgevaar.” Daarnaast leven grote jagers langs de hele rand van het continent; zeker met de wind in de rug kunnen zij grote afstanden afleggen. Zij kunnen het virus dus ook meenemen naar andere delen van Antarctica.

Vogelgriepvirussen zijn er altijd geweest. Nu en dan ontstaan er, door mutaties en menging met andere griepvirussen, varianten die gevaarlijker zijn dan andere. Varianten waar pluimvee ernstig ziek van wordt, noemen we hoogpathogeen. In de afgelopen 25 jaar zijn er in Europa regelmatig uitbraken geweest van hoogpathogene varianten die waren ontstaan in pluimvee in Azië en zich verspreidden via trekvogels. Maar voorheen ging het steeds om seizoensuitbraken.

Sinds oktober 2021 gaat er echter een H5N1-variant rond, afkomstig uit Zuid-China, die ’s zomers niet meer weggaat. Daardoor raken nu ook grote aantallen broedvogels besmet; in Nederland onder meer veel kokmeeuwen, grote sterns en ook zeearenden.

Dode zeeleeuwen

„Dit is de grootste dierziekte-uitbraak die ik ken”, stelt Kuiken. „Vooral in Zuid-Amerika zijn de aantallen ontstellend hoog. Alleen al dit jaar stierven daar zo’n 20.000 zeezoogdieren, vooral zeeleeuwen, en meer dan een half miljoen zeevogels. En we weten dat daar ook Antarctische trekvogels overwinteren.”

Waar gaat dit eindigen? „Dit zou heel goed de nekslag kunnen zijn voor zeldzame soorten die alleen op de eilanden rond Zuid-Georgia voorkomen”, zegt Kuiken, „waaronder eendensoorten, een aalscholver en de Antarctische stern. Datzelfde geldt voor eilanden aan de Nieuw-Zeelandse kant van Antarctica.” Pinguïns zullen niet snel uitsterven, vermoedt hij, omdat de meeste soorten heel talrijk zijn. „Uiteindelijk zal zich een evenwicht instellen, omdat er toch enige immuniteit zal ontstaan. Maar in dat soort gevallen zien we vaak jaarlijks veel sterfte onder jongen. Het virus zal dus ongetwijfeld drukkend blijven werken op populaties.”

Direct risico voor mensen is er niet zozeer, aldus de viroloog: op Antarctica is er weinig interactie tussen mensen en vogels. „Maar er leven miljoenen zeeleeuwen dicht op elkaar. Als die massaal besmet raken, bestaat het risico dat er mutaties optreden die het virus gevaarlijker maken voor zoogdieren.”