Bijna 70 procent van de doden in Gaza bestaat uit vrouwen en kinderen. Dat stelt het bureau voor mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR) vrijdag op basis van een eigen onderzoek. Het OHCHR spreekt van een „systematische schending van de fundamentele principes van het internationale mensenrecht”.
De VN houden sinds het begin van de oorlog op 7 oktober 2023 een telling bij. Deze telling is met 8.119 doden veel lager dan de ruim 43.500 Palestijnen die volgens het ministerie van Volksgezondheid zijn omgekomen in Gaza. Dat komt doordat de VN een andere telmethode hanteren: iemands overlijden moet door drie onafhankelijke bronnen worden bevestigd.
Het ministerie van Volksgezondheid in Gaza heeft volgens de meeste onafhankelijke deskundigen overigens een tamelijk solide reputatie als het gaat om de berichtgeving omtrent dodentallen.
‘Schijnbare onverschilligheid’
Het OHCHR meldt dat de meeste geverifieerde doden kinderen zijn, onder wie kinderen van 5 tot 9 jaar het vaakst omkwamen. „Het geweld moet onmiddellijk stoppen, de gijzelaars en degenen die onwillekeurig zijn vastgehouden moeten worden vrijgelaten en we moeten ons concentreren op het overspoelen van Gaza met humanitaire hulp”, zei de Oostenrijkse commissaris van de OHCHR, Volker Türk.
Volgens het OHCHR laten de aanvallen waarbij de Palestijnse bevolking wordt gedood „een schijnbare onverschilligheid” zien bij de Israëliërs ten aanzien van de dood van Palestijnse burgers.
Dicht bij elkaar staan ze in het bos, twaalf Russische krijgsgevangenen. Op ongeveer vijf meter afstand bewaakt door een Oekraïense militair met een machinegeweer. Met hangende schouders staan ze zonder boeien om bij een schuilplaats. Hun gezichten zijn bleek. Sommigen hebben hun Russische legeruniform nog aan, anderen dragen Oekraïense legerkleding.
Een van de twaalf stapt uit de groep voor een praatje met Oleksandr Klymenko, Oekraïens commandant bij het 225e aanvalsbataljon dat een kamp heeft opgeslagen in het bos van de Noordoost-Oekraïense provincie Soemy. Na enkele minuten vraagt Maksim (21) op zachte en eerbiedige toon om medicijnen. „De jongens hebben last van hun keel.” Zonder aarzelen belt Klymenko (49) naar een telefoonnummer om medicijnen voor de Russische krijgsgevangenen te regelen.
Onervaren dienstplichtigen
De twaalf Russen zijn door het aanvalsbataljon krijgsgevangen genomen tijdens de Oekraïense operatie in de Russische provincie Koersk, grenzend aan de Oekraïense Soemy-provincie. Daar viel begin augustus Oekraïne verrassend Rusland binnen en veroverde het grondgebied. Na drie maanden zitten daar nog altijd Oekraïense eenheden, al hebben ze wat van hun veroverde terrein moeten prijsgeven. De plaats Soedzja is nog altijd in Oekraïense handen.
Tijdens de aanval stond de Oekraïense krijgsmacht vooral tegenover grenswachten en jonge onervaren Russische dienstplichtigen, zoals Maksim. Ze hadden nog nooit een oorlog meegemaakt, nog nooit een schot gelost. Inmiddels zouden de Oekraïners tegenover Noord-Koreaanse militairen staan die deze herfst in de Koersk-provincie het Russische leger zijn komen versterken. Het zou volgens Westerse, Oekraïense en Zuid-Koreaanse inlichtingen gaan om 10.000 tot 12.000 Noord-Koreanen. Hard bewijs van hun aanwezigheid is nog niet getoond.
Volgens Kyiv zijn ze wel al ingezet op het slagveld. Andriy Kovalenko, hoofd van het Oekraïense Centrum tegen Desinformatie schreef afgelopen week op Telegram dat Noord-Koreaanse soldaten „al onder vuur liggen” in de regio Koersk. Tegenover het Zuid-Koreaans medium KBS liet de Oekraïense minister van Defensie, Roestem Oemjerov, weten dat Noord-Koreaanse militairen betrokken zijn bij „kleine gevechten”. Donderdag bracht president Volodymyr Zelensky naar buiten dat er slachtoffers zijn gevallen bij gevechten met Noord-Koreanen. De Oekraïense president specificeerde niet welke partij de verliezen te verduren kreeg.
