Vissen van Picasso in zee, vissen van Picasso op je bord


Joyce Roodnat In het Picassomuseum in Antibes ziet Joyce Roodnat werk van de meester. Er is veel en het is prachtig en ze vindt Picasso een kwal, maar hij schildert zo lief. Eén tekening houdt haar vast. Met een vrouwenhand.

Joyce Roodnat

Omdat ik voor het geluk geboren ben (soms denk ik dat), ben ik in het Picassomuseum in Antibes. Het zit in het 14de-eeuwse Chateau Grimaldi en is gevuld met kunstwerken van Picasso die allemaal op zijn minst goed zijn en niet zelden heel goed. Ze zijn ook nog eens grotendeels in hetzelfde jaar gemaakt: in 1946 toen Picasso hier zes maanden woonde en werkte. Hij had in 1945 Dora Maar verlaten. Zij inspireerde zijn ‘La femme qui pleure’, vier meesterlijke doeken, vier onuitsprekelijke huilbuien.

Voor Picasso is een vrouw iets als een favoriete jas. Je draagt ’m de hele tijd, tot je een andere ziet die je ook bevalt en dan neem je die.

Dora Maar is verleden tijd. Nu is de 21-jarige kunstenares Françoise Gilot zijn verkering en schildert hij niet langer vrouwen in tranen, hij maakt zwermen opgetogen meesterwerkjes in alle tinten van zon en zee en krekelgetjirp.

Ik zie zee-egels en octopussen. Ik zie een lachende vis in de zee, ik zie vissen op je bord met uien en knoflook. Er zijn wandtapijten, er is keramiek. Er is veel en het is prachtig en ik vind Picasso een kwal. Maar hij schildert zo lief. Ik dein door Chateau Grimaldi op de golven van een chanson in mijn hoofd. ‘La mer’ van Charles Trenet of zo, iets waarvoor mijn moeder de radio harder zette.

Eén tekening houdt me vast, dunne potloodlijnen op zacht wit papier. Het middelpunt is een kleine driehoek, beeld-steno voor een schaamstreek, met rondom rechthoeken, cirkels, ellipsen: een vrouw als een meetkundig probleem. De lijnen fluisteren over schoonheid, hartstocht en gène, denk ik. Françoise is het onderwerp, hier gaat alles over haar, dus deze tekening ook. Picasso bestudeert haar lichaam, en haar effect op hem, hij tekent wat ze hem doet.

Pablo Picasso: Figure feminine 11 novembre 1946 (III).
Foto Erik van Zuylen

Onderop het vel staat de omtrek van een linkerhand. Dat deden we allemaal wel eens: je legt je hand op een blaadje en trekt hem om met een potlood of een stift. Hand weg. Hé, hij is een tekening geworden. Magisch moment.

Van wie is deze hand? Ik laat mijn eigen hand erboven zweven – hij past. Die hand is niet Picasso’s hand, kan niet, dit is de hand van een vrouw. Van Françoise. Vroeg Picasso haar om aan zijn meetkundige tekening haar hand toe te voegen?

Of, en dat kan ook, daagde Françoise Gilot Picasso uit met de omtrek van haar hand? Zag hij plotseling haar hand op een vel papier en ging hij ermee aan de gang? Daar houd ik het op. Ik ben een romantica, ik wil dat Picasso haar hand herkende als een wenk en direct dacht aan een streling.

Maar ik kan alleen maar gissen en verzinnen, die hand is een mysterie. Dat is goed, kunst zit vol mysteries. Anders is er niks aan.