In de laatste middagzon licht de rommelige façade van de lange Bismarckstrasse in Berlijn nog even op. De auto’s vormen een lang en ronkend lint, maar wie de moeite neemt om linksaf te wandelen, belandt plotseling aan de verstilde oevers van een pittoresk meer. „Dat is Berlijn”, glimlacht violiste Lisa Batiashvili (45), „een wereld vol van verrassingen, alsof hier vijf of meer steden op één plek zijn samengesmolten.”
Tegenover het Lietzenseepark heeft ze in de huiskamerkroeg op een straathoek een tafel aan het raam gevonden. Na twintig jaar in het statige München woont Batiashvili nu in deze labyrintische lappendeken. „Berlijn ademt vrijheid”, zegt ze. „Als kind groeide ik op onder de communistische Sovjet-dictatuur. Dus wie mij vraagt om geluk te omschrijven, zal ik antwoorden dat vrijheid daarvan een wezenlijk bestanddeel is.”
Begin jaren negentig – ze was twaalf – ontvluchtte Batiashvili met haar ouders hun thuisland Georgië dat na het uiteenvallen van het Oostblok afkoerste op een burgeroorlog. Op de eerste nacht van de driedaagse treinreis naar Moskou werd het gezin beroofd. De ‘mazzel’ was dat de dieven hun paspoorten en vliegtickets ongemoeid lieten, waardoor het berooide drietal toch kon doorreizen naar Hamburg. Daar stond het bestaan vanaf dat moment in het teken van het muzikale talent van de kleine Lisa, een belofte die ze al snel wist in te lossen. Vier jaar na de vlucht brak ze door met een tweede prijs bij het Sibelius Vioolconcours in Helsinki.
Inmiddels behoort Batiashvili al ruim twee decennia tot de wereldtop, met haar diepe en heldere klank. In die jaren trad de violist zo’n dertig maal op met het Concertgebouworkest. Deze week is ze terug in Amsterdam voor het Tweede Vioolconcert van Sergej Prokofjev, evenals Batiashvili balling en bohémien.
„Hij schreef het stuk halfweg de jaren dertig op een tournee met de Franse violist Robert Soetens. Het belangrijkste thema van de opening bedenkt hij in Parijs, dat van het tweede deel borrelt op in het Russische Voronezj. In de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe voltooit hij de orkestratie en de première vindt plaats in Madrid. Je hoort die vele invloeden terug. De viool schildert sferen, kleuren en karakters, wat Prokofjev als geen ander kan.”
Eenzaamheid
Batiashvili’s moeder speelde piano, haar vader viool. Bij zijn lessen zat ze als kind gebiologeerd toe te kijken. „Ik probeerde zijn leerlingen te imiteren. Dat kleine instrument was mijn grote droom. Het is maar goed dat je dan nog niet weet hoe veeleisend de viool kan zijn, hoeveel innerlijke kracht het vraagt om het podium op te gaan en te presteren, en hoeveel angsten je daarvoor moet overwinnen.”
Zelf maakte Batiashvili meerdere crises door. Het begon al op haar veertiende. „En daarna immer wieder, zoals ze hier zeggen. De eerste keer geloofde ik dat het allemaal was afgelopen, dat ik nooit meer zou kunnen spelen. Gaandeweg ontdekte ik dat zulke momenten erbij horen, dat elke crisis me verder brengt, een verdieping hoger in het huis van het leven. Het gaat bij mij ook nooit om hetzelfde probleem. Iedere kunstenaar moet door zulke tijden heen, geloof ik, dat is een onmiskenbaar onderdeel van ons bestaan.”
Ze weet niet anders dan dat het leven in het teken stond van de viool. Het gezin vertrok uit Georgië voor haar muzikale toekomst. Onlangs, vertelt Batiashvili, keerde ze voor een concert weer even terug in Hamburg, de stad van haar tienerjaren.
„Onze hoop op betere tijden vermengde zich bij aankomst met de pijn van het afscheid van een wereld die we kenden en liefhadden. Als enig kind bracht ik veel tijd door in mijn eigen hoofd, peinzend over het leven. Mijn eenzaamheid kon ik vaak terugvinden in muziek, bijvoorbeeld in het Vioolconcert van de Fin Jean Sibelius waarmee ik op mijn zestiende doorbrak. Dat stuk paste bij me: de eenzame viool die een weg zoekt in een koud en bevreemdend landschap.”
