Verkleurde randen en donkere vlekken in de marges ontsieren de perkamenten bladen van een fors, bijna veertig centimeter hoog boek uit 1469. De pagina’s die te zien zijn in de openliggende foliant zijn met de hand beschreven met twee kolommen tekst in grote, gotische letters. Geen plaatjes. Je zou een dergelijk groezelig en zelfs beschadigd manuscript normaal gesproken niet snel verwachten op een ereplaats in een expositie. Toch ligt het in een vitrine te pronken in de fascinerende tentoonstelling Zien & Geloven. Zintuiglijke ervaring in de late middeleeuwen in Rijksmuseum Twenthe in Enschede.

De reden voor de aandacht voor dit boek hangt samen met zijn oorspronkelijke functie. Het is een missaal, een handleiding die een priester gebruikte bij het opdragen van de mis. De Latijnse tekst schrijft de geestelijke niet alleen de woorden voor om uit te spreken, maar beschrijft ook de rituele handelingen die daarbij moeten worden verricht. Het is dus geen toeval dat de vlekken aan de randen van de bladzijde zitten, daar waar ook de aansporing aan de priester staat om zijn vingers te wassen. Schone handen zijn vereist voor het zegenen van de eucharistie, maar vocht op de vingers is funest voor een boek.
Het is een interessant voorbeeld van de manier waarop verschillende zintuigen een rol hebben gespeeld in de religieuze beleving van de late Middeleeuwen – en de sporen die dat heeft achtergelaten op voorwerpen uit die tijd. Het is het thema van deze prachtige tentoonstelling, waarin zo’n 150 boeken, beelden, schilderijen, liturgische en gebruiksvoorwerpen uit het Noord-Europa van vooral de 15de en de vroege 16de eeuw te zien zijn. Het geeft een veelzijdig beeld van manieren waarop zicht, tastzin, gehoor, reuk en smaak werden geprikkeld tijdens kerkgang en processie, gebed en meditatie.

Als extra zintuig wordt de proprioceptie opgevoerd: de waarneming van de positie van het eigen lichaam in de ruimte. Zo zijn in schilderijen en manuscriptverluchtingen vaak knielende gelovigen te zien. Het zoeken naar evenwicht in hun ongemakkelijk wankele houding, zo is de veronderstelling, zal hebben bijgedragen aan hun devote bewustzijn. Een oud eikenhouten bidbankje vertoont de slijtage van intensief gebruik.
Stank van de duivel
Gebruikssporen vormen maar een deel van het verhaal, dat deze expositie vooral vertelt aan de hand van mooie, vaak verfijnd uitgevoerde kunstwerken die iets laten zien van de fysieke kant van de laatmiddeleeuwse vroomheid. Er zijn wierookvaten, die zorgden voor de typische, harsige geur die je in katholieke kerken ook tegenwoordig nog kunt ruiken. Edelmetalen pomanders, die luchtjes verspreidden die de stank van de duivel en het dagelijks leven moesten verhullen. Klokken en belletjes, die klonken tijdens de mis, waarbij geproefd werd van de gezegende hostie en de wijn; het lichaam en het bloed van Christus. Soms werden er zelfs verfschilfertjes opgegeten van voorstellingen van Christus, en van heiligenprentjes, vanwege de wonderdadige of genezende kracht die er aan werd toegekend.
Aan de tastzin appelleerden rozenkransen, waarvan de kralen de gebeden structureerden. Theatraal is het effect van een houten beeldengroep van een levensgrote Christus, zittend op een ezel, op wieltjes meegevoerd tijdens Palmpasenprocessies. Poppen van het Christuskind konden worden aangekleed, en soms in een bijbehorend bed te rusten gelegd.
Een bijzonder exemplaar in die categorie is een Jésueau, een verguld zilveren wiegje uit het Luik van begin 15de eeuw: het zilveren kinderlijfje draagt een topzware gouden kroon en onder zijn bedje hangen bellen en rinkelende druiventrossen die het hemelse gezang moesten oproepen van de engelen die bij Christus’ geboorte aanwezig waren. Nog tot halverwege de 19de eeuw is het kostbare kleinood in gebruik gebleven bij nonnen.
Zingende engelen
Naast zo’n tachtig bruiklenen uit collecties in Nederland en elders in Europa, stelt Rijkmuseum Twenthe ook werken uit de eigen collectie centraal. Op die manier brengt het museum zijn belangrijke verzameling middeleeuwse kunst opnieuw onder de aandacht. Opvallend in dit verband is de tijdelijke hereniging van een tweeluik van de hand van de 16de-eeuwse Haarlemse schilder Jan Mostaert, waarvan zich een helft in Enschede bevindt en de andere wordt bewaard in Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid. De hitte van het hellevuur, de zwavelige stank die ermee werd geassocieerd, het zoete geluid van zingende en musicerende engelen: ze laten zich bijna voelen, ruiken en horen.
Tweeluik Jan Mostaert
Deugdzame christenen hoeven de hel niet te vrezen en kunnen vertrouwen op de boodschap van verlossing die Christus’ kruisdood behelst. Maar hoe zit het met rechtvaardige zielen die al eerder dan hij waren overleden? Volgens een middeleeuwse opvatting bevonden zij zich in het ‘voorgeborchte’. Om hen te bevrijden en naar de hemel te leiden, daalde Christus tussen zijn eigen dood en wederopstanding af naar dat dodenoord.


Foto’s: Collecties Rijksmuseum Twenthe, Enschede / Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid
Twee kleine panelen, beschilderd door Jan Mostaert (1515-1520), tegenwoordig bewaard in Enschede en Madrid en nu voor het eerst sinds eeuwen tijdelijk herenigd, illustreren dit tafereel.
Op het linkerluik verschijnt Christus aan zijn moeder Maria. In een roodachtig schijnsel worden zij omringd door engelen en figuren uit het Oude Testament, zoals de berouwvolle Adam en Eva rechtsonder, en koning David met kroon en lier daarachter.
Op het rechterpaneel zet de stoet gestorvenen zich voort. Vooraan knielt een luxueus geklede vrouw, waarschijnlijk hertogin Maria van Bourgondië.