Lees ook
‘Noord-Korea stuurt 12.000 militairen naar oorlog Oekraïne’
Klymenko heeft nog geen Noord-Koreanen ontmoet. Dat is een kwestie van tijd, zegt hij. De Noord-Koreanen kunnen dood of levend voor de buitenwereld hét bewijs vormen voor de aanwezigheid van buitenlandse troepen, meent Klymenko.
Onvoorspelbare factor
Hun komst geeft de oorlog een meer mondiaal gezicht. „Deze oorlog gaat niet meer alleen tussen Rusland en Oekraïne”, vindt Klymenko. „Wij staan tegenover een bondgenootschap van Rusland, Iran en Noord-Korea.” Door de Noord-Koreaanse inzet omschrijft Klymenko de strijd „als een soort wereldoorlog”. ïZelensky noemde de komst van de Noord-Koreanen „de eerste stap naar een wereldoorlog”. Misschien, denkt Klymenko, geeft dit het Westen een argument om meer en betere wapens te sturen naar Oekraïne.
Zelensky spoort het Westen aan Oekraïne meer te steunen nu Noord-Koreanen zouden meevechten. Maar onder de eigen bondgenoten doemt voor Oekraïne een onvoorspelbare factor op met de deze week gekozen nieuwe Amerikaanse president. Donald Trumps steun voor Oekraïne is niet vanzelfsprekend.
Juist de Koersk-operatie moet Oekraïnes bondgenoten ervan overtuigen dat Rusland is te verslaan, zegt legerperswoordvoerder Vadym Mysnyk operationeel-tactische groep ‘Siversk’, waaronder de operatie in Koersk valt. „We laten zien dat we Rusland aankunnen als we de benodigde wapens binnenkrijgen”, vertelt hij in een café in Soemy-stad.
De operatie, verduidelijkt Mysnyk, is ook ontstaan uit zelfverdediging. De Oekraïners hadden informatie over een aanstaande Russische inval in Soemy. Om dat te voorkomen besloot Kyiv tot een preventieve aanval op de Koersk-regio. Het drong de Russen terug bij de grens. Daarmee werd tevens een bufferzone gecreëerd.
Onvoorziene voordelen
Over de nadelen wil Mysnyk het niet hebben, zegt hij. Maar toch: hadden de Oekraïense troepen in de Koersk-regio niet beter ingezet kunnen worden in Oost-Oekraïne, waar Rusland terrein wint? Op de weg van Oekraïne naar de Koersk-provincie rijden onafgebroken Westerse en Oekraïense voertuigen, ambulances en pick-up trucks. Op alle voertuigen staat met tape of verf een driehoek getekend, het Oekraïense herkenningsteken voor deelname aan de Koersk-operatie.
Mysnyk ziet dit anders. „Deze vergelijking kan je niet trekken. Het is onbekend wat het resultaat zou zijn geweest als deze troepen in Oost-Oekraïne hadden gezeten. Daarbij zetten we hier aanvalseenheden in – dat is hun specialiteit. Daarvoor zijn ze getraind. Het is verstandiger dat je ze daarvoor gebruikt dan voor defensieve gevechten in Oost-Oekraïne.”
Oekraïense soldaten in de bossen van de noord-oostelijke Oekraïense regio Soemy.
Foto’s: Kostyantyn Chernichkin
De Koersk-operatie levert twee onvoorziene voordelen op, constateert Mysnyk fijntjes. Hij pakt een lijstje met aantallen van glijbommen en drones die de Russen hebben ingezet in de Koersk-regio. Die hebben ze niet kunnen gebruiken tegen onze bevolking en militairen in Oost-Oekraïne, benadrukt hij.
Het andere voordeel, zegt Mysnyk, is gevangenenruil. Sinds de Koersk-inval ruilden Moskou en Kyiv krijgsgevangenen met elkaar. De Russische gevangenen hadden gevochten in de Koersk-regio.
