Vikingen, wolvengehuil en kronen van hertengewei, zo verbroedert Heilung het publiek

De Noors/Deens/Duitse band Heilung staat bekend om zijn theatrale presentatie, én om zijn rituele opzet. Heilung (‘genezing’) wil zichzelf en het publiek helen en verbroederen. Als intro staat zo’n twintig man in een kring op het podium van de uitverkochte Afas Live, Amsterdam. Hoofdman Kai Uwe Faust vertelt met dringende stem dat we allemaal gelijk zijn, want allen „afstammend van dat ene grote wezen”.

Zangeres Maria Franz draagt witte kleding, een wit masker voor haar ogen en op haar hoofd een hertengewei. Faust draagt een versierde helm en bontcape. Ze staan onder een dak van takken en bladeren, mist kringelt tussen de bandleden, op de vloer liggen botten. Het publiek is goed voorbereid: mannen hebben horens in het haar, mannen en vrouwen dragen suede rokken en zwarte vegen op hun gezicht.

Voor hun stijl en muziek putte Heilung uit de stijl van Vikingen, horror en mythologie – elementen die meer Scandinavische folkrockgroepen gebruiken. Toch ontstaat in de handen van de twintig man, aangevoerd door de voormalige tatoeerder Faust, iets bijzonders. De verkleedpartij past bij hun ritualistische klank. De afgelopen tien jaar ontwikkelde Heilung een strak kader voor hun nummers die soms zeven of negen minuten duren. Bijna elk lied is traag, wordt aangevuurd door diep rommelende drums, en krijgt een laag galm. Op de achtergrond murmelen keyboard en viool.

De ijselijke stem van Maria Franz klieft door deze duistere elementen, roept uitgerekte jammerklachten, of galmt woordloos. Naast haar klinkt Faust als half mens, half didgeridoo, zijn onderaardse gegorgel als een bezwering.

Heilung haalt inspiratie uit de stijl van de Vikingen, mythologie en horror. Foto Andreas Terlaak

Binnen de geheimzinnige sfeer past geen praatje met de zaal, Faust communiceert via indringend wolvengehuil dat onmiddellijk wordt beantwoord met nog harder gejank van het publiek.

Heilung is geïnspireerd door oude Germaanse en IJslandse teksten, en zingt behalve in het Deens ook in deze uitgestorven talen. Ze hebben het over goden en oorlogen, over natuurgeweld van gletsjers en storm, en ondertussen is er tweespalt tussen ‘koning’ Faust en ‘koningin’ Franz, te zien aan de ‘vechtdans’ die ze uitvoeren. Oorlog wordt verbeeld door zes figuren met grote ronde schilden die kreten brullen terwijl de strijddrums roffelen, in‘Krigsgaldr’ (‘oorlogsmagie’).

Er is ook humor: de dreigende schilden dienen bij een volgend nummer als frivool afdakje om onder te dansen. In de zaal wordt weinig bewogen, daar stompt het publiek een vuist in de lucht, of roffelt op het eigen hart. Dat de muziek uiteindelijk enigszins eentonig wordt is voor de fans geen belemmering. De wolven blijven huilen.