Alles was nieuw in Duitsland voor de Georgiërs, die meer naar de Italiaanse en Franse leefwijze neigen. „De mensen in Hamburg waren afstandelijker dan we thuis gewend waren. Ik kreeg het idee dat Duitsers me te emotioneel vonden en dus werd ik bang om mijn gevoelens te uiten. Daardoor begonnen Georgiërs me als pragmatisch en kil te zien. Het was verwarrend. Want een kind weet niets van al die verschillende identiteiten. Pas toen ik mijn Franse man ontmoette en we onze kinderen grootbrachten in Duitsland, begonnen de puzzelstukken langzaam op hun plek te vallen.”
Ze ziet haar twee dochters, nu twintig en zestien, opgroeien tot wereldburgers. De oudste studeert inmiddels communicatiewetenschappen in Amsterdam. „Hun geschiedenis ligt in Frankrijk, Georgië en Duitsland. Ze bezitten de weidse blik van een nieuwe generatie. Voor mij als Georgiër was het ingewikkeld om aan Duitsland te wennen. Zij leiden al vanaf hun geboorte een internationaal leven. Waar ben ik thuis? Zo’n soort vraag kent in hun bestaan een andere plek dan in het mijne. Onze dochters voelen een band met Georgië, maar beseffen dat ze verschillen van jongeren die daar wortelen. En dezelfde houding hebben ze tegenover Fransen en Duitsers. Ik zie dat door alle invloeden die in hen samenkomen, ze zich sneller openen voor andere mensen en plekken.”
Schoonheid
Batiashvili’s geboorteland brengt met zijn krap vier miljoen inwoners ongewoon veel grote klassieke musici voort. De violist probeert die rijke traditie in stand te houden met haar eigen stichting, die via beurzen talent van Georgische bodem de kans geeft zich te ontwikkelen. „De kinderen daar hebben van nature een aanleg voor de kunsten. Ik herken in hen een grote openheid en scheppingsdrift. En dan is er nog die enorme vrijheid van expressie waarmee ze musiceren. Het volk van Georgië is onderdrukt door de communisten en vandaag de dag gebeurt dat door andere politieke krachten. Maar de jonge generatie laat zich dat niet aandoen. Ze zijn geen Russen die zich slaafs aan de heersende macht onderwerpen. Georgiërs tonen zich steeds weer mensen met een sterke individualiteit.”
Telkens wanneer ze terugkeert, voelt Batiashvili hoe diep schoonheidsbesef zich aan de Georgische ziel heeft gehecht, en hoezeer dat gevoel haar ook vergezelde naar Duitsland. „Die kern is altijd onaangetast gebleven”, zegt ze. „Veel mensen vereenzelvigen mijn manier van spelen met schoonheid. Ze vragen me vaak hoe belangrijk een mooie toon is. Ik denk liever in kleuren en lagen. Soms vraagt de muziek om iets anders dan schoonheid.
„Ik vergelijk in dat opzicht violisten vaak met zangers. We willen beiden een grondtoon die mooi, warm en diep is. Met lelijkheid als basis zal ik nooit iets kunnen maken dat mensen innerlijk vervult. Schoonheid kan kil zijn, maar in mijn wereld belichaamt zij warmte en diepte. Wat wil ik anderen laten horen? Wat wil ik hen laten voelen? En waar ligt mijn hart? Want ik kan mezelf niet verloochenen. In de kunst kan iedereen een eigen taal kiezen. Ik zal luisteraars moeten overtuigen van mijn manier om een verhaal te vertellen. Bezoekers van het Concertgebouw zijn geen musici, die komen kijken naar vingerzettingen. Ze zoeken naar een ervaring, een droom waarin ik hen kan meevoeren.”
Soms wanneer Batiashvili alleen is, en zelf die droom even wil beleven, speelt ze solostukken van Bach of muziek van Franz Schubert. „Schubert is voor mij zerbrechlich, breekbaar. Zijn muziek herbergt onzekerheid, op een mooie en diepzinnig manier. De verbeeldingskracht zweeft teder, broos en meditatief: dezelfde gedachten en emoties duiken telkens in andere gedaanten op. Schubert bevindt zich altijd ergens tussen hemel en aarde, op een plek die zich niet laat definiëren, maar waar ik me thuis voel.”
Op zo’n moment vloeien mens en musicus even samen. Vaak staan ze op gespannen voet met elkaar, merkt Batiashvili. „Kunst vraagt offers. Overgave. Wanneer ik speel, gaat mijn hele organisme daarin op. Soms weet ik niet welk deel van mezelf nog overblijft om aan anderen te geven – bijvoorbeeld mijn kinderen. Hoe zou het leven zijn als ik uitsluitend musicus was? Vermoedelijk zou ik opbranden, omdat ik niet meer zou kunnen stoppen. Ik heb ook een echt leven nodig. Dat evenwicht is een zoektocht. Al heb ik liever de huidige hoogten en diepten dan een leven dat tikt met de regelmaat van een uurwerk. We moeten geen machines worden.”