Chauffeur op de Krim
In een gevangenis in de provincie Soemy wachten tientallen Russische militairen op hun uitwisseling, nadat ze gevangen zijn genomen tijdens de Koersk-operatie. NRC heeft hen bezocht. In een van de cellen zit de Russische krijgsgevangene Andrej (59). Zijn verhaalt valt niet te verifiëren. Hij praat zonder een gevangenisbewaker naast zich.
Schuchter en met doffe ogen vertelt Andrej hoe de Russische krijgsmacht hem misleidde. Hij draagt een mitella en heeft verwondingen. Een ijzeren constructie zit vast aan zijn rechterarm en schouder. Andrej werkte als chauffeur op de Krim, het in 2014 door Rusland geannexeerde Oekraïense schiereiland. Binnen het leger kon hij meer verdienen en hij meldde zich aan voor de bouw van nieuwe militaire bases in Noord-Rusland. Hij tekende een contract voor een jaar. Maar de overeenkomst was nog niet volledig, merkte Andrej. „Ze voegden eraan toe dat mijn contract zou gelden tot het einde van de Speciale Militaire Operatie.” Hij gebruikt de Russische benaming voor de oorlog in Oekraïne.
Niks geen nazi’s. Het zijn goede mensen.
In plaats van het Russische noorden belandde Andrej in de oorlog met Oekraïne. Eerst bij Cherson en daarna in Koersk. Hij vertelt over de confrontatie met de Oekraïners. „We kregen te horen dat twee Oekraïense sabotagegroepen met twee tanks binnenvielen. Maar toen ik goed keek, zag ik hoeveel Oekraïens materieel en eenheden er waren. Oekraïne vuurde artillerie af op ons. Dit was geen sabotageactie. Ze schoten me neer en ik raakte buiten bewustzijn.”
De Oekraïners namen hem gevangen. Een arts uit Dnipro behandelde zijn verwondingen. Hij is de Oekraïners dankbaar voor hun hulp. „Niks geen nazi’s. Het zijn goede mensen.”
Het onderkomen van Russische krijgsgevangenen in de bossen van Soemy.
Foto’s: Kostyantyn Chernichkin
Gevangenenruil
Oekraïne heeft er alle belang om de Russische krijgsgevangenen in leven te houden en goed te behandelen, beklemtoont commandant Oleksandr Klymenko bij het 225e aanvalsbataljon, terwijl hij door het bos loopt naar een tank. „Door ze te ruilen haal je onze jongens uit Rusland. Het is niet rendabel als Russische krijgsgevangenen sterven. De doden kan je niet ruilen.”
Dus regelt Klymenko medicijnen voor de krijgsgevangenen, als Maksim daarom vraagt. De Russen eten hetzelfde als de Oekraïense militairen en krijgen sigaretten. Geen spoor van vijandschap in het bos tussen de Oekraïense militairen en de twaalf Russische krijgsgevangenen, die in afwachting zijn van een gevangenenruil.
Het wekt verbazing. Want het zijn toch de Russen die Oekraïne binnenvielen, steden aanvallen met drones, raketten en glijbommen en de energievoorzieningen verwoesten? Klymenko nuanceert het. „Dit keer zijn wij Russisch grondgebied binnengegaan. Een jongen als Maksim is dienstplichtig in het leger. Hij bewaakt de grens van zijn land. Hoe kan ik hem dit kwalijk nemen? Als ik hem over een jaar vechtend ontmoet in Oekraïne wordt het een ander verhaal.”
„Deze jongens waren op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Maksim is nog een kind. Net als die andere dienstplichtigen”, zegt Klymenko, die zelf vader is. „Ze hebben nog niks gezien van het leven, hebben nog een vader en moeder. Iemand als Maksim vormt geen enkel gevaar voor ons. We willen geen wraak nemen of iemand in elkaar slaan. Ze zijn al gevangen en moreel depressief. Je slaat niet iemand die op de grond ligt. Oorlog is oorlog, maar je moet menselijk blijven.”
