N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Muziek
Operadebuut Chef-dirigent Lorenzo Viotti leidt bij De Nationale Opera zijn eerste Strauss-opera: ‘Der Rosenkavalier’. Pittig schakelen is niet zijn element, stromende passie wél. De nieuwe cast biedt sterke nieuwkomers.
Bij alles wat er echt toe doet, is timing cruciaal. Humor. Liefde. Ontroering. Daarover gaat Strauss’ opera en flitsende zedenkomedie Der Rosenkavalier (1911). Tederheid wordt er óók breed in uitgesponnen, net als somberen over je eigen vergankelijkheid. Maar de liefde troost. Met de aria ‘Die Zeit, die ist ein Sonderbar Ding’ en het liefdesduet ‘War’s ein Traum’ leverde Strauss twee van de allermooiste momenten uit de operageschiedenis af, koepeltjes van suikerstroop om de soms zoute levenspap.
Operachef Lorenzo Viotti (33) dirigeerde nooit eerder een opera van Strauss. Het was een van zijn wensen met het Nederlands Philharmonisch Orkest juist in Der Rosenkavalier zijn Strauss-debuut te maken.
De productie van regisseur Jan Philipp Gloger, die De Nationale Opera herneemt, is van 2015, maar een nieuwe cast maakt dat de productie anders overkomt dan acht jaar geleden. En over tijd gesproken: hoe lang lijkt 2015 niet geleden?
Gelijk bleef wel het decor, met drie tableaus voor de drie akten. De elegante woonkamer voor de eerste akte, waarin de edele Feldmarschallin (32) haar echtelijke eenzaamheid vergeet in de armen van graaf Octavian (17). Voor de tweede akte is er de tikje ordinaire partytent, waarin de brave nouveau riche-dochter Sophie dreigt te trouwen met Ochs; een verarmde baron met testosteron in plaats van manieren. Gelukkig is er de slotakte, waarin Ochs in een shabby overspelhotel in de val wordt gelokt zodat de echte liefde tussen Octavian en Sophie kan opbloeien.
Onrust en tederheid
Het orkest trekt in deze productie de meeste aandacht. Oorzaak: de Strauss-antenne van nieuwkomer Viotti staat wezenlijk anders afgesteld dan die van zijn voorgangers Edo de Waart, Simon Rattle en Marc Albrecht – drie eredivisie Strauss-dirigenten. Viotti houdt van brede gebaren, van stromende tederheid, van opera met een hoofdletter. Maar Strauss schakelt opgewonden van stemming naar stemming en kleurt die stemmingen ook nog in met geniale gelijktijdigheid. Tederheid waar verval doorheen prikt, chaos die zich in rust al stiekem aankondigt – jalapeno in een roomdessert.
Viotti’s vaardigheid in het bedwingen en benutten van die vele symfonische draaikolkjes liet bij de première wensen open, de ouverture was zelfs een tikje saai in terughoudendheid. Soms ontstond ook even wat onrust in de afstemming tussen bak en bühne. Maar als gezegd: waar passie mag stromen, zoals in de finale, is Viotti heer en meester, en laat hij het Nederlands Philharmonisch heerlijk pralen en stralen.
De cast is uitstekend, met Maria Bengtsson als steeds edeler klinkende Marschallin en Nina Minasyan als een in alles innemende Sophie. Angela Brower is overtuigend in broekenrol Octavian, maar zingt in hoge fortissimi nét wat aan de hoge kant. De Ochs van bas Christof Fischesser oogt jong en rebels: meer een intens vervelende corpsbal dan de gebruikelijke proleet-op-leeftijd. Het personage wordt er grimmiger, minder grappig van. Sowieso: veel losjes te lachen valt er niet in deze Rosenkavalier, de eigentijdse herkenbaarheid van de getoonde wansmakelijkheden berooft je van die lust. Maar waar de liefde triomfeert, voel je de ontroering branden.
Lees ook het interview met Lorenzo Viotti: ‘Ik zou zeker willen werken met Nederlandse rappers’