Mentaal moeilijk
Hoewel de Russische president Vladimir Poetin beloofde dat dienstplichtigen niet zouden vechten, om het thuisfront, de moeders, gerust stellen en onvrede te voorkomen, raken ze nu toch in de oorlog verzeild. Want Maksim is niet de enige gevangen Russische dienstplichtige van rond de twintig jaar in het bos, zegt Klymenko. Oekraïense en Russische media berichtten over Russische dienstplichtigen die vochten in de Koersk-regio. De Noord-Koreaanse militairen daar bespaart Poetin de inzet van de eigen troepen.
Als ik hem over een jaar vechtend ontmoet in Oekraïne wordt het een ander verhaal
Maksim vreesde juist het ergste bij een krijgsgevangenschap, vertelt hij zonder dat een Oekraïense militair meeluistert. Ook zijn verhaal valt niet te verifiëren. Zijn zwarte muts staat half op zijn hoofd. Hij draagt een vlassig baardje. „Iedereen was bang om gevangen te worden genomen. Ons was verteld dat onze oren en vingers zouden worden afgesneden.” Maar Maksim mankeert fysiek niks.
Hij loste geen schot toen hij in de Koersk-regio tegenover de Oekraïners stond. „We werden op een missie gestuurd. Onze commandant rende weg. Zonder hem dwaalden we rond. Toen riep iemand in het Russisch dat we onze wapens moesten laten vallen. Omdat ze Russisch spraken, dachten we dat het versterkingen zou zijn. Vervolgens werden we gevangen genomen door Oekraïners.”
„Mentaal is het hier moeilijk. Je denkt voortdurend aan je familie, de mensen naar wie je wil terugkeren. En het is heel moeilijk dat… Je ontmoet hier normale, goede mensen. Die zich zelfs op bepaalde momenten zorgen om je maken. Ze vragen of alles in orde is, of je ziek bent. Hoe kan je vechten tegen zulke mensen en hen doden?”
Zware en zwarte dagen zijn het, voor de honderden omwonenden van de vuilstort op Bonaire. Dinsdagavond laat brak een grote brand uit op de stortplaats Selibon. Veertig omwonenden moesten snel worden geëvacueerd vanwege de sterke rookontwikkeling. Vijftig van hen werden ondergebracht in een hotel in de hoofdstad Kralendijk, waar ze blijven tot ze weer veilig kunnen terugkeren naar hun huizen.
Ook Jan Verbeek, voorzitter van de bewonersorganisatie Pro Lagun, moest vlug handelen, vertelt hij via de telefoon. Hij woont op minder dan drie kilometer van de vuilstort. „Ik haalde met mijn vrouw onze twee zoontjes uit bed en we vertrokken snel naar vrienden, weg van de zwarte rookwolken.” De brandweer heeft vrijdagochtend lokale tijd het vuur onder controle, maar de rook houdt aan, vertelt Verbeek.
„Het eilandbestuur sprak woensdag tijdens een spoedzitting weer over ‘een incident’,” zegt Verbeek, „maar de branden zijn een structureel probleem. In mei woedde ook al een brand, die vier dagen duurde, en in maart was er ook brand. Nu zit het hele eiland weer in de stank.”
De stortplaats is niet vergund, niet omheind en het storten van afval gebeurt vrijwel ongecontroleerd, stelt de inspectie
De ‘landfill bij Lagun’, zoals de Selibon-vuilstort in de volksmond heet, ligt zes kilometer ten oosten van Kralendijk. Gezien de wind vrijwel altijd uit het oosten waait, hebben vooral de oostelijke wijken last van de rook en stank. Hoe giftig die rook is, is niet duidelijk omdat er onvoldoende metingen zijn geweest.
„De brandweer werkt sinds dinsdag hard om de opslag van afgewerkte olie en andere gevaarlijke materialen veilig te stellen, maar de stank houdt aan,” vertelt ook Judith Brekelmans, een consultant die tien jaar geleden naar Bonaire verhuisde. „Mijn huis staat zeven kilometer van de stort, maar ook ik heb de deuren en ramen de hele dag dicht. Er ligt van alles op de vuilstort, ook vrieskisten en koelkasten, die gaan ook in de fik, waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen.”
‘Tijdbom’
Het afvalcentrum Selibon, dat in de jaren negentig werd geopend, is al jaren een doorn in het oog van omwonenden. Er is te weinig toezicht, het afval wordt niet gescheiden en alles wordt lukraak gestort, zegt Verbeek. „Als je naar de stort gaat, vraagt niemand wat je komt doen. Aannemers dumpen golfplaten met asbest en steken die in de hens. Er ligt ook medisch afval, prikmateriaal, bloed. Het is een tijdbom.”
Het gevaar van de stortplaats voor het milieu en de volksgezondheid werd eind oktober onderschreven door een rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de toezichthouder van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Sinds 1 april van dit jaar vallen bedrijven op Bonaire – evenals Saba en Sint Eustatius een bijzondere gemeente van Nederland – onder nieuwe milieuwetgeving. Daardoor kan de ILT concreter inspecteren.
De ILT noemt de situatie bij Selibon „zorgwekkend, complex en urgent”. Er is sprake van „risico’s voor het milieu die wekelijks toenemen”. Op het terrein staan ongekoelde zeecontainers met biomedisch afval dat niet verbrand kan worden, omdat de installatie na klachten van de omwonenden is stopgezet. En containers met asbesthoudend materiaal dat niet goed is verpakt en via regenwater kan weglekken naar de bodem en het oppervlaktewater.
Bonairianen zeggen dat hun kippen en geiten doodgaan door de zwarte rook van de branden
In een interview in Trouw omschrijft ILT-teamleider Stan Smeulders de situatie op de vuilstort als „Lekkerkerk in het kwadraat” – een verwijzing naar het gifschandaal uit 1980, toen bleek dat driehonderd woningen in het Zuid-Hollandse dorp Lekkerkerk waren gebouwd op vervuilde grond.
Ook rond Selibon is de natuur vervuild. Onderzoekers van Wageningen University rapporteerden onlangs dat de kustwateren bij Lagun, aan de oostzijde van de stort, hoge concentraties van zware metalen bevatten, zoals koper, zink en kobalt. Smeulders pleit voor een grote opruiming van het gebied. Hij schat dat die drie jaar in beslag zal nemen.
Volgens de ILT moet vooral het bestuur van Bonaire orde op zaken stellen. „De stortplaats is niet vergund, niet voorzien van een omheining en het storten van afval gebeurt vrijwel ongecontroleerd,” aldus het inspectierapport. Veel omwonenden hebben last van hun luchtwegen en kampen met andere fysieke klachten.
Lees ook
‘Het kabinet moet Caribisch Nederland leefbaar houden’, stelt de Staatscommissie
Druk
Jan Verbeek van Pro Lagun denkt dat het eilandbestuur de milieuproblemen al jaren onderschat. Hij verwijt het ook dat het slechts terughoudend informatie deelt. „Er wordt hier vooral ‘gerommeld’. Dan krijgen niet-bestaande bedrijven de opdracht om afval te verwerken. Dat frustreert de bewoners. Het bestuur vergadert, bespreekt externe rapporten en maakt alleen microstappen. Daarbij moet ik aantekenen dat ook Den Haag deze afvalramp jarenlang heeft genegeerd.”
Gedeputeerde Clark Abraham noemt de situatie met de vuilstort „complex”. Hij stelt dat het bestuurscollege van Bonaire maximale druk heeft gezet op Selibon N.V. om het afval beter te verwerken. „We hebben geëist dat ze de bedrijfsvoering opkrikken, maar dat deden ze niet. We hebben negen jaar lang geen jaarrekening ontvangen.”
Volgens Daisy Coffie, lid van de eilandraad voor de politieke partij M21, is de problematiek op de vuilstort door de brand tot een ‘vulkaanuitbarsting’ gekomen. Ze erkent dat het overheidstoezicht op Selibon onvoldoende is. „Het ILT-rapport was vernietigend. Vergunningen en toezicht ontbraken totaal. We moeten hulp vragen aan Nederland om dit probleem op te lossen.”
Verder vindt Coffie dat de gezondheid van de medewerkers van de stortplaats en omwonenden moet worden onderzocht. „Ik hoor van bewoners dat ook hun kippen en geiten doodgaan door de zwarte rook van de branden. Dit is zeer zorgwekkend.”
Lees ook
Dagelijks merkt Onnie Emerenciana, boer op Bonaire, dat het klimaat verandert. ‘Mijn plastic schuttingen tegen de leguanen brokkelen af’
Eenzaamheid, zelfvergeving, traumaverwerking. Het donkere wolkendek in een hersenpan. De teksten van pianist en zanger Samora Pinderhughes (33) uit New York reiken ‘gut-level’ diep. In de muziek van Pinderhughes werd kwetsbaarheid zijn kracht. Gemotiveerd door het voornemen altijd ‘oprecht’ te willen zijn keert hij zich binnenstebuiten, in al zijn lamlendigheid die voortkomt uit het doorbreken van de cyclische patronen van mentale gezondheidsproblemen.
Komende week speelt Samora Pinderhughes hier met zijn zeskoppige band op drie festivals (Rockit in Groningen, Super Sonic Jazz in Amsterdam en November Music) plus een losse show in LantarenVenster in Rotterdam. De jetlag speelt hem nu parten, grinnikt de muzikant met de prettige, zachtmoedige uitstraling. Maar hij ziet er zeer naar uit zijn nieuwe muziek live te brengen. Hij is net gearriveerd in Berlijn voor zijn Europese tournee.
Onlangs verscheen Venus Smiles Not in The House of Tears, een super gedetailleerd en gelaagd, open modern jazzalbum dat zich per luisterbeurt beetje bij beetje openbaart. Tussen contemplatieve jazzpiano, neo-soul, artpop, hiphop, koorzang en elektronische soundscapes laveert Pinderhughes zeer openhartig langs thema’s als depressie, angst, sociale druk, vergeving en genezing. Hij kijkt naar zijn identiteit en ervaringen als ‘biraciale’ man en benoemt zijn onzekerheden.
Het meest opvallend: zijn zang. Het is een bedwelmend fluisterzingen met soms kronkelige, gritty stembuigingen – alsof iemand de vocalen met een draaipitch aanstuurt. Zijn uitzonderlijke, haast Nina Simone-achtige ongrijpbare geluid doet zowel smelten als rillen.
The Healing Project
Omdat het een erg kwetsbaar album is, krijgt hij veel reacties, vertelt de muzikant. „Mensen willen praten over hun eigen mentaal lijden. Heel mooi, want dat is voor mij precies waar het om gaat. Ik wil en hoop dat mensen zich begrepen voelen door mijn muziek over… tja, noem het de kunst van leven. En ik kan ze vertellen wat voor mij goed werkt als ik weer eens een knoop voel in mijn maag.”
Wat dan? „Erover praten en beslist naar buiten. Lopen!”
Vraag hem naar de rol van muziek in zijn bestaan en je krijgt meteen een diepzinnig antwoord. „In muziek vind ik mijn taal. Muziek resoneert diep in mij, het is elementair. Spiritueel gezegd komt de muziek tot mij, als gift, waarna ik die als een soort kanaal zo ijverig en zo gedetailleerd mogelijk naar buiten doorgeef. Zelfs met mijn meest persoonlijke muziek kan ik niet zeggen dat ik daar de enige architect van ben.”
Pinderhughes is veelzijdig. Naast zanger, pianist, componist en filmmaker is hij ook een zachte activist. De in de Californische Bay Area opgegroeide Samora Pinderhughes ontving in 2023 van de Mellon Foundation een subsidie van een miljoen dollar. Het ongekend hoge bedrag was voor zijn multidisciplinaire Healing Project, een community die draait om ‘helen’, in zowel artistiek opzicht (muziek en beeldende kunst) als in sociaal-maatschappelijke projecten.
Het eerste album dat bij dit project hoort, was zijn album Grief. Hij werkte eraan met producer Jack DeBoe, zijn vaste muziekmaatje (die ook muziek maakte voor de Late Show with Stephen Colbert). Grief was een van de opvallendste jazzalbums van 2022: mild en introspectief bezong Pinderhughes menselijk lijden en veerkracht. Zijn nummers in een toverbal aan muziekgenres waren gebaseerd op ongeveer honderd interviews die hij had gehouden met mensen van kleur die in de gevangenis zaten of een vorm van ‘structureel geweld’ hadden meegemaakt. Daarnaast was er een tentoonstelling en een online archief.
The Healing Project, Pinderhughes werkt er al aan sinds 2014, gaat „om genezing en jezelf emotioneel openstellen – voor je eigen gevoelens, voor de ervaringen van anderen, voor vrijgevigheid”. Zijn sociaal-politieke betrokkenheid heeft hij niet van een vreemde. „Die vonk sprong al vroeg over.” In hun gemengde gezin hebben zijn ouders beiden een academische graad. Activistisch als ze zijn, springen ze graag in de bres voor maatschappelijke kwesties.
Al vanaf de kleuterschool maakt hij muziek. „Een van de juffen daar ontdekte mijn liefde voor muziek. Ze was een Venezolaanse percussioniste met een geweldig ritmegevoel. Dus ik begon met percussie, en op mijn zevende stapte ik over op piano.” Dat hij muziek speelde, voelde vanzelfsprekend. Net als voor zijn jongere zus, Elena Pinderhughes, zangeres en fluitist (bij onder meer Chief Adjuah-trompettist Christian Scott), die ook al vroeg in bands speelde.
Zorgen voor zijn broze opa
Samora Pinderhughes studeerde, overigens net als Nina Simone in 1950, piano op de befaamde Juilliard School of music in New York. Jazz. „Pianisten als Kenny Barron en Frank Kimbrough leerden me diepgaande beginselen van de piano, van solopiano, ritme, tijd en begeleiding, wat voor mij belangrijk is als zanger die zichzelf begeleidt. Je moet ruimte zien te vinden tussen de noten en de melodie en wat op de voorgrond gebeurt niet in de weg zitten.”
Zijn studietijd in New York, vertelt hij, was „verre van wild”. Hij woonde in bij zijn broze grootvader, een psycholoog op hoge leeftijd. „Ik heb hem tot zijn overlijden verzorgd. We hadden een erg goede band en via hem leerde ik veel over beeldende kunst. Ja, als jonge jazzstudent had ik misschien op wat meer sociale ervaringen gehoopt, maar ik ging niet uit, ik zorgde voor hem. Heel dierbaar.”
Zijn overlijden was Pinderhughes eerste ervaring met persoonlijk verlies en omgang met rouw. Hij besefte toen hoe weinig we als mens leren om te gaan met de dood. „In ons moderne leven is rouw is geïndividualiseerd. Mensen weten niet hoe ze met rouw moeten omgaan.” Het was het begin van zijn album Grief.
Zijn invloeden komen van overal, zegt hij. Hij verdiepte zich in Cubaanse en West-Afrikaanse muziek. Als tekstschrijver bestudeert hij naast literatuur en non-fictie, academische en filosofische artikelen. Maar zijn songwriting wordt minstens zo veel beïnvloed door rapmuziek. Wat hem betreft „van het hoogste schrijfniveau”. Als kunstenaar ziet hij zich voortkomen uit een lijn die hij de „zwarte radicale traditie” noemt – uitgesproken Afro-Amerikaanse kunstenaars afstammend uit de Afrikaanse diaspora.
De liedjes op Venus stammen uit verschillende perioden van zijn leven, vertelt hij. Sommigen al van een jaar of acht terug. Wat is de reden dat hij ze niet eerder uitbracht? „Nou ja, ik denk dat het gewoon allemaal wat te persoonlijk aanvoelde. En ik wilde dat ze echt goed zouden worden.” Hij vertelt hoe hij in die jaren zijn ‘stem’ moest vinden als songschrijver. En dit persoonlijke project liep parallel met zijn andere muziekprojecten. „Beetje bij beetje leerde ik hoe ik mezelf kon uiten in liedjes en hoe dat verfijning vereist. Ik denk dat er van sommige liedjes waarschijnlijk vijftig versies bestaan.”
Al langer is ‘Forgive Yourself’, het slotnummer van zijn shows. Met meerstemmige zang sluit hij er ook zijn album mee af. Het is als een mantra: „Forgive yourself, learn to live with yourself.” Even teer als bedwelmend geeft Pinderhughes een aai over bezorgde wangen.
Dat hij vorig jaar besloot door te zetten met de release van Venus kwam door de warme ontvangst van zijn album Grief. „Dat heeft me vertrouwen gegeven. Ik genoot ervan hoe mensen een relatie opbouwden met mijn liedjes, hoe ze er steeds weer naar terugkeren. Het voelt zo steeds veiliger voor